ECLI:NL:OGEAA:2020:555

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
AUA202002600
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over eigendom van een woonwagen en huurpenningen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met betrekking tot de eigendom van een woonwagen en de huurpenningen die daaruit voortvloeien. De procedure begon met een verzoekschrift en de mondelinge behandeling vond plaats op 13 november 2020. Eiseres stelt dat zij de eigenaresse is van de woonwagen, die zij op 24 februari 2018 heeft gekocht, en dat gedaagde onrechtmatig handelt door de woonwagen niet aan haar af te geven en huurpenningen te innen. Gedaagde betwist echter de eigendom van eiseres en stelt dat hij de eigenaar is van de woonwagen.

De rechter heeft vastgesteld dat de woonwagen op het perceel van gedaagde staat en dat hij de feitelijke macht over de woonwagen heeft. Volgens het Burgerlijk Wetboek wordt degene die een zaak houdt vermoed de rechthebbende te zijn, maar dit vermoeden kan worden weerlegd. Eiseres heeft geprobeerd aan te tonen dat zij de eigenaar is, maar de rechter oordeelt dat de stellingen van eiseres niet voldoende zijn om het wettelijk vermoeden van eigendom van gedaagde te weerleggen. De rechter concludeert dat er geen zwaarwegende belangen zijn die aan de zijde van eiseres pleiten voor toewijzing van haar vorderingen.

Uiteindelijk wijst de rechter de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak werd gedaan op 9 december 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 9 december 2020
Behorend bij K.G. AUA202002600
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[
(Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
[Gedaagde],
wonende in Aruba
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- nader toegezonden producties zijdens [eiseres];
- toegezonden producties zijdens [gedaagde];
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 13 november 2020.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: partijen bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, [eiseres] mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Partijen hebben een liefdesrelatie gehad die eind december 2019 tot een einde is gekomen.
2.3 [
eiseres] heeft op 24 februari 2018 krachtens een daartoe gesloten koopovereenkomst al dan niet voor zichzelf een woonwagen gekocht van ene [Naam] (hierna: verkoopster). Die woonwagen en het zich daarin bevindende meubilair waaronder begrepen apparaten (hierna: de woonwagen) staat vanaf die koop op het aan [gedaagde] toebehorend perceel te [adres] (hierna: het perceel).
2.4.
De woonwagen is in ieder geval vanaf november 2019 tot augustus 2020 aan derden verhuurd.
2.5 [
gedaagde] heeft [eiseres] bij brief van 26 augustus 2020 medegedeeld dat hij de eigenaar is van de woonwagen en dat [eiseres] daarom niet bevoegd is om de woonwagen te verhuren aan derden.
2.6
Bij brief van 11 september 2020 heeft [eiseres] betwist dat [gedaagde] de eigenaar is van de woonwagen en heeft [eiseres] [gedaagde] verzocht om de woonwagen aan haar af te geven en om de door hem geinde huurpenningen aan haar af te dragen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van de woonwagen aan [eiseres], dan wel [eiseres] toelaat om de woonwagen te doen ophalen, in beide gevallen met afgifte van alle in de woonwagen aanwezige meubilair, waaronder de koelkast, het gasfornuis en de tv die [gedaagde] daaruit heeft gehaald, dit alles binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee in gebreke is;
b. [gedaagde] veroordeelt om bij wijze van voorschot een bedrag te betalen van in totaal Afl. 10.000,-- aan door hem ten onrechte geïnde huurpenningen uit hoofde van verhuur van de woonwagen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling, te weten 11 september 2020;
c. enig andere beslissing neemt die het Gerecht juist voorkomt;
d. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aan deze vorderingen legt [eiseres] kort gezegd de stellingen ten gronde dat (1) zij de eigenaresse is van de woonwagen en dat [gedaagde] jegens haar onrechtmatig handelt door te weigeren om die aan haar af te geven, en (2) dat [gedaagde] de huurpenningen in verband met de verhuur van de woonwagen op onrechtmatige wijze heeft geïnd nu alleen [eiseres] bevoegd is tot inning daarvan.
3.3 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte.
3.4
Voorzover voor de uitspraak van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kortgeding, worden beoordeeld of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is.
4.3
Kernvraag in dit geschil is of in deze procedure als vaststaand of als voorshands aannemelijk kan worden geoordeeld dat [eiseres] de eigenaresse is van de woonwagen zoals door haar gesteld maar door [gedaagde] gemotiveerd bestreden. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.4
Niet in geschil is dat de woonwagen op het aan [gedaagde] in eigendom toebehorend perceel staat en dat hij de feitelijke macht daarover heeft ofwel de woonwagen houdt in de zin van artikel 3:107 BW. Krachtens artikel 3:109 BW in verbinding met artikel 3:119 BW wordt degene die een zaak zoals in dit geval de woonwagen houdt vermoed daarvan de rechthebbende of eigenaar te zijn. Het staat het Gerecht echter vrij om op grond van hetgeen over en weer door partijen is gesteld en de verdere omstandigheden van het geval te oordelen dat dit vermoeden zodanig is weerlegd dat [gedaagde] zijn gepretendeerde eigendomsrecht nader moet bewijzen. Uit dit één en ander volgt het wettelijk vermoeden dat [gedaagde] de eigenaar is van de woonwagen (hierna: het wettelijk vermoeden van eigendom). De thans te beantwoorden vraag is of er stellingen van [eiseres] komen vast te staan of voorshands aannemelijk kunnen worden geoordeeld die meebrengen dat het wettelijk vermoeden van eigendom wordt weerlegd. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.5 [
eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij de op het perceel staande woonwagen krachtens een tussen haar en [naam b] gesloten huurovereenkomst vanaf 20 juli 2020 heeft verhuurd aan die [naam b], en dat die de huur over de eerste maand heeft betaald aan [eiseres]. Ook heeft [eiseres] in dit verband onbetwist gesteld dat [gedaagde] van die huurder heeft geëist dat hij de volgende huur aan hem moest betalen bij gebreke waarvan hij de huurder uit de trailer zou doen ontruimen. Uit dit alles volgt naar het oordeel van het Gerecht nog geen weerlegging van het wettelijk vermoeden van eigendom, omdat ook een niet rechthebbende van een zaak die zaak rechtsgeldig kan verhuren zolang hij of zij daarvan het ongestoorde genot verschaft aan de huurder. Verder stelt [eiseres] impliciet dat zij krachtens de hiervoor onder 2.3 vermelde koopovereenkomst de woonwagen voor zichzelf heeft gekocht. Die stelling heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist en komt daarom in deze op snelheid gerichte procedure, waarin geen ruimte bestaat voor bewijslevering, niet vast te staan. Het Gerecht ziet in het licht van de omstandigheid dat de woonwagen vanaf de koop is geplaatst op het perceel van [gedaagde] ook geen aanleiding om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen, met als gevolg dat ook te dezen het wettelijk vermoeden van eigendom niet is weerlegd.
4.6
Overige feiten of omstandigheden waarmee het wettelijk vermoeden van eigendom wordt weerlegd zijn gesteld noch gebleken. Meer in het bijzonder heeft in dit verband te gelden dat het wettelijk vermoeden van eigendom niet volgt uit het bij partijen genoegzaam bekende document van 23 maart 2018 met als kopje “
prueba de pago”, waarvan [eiseres] stelt dat de bij haar naam geplaatste handtekening niet van haar is. [gedaagde] beroept zich in dit verband echter niet op die onderhandse akte en de echtheid van de door [eiseres] bestreden handtekening, zodat het niet aan hem is om ingevolge het tweede lid van artikel 138 Rv te bewijzen dat die handtekening wel van [eiseres] afkomstig is.
4.7
Als het beweerdelijk valselijk plaatsen door [gedaagde] van de door [eiseres] bestreden handtekening op bedoelde onderhandse akte al tot weerlegging van het wettelijk vermoeden van eigendom zou kunnen leiden, is het aan [eiseres] om te bewijzen dat dit (het valselijk plaatsen van bedoelde handtekening dus) het geval is. Daarvoor is in deze op snelheid gerichte procedure echter geen plaats, terwijl het Gerecht geen aanleiding ziet om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Dit temeer omdat ter zitting is gebleken dat de door [eiseres] bestreden handtekening naar het voorshandse oordeel van het Gerecht in elk geval ogenschijnlijk gelijk is aan een door haar erkende originele handtekening op een niet in dit geschil overgelegd maar wel door [gedaagde] ter zitting aan het Gerecht voorgehouden document.
4.8
Uit al het vorenstaande volgt dat de stelling van [eiseres], dat de woonwagen aan haar in eigendom toebehoort, niet vast komt te staan en evenmin voorshands aannemelijk wordt geoordeeld. Bij die stand van zake valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. De thans door [eiseres] verzochte voorzieningen zullen daarom worden afgewezen. Hierbij wordt nog overwogen dat de hiervoor onder b. omschreven vordering van [eiseres] mede in het licht van de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat [eiseres] de eigenaar van de woonwagen is concrete onderbouwing mist. Gesteld noch is gebleken is met name wie precies de huurder of huurders van de woonwagen waren in de hiervoor onder 2.4 vermelde periode, en evenmin is gesteld of gebleken wat die huurder of huurders maandelijks precies aan huur moesten betalen.
4.9
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiseres] bij toewijzing van haar vorderingen ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan.
4.10 [
eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], tot aan deze uitspraak op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
-wijst af het door [eiseres] verzochte;
-veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze vonnis is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 9 december 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: K.G. nr. AUA202002600
Inhoudsindicatie: KG - Civiel – Wettelijk vermoeden van eigendom niet weerlegd
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: