ECLI:NL:OGEAA:2020:548

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
AUA202002605
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of de werknemer, [gedaagde], een dringende reden had gegeven voor ontslag op staande voet door zijn werkgever, Unicon N.V. De werknemer was op 8 mei 2007 in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam als service engineer. Op 5 oktober 2020 werd hij beschuldigd van het zonder toestemming verwijderen van een condensor uit de yard van Unicon, samen met een collega. Unicon stelde dat dit gedrag, in combinatie met eerdere incidenten, een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde.

De procedure begon met een verzoekschrift van [gedaagde] waarin hij zijn ontslag aanvocht en vorderingen deed tot doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling. Tijdens de zitting op 19 november 2020 voerden beide partijen hun standpunten aan, waarbij Unicon het verweer voerde dat [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vorderingen. Het Gerecht oordeelde dat er geen gronden waren voor niet-ontvankelijkheid en dat het spoedeisend belang van [gedaagde] bij zijn vorderingen evident was.

Het Gerecht concludeerde dat Unicon niet voldoende had aangetoond dat [gedaagde] een dringende reden voor ontslag had gegeven. De stelling dat [gedaagde] op 5 oktober 2020 niets te zoeken had in de yard werd verworpen, evenals de claim dat hij medeschuldig was aan het wegnemen van de condensor. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was en dat [gedaagde] recht had op doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling. Unicon werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 9 december 2020.

Uitspraak

Vonnis van 9 december 2020
Behorend bij K.G. AUA202002605
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
UNICON N.V.,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Unicon,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gehouden ter terechtzitting van donderdag 19 november 2020 om 8:30 uur.
1.2 [
Gedaagde] is ter terechtzitting verschenen samen met zijn gemachtigde, vergezeld door mr. E. Duijneveld (secretaris juridische zaken van vakbond SEPPA). Unicon is verschenen samen met haar gemachtigde, vergezeld door de heer [naam manager 1] (manager) en de heer [naam manager 2] (manager). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Krachtens een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [gedaagde] op 8 mei 2007 in loondienst getreden van Unicon, laatstelijk in de functie van “
service engineer”.
2.3
Aan de hand van op 5 oktober 2020 gemaakte videobeelden van de zogeheten “
yard” van Unicon (hierna: de yard) heeft Unicon [gedaagde] op 6 oktober 2020 gehoord. Aan de hand daarvan heeft Unicon [gedaagde] bij brief van diezelfde datum per direct op non-actief gezet met behoud van loon. Als reden daartoe is gegeven door Unicon dat [gedaagde] op 5 oktober 2020 zijn collega [naam collega] (hierna: [naam collega]) in de yard heeft geholpen bij het in de auto zetten van een aan Unicon toebehorende airco condensing unit (hierna: de condensor).
2.4 [
Naam collega] heeft de condensor verduisterd en bij hem thuis te Savaneta achtergelaten. Nadat dit voor Unicon duidelijk was heeft [naam collega] de condensor teruggegeven aan Unicon. [Naam collega] is vanwege die verduistering op staande voet ontslagen door Unicon.
2.5
Unicon heeft [gedaagde] bij schrijven van 7 oktober 2020 op staande voet ontslagen. Dat schrijven vermeldt onder meer het volgende:
“(…).
Conform uw schema zou u tezamen met collega [naam collega] op 5 oktober 2020 de hele dag tewerkgesteld worden in de KIA, en aldaar airco’s servicen. U dient daarvoor ’s ochtends op het werk te komen, in te klokken, en een van de bedrijfsauto’s mee te nemen en samen naar de KIA te rijden. U wordt verwacht om omstreeks 15.30 uur terug te zijn op het werk. Mocht u voor het werk onderdelen nodig hebben dan dient u daarvoor een werkorder in te leveren bij uw leidinggevende, waarna u - voordat u naar KIA rijdt - bij ons magazijn de onderdelen op dient te halen.
Echter, zoals wij gisteren 6 oktober 2020 met u hebben besproken, tonen videobeelden aan dat u op 5 oktober 2020 samen met collega [naam collega] niet direct na het inklokken naar KIA bent gereden. In plaats daarvan heeft u zich samen met uw collega naar de yard begeven, alswaar u, alleen danwel samen met [naam collega], een condensor van het merk Gree uit de yard heeft verwijderd en in een bedrijfsauto geplaatst. Zowel u als [naam collega] hadden geen opdracht om een condensor uit de yard te halen, noch toestemming. Onze GPS beelden tonen aan dat de bedrijfsauto vervolgens naar Bosch is gereden, voor onderhoud. De condensor is sinds 5 oktober 2020 omstreeks 08:30 uur spoorloos.
Toen wij u op 6 oktober 2020 in verband hiermee hoorden hadden noch u noch [naam collega] een geldige reden voor het verwijderen cq meenemen cq plaatsen van de condensor in de bedrijfsauto. Meer specifiek gaf u aan dat u alleen maar geholpen zou hebben bij het in de auto zetten van de condensor, maar u kon niet aangeven waarom [naam collega] - die samen met u die dag in KIA zou werken - een condensor in de bedrijfsauto zou hebben geplaatst, noch waar de condensor was gebleven.
(…).
Het is niet de eerste keer dat u betrokken bent bij het meenemen van bedrijfseigendommen, al dan niet in vereniging met anderen:
  • Op 13 januari 2011 heeft u een schriftelijke waarschuwing gekregen nadat werd geconstateerd dat u een compressor in de auto van een collega plaatste, zonder toestemming daartoe;
  • Op 17 januari 2014 bent u voor drie dagen disciplinair geschorst nadat werd geconstateerd dat u naliet een condensor unit die u bij een klant had opgehaald bij Unicon in te leveren (…)
De gebeurtenissen van 5 oktober 2019 - waar Unicon nota bene toevallig is achter gekomen -, leveren voor Unicon zowel individueel, als gezamenlijk (op zichzelf en in combinatie met de eerdere voorvallen van 2011 en 2014), een dringende reden op voor uw ontslag op staande voet, per direct. Unicon heeft al het noodzakelijke vertrouwen in u verloren.
(…).”.
2.6
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft [gedaagde] de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen, met daarbij de mededeling aan Unicon dat hij bereid blijft om de bedongen arbeid te verrichten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Gedaagde] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Unicon veroordeelt om [gedaagde] zijn loon (door) te betalen vanaf 7 oktober 2020 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
b. Unicon beveelt om [gedaagde] met onmiddellijke ingang tewerk te stellen in zijn functie;
c. subsidiair, enige andere te dezen juist voorkomende beslissing neemt;
d. Unicon veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Unicon voert verweer en verzoekt het Gerecht [gedaagde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans zijn vordering af te wijzen, en hem te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vorderingen. Het ontvankelijkheidsverweer van Unicon wordt daarom verworpen.
4.2
Het spoedeisend belang van [gedaagde] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.3
Unicon heeft [gedaagde] op staande voet ontslagen omdat hij op 5 oktober 2020 (1) naar de yard is gegaan terwijl hij daar niets te zoeken had en (2) [gedaagde] samen met [naam collega] zonder de daartoe vereiste toestemming een aan Unicon toebehorende condensor uit de yard heeft verwijderd en in een bedrijfsauto heeft geplaatst. Volgens Unicon is dit niet de eerste keer dat [gedaagde] betrokken is bij het wegnemen van bedrijfseigendommen van Unicon, al dan niet in vereniging met anderen. Unicon heeft op grond dit alles geen vertrouwen meer in [gedaagde].
4.4
De vraag die in dit geschil beantwoord dient te worden is of in een bodemprocedure met grote mate van zekerheid het oordeel valt te verwachten dat de door de Unicon aangevoerde ontslagreden te kwalificeren valt als een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615o BW. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.5
Als dringende redenen worden volgens artikel 7A:1615o lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het door een werknemer grovelijk veronachtzamen van de verplichtingen welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt, kunnen voor een werkgever een dringende reden vormen voor een ontslag op staande voet. Het zonder toestemming wegnemen van bedrijfseigendommen van in dit geval Unicon kan in het licht van alle overige omstandigheden van het geval een dringende reden opleveren voor ontslag.
4.6 [
Gedaagde] heeft onbestreden gesteld dat de door hem op 5 oktober 2020 gebruikte bedrijfsauto van Unicon in de yard stond geparkeerd, en dat hij in de ochtend van die dag die auto aldaar moest ophalen om naar het KIA te gaan. Die vaststaande stelling brengt mee dat de stelling van Unicon, dat [gedaagde] die dag niets te zoeken had in de yard, voldoende feitelijke grondslag mist. Die stelling wordt daarom gepasseerd.
4.7
Vast staat dat [naam collega] op 5 oktober 2020 [gedaagde] heeft gevraagd om hem in de yard te helpen met het optillen van de condensor om die vervolgens te plaatsen in de door [naam collega] bestuurde bedrijfsauto, hetgeen vervolgens allemaal is gebeurd. In het licht van de stelling van [gedaagde], dat hij niet wist dat [naam collega] zonder de daartoe vereiste toestemming van Unicon de condensor had meegenomen, stelt Unicon dat [gedaagde] eerst aan [naam collega] had moeten vragen of [naam collega] de vereiste toestemming had van één van de managers van Unicon om de condensor mee te nemen. Door dat niet te doen, is [gedaagde] medeschuldig aan het wegnemen van de condensor, aldus Unicon. Die door [gedaagde] bestreden stelling mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing. Met name is gesteld noch gebleken waarom [gedaagde] voorafgaand aan het optillen en het samen met [naam collega] in bedoelde bedrijfsauto zetten van de condensor aan [naam collega] had moeten vragen of hij de voor het meenemen van de condensor vereiste toestemming had verkregen van één van de managers van Unicon. Dit klemt temeer omdat dit alles in alle openheid plaatsvond in aanwezigheid van andere collega’s en onder toezicht van camera’s, en Unicon ter zitting heeft verklaard dat er geen gezagsverhouding bestaat tussen [gedaagde] en [naam collega] waardoor [gedaagde] in elk geval niet verantwoordelijk is voor gedragingen van [naam collega].
4.8
Vast staat in dit geschil dat [naam collega] de condensor met de door hem bestuurde bedrijfsauto naar zijn woning heeft gebracht en aldaar heeft achtergelaten. Gesteld noch is gebleken dat [gedaagde] hierbij aanwezig was, en evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde] wist dat [naam collega] dit van plan was. [Gedaagde] heeft in het licht van dit alles dan ook niet of onvoldoende betwist gesteld dat hij niet wist wat er met de condensor is gebeurd nadat hij die bij de yard samen met [naam collega] in diens bedrijfsauto had gezet. Het vermoeden van Unicon dat [gedaagde] samen met [naam collega] de condensor naar diens woning heeft gebracht en zich aldus medeschuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk wegnemen van de condensor is naar het voorshandse oordeel van het Gerecht niet voldoende voor het oordeel dat sprake is van een dringende reden voor ontslag.
4.9
Vorenstaande brengt mee dat in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid het oordeel valt te verwachten dat [gedaagde] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven aan Unicon zoals door haar gesteld. [Gedaagde] heeft daarom naar het voorshandse oordeel van het Gerecht op goede grond de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen. De hiervoor onder a. omschreven door [gedaagde] gevraagde voorziening zal daarom worden toegewezen als na te melden. Er zijn geen overige feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Met name geldt dat in het licht van al het vorenstaande het door Unicon gestelde verlies van het noodzakelijke vertrouwen in [gedaagde] objectief gezien niet gerechtvaardigd is. In de omstandigheid dat naast de wettelijke verhoging ook wettelijke rente wordt gevorderd en toegewezen ziet het Gerecht ambts- en billijkheidshalve aanleiding om de wettelijke verhoging gematigd vast te stellen op telkens maximaal 15%. Het Gerecht ziet geen grond of aanleiding om de toe te wijzen loonvordering van [gedaagde] anderszins te matigen.
4.1
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Unicon bij afwijzing van het door [gedaagde] verzochte ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij toewijzing daarvan.
4.11
Wat betreft de gevorderde wedertewerkstelling wordt het volgende overwogen. Afweging van de belangen van partijen valt ook te dezen in het voordeel van [gedaagde] uit. In het algemeen heeft te gelden dat in geval van een onterecht geoordeeld ontslag op staande voet het voor de betrokken werknemer uitermate diffamerend is om evenwel niet te worden toegelaten tot het werk. Gesteld noch gebleken is dat door terugkeer van [gedaagde] op de werkvloer van Unicon de bedrijfsvoering van Unicon schade wordt aangedaan of in gevaar wordt gebracht. De vordering onder b. zal ook worden toegewezen.
4.12
Unicon zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op
(450,-- + 218,64 =) Afl. 668,64 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- veroordeelt Unicon tot (door)betaling aan [gedaagde] van zijn loon gerekend vanaf 7 oktober 2020 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met (1) de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en (2) met wettelijke rente telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon tot aan de dag der algehele voldoening;
- beveelt Unicon om [gedaagde] met onmiddellijke ingang weer toe te laten tot de werkvloer van Unicon om zijn werkzaamheden in zijn reguliere functie gedurende zijn reguliere werktijden voor haar uit te kunnen voeren;
- veroordeelt Unicon in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 668,64 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 9 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 9 december 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: KG. nr. AUA202605
Inhoudsindicatie: KG - Civiel – Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht heeft de werknemer geen dringende reden gegeven aan de werkgever voor ontslag.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: