ECLI:NL:OGEAA:2020:557

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
AUA202000603
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van ontslag op staande voet in arbeidsgeschil

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap VEREA N.V. (ASBA). De verzoekster, die als manager in dienst was bij ASBA, werd op 13 december 2019 op staande voet ontslagen. ASBA stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege slecht functioneren en het verlies van een belangrijke klant, maar de verzoekster betwistte dit en stelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was. De verzoekster had eerder een parttime arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen, wat volgens haar duidde op bedrijfseconomische redenen voor het ontslag.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat ASBA de verzoekster op 11 december 2019 een parttime overeenkomst had aangeboden, wat de vraag opriep of het ontslag op staande voet wel terecht was. Het Gerecht oordeelde dat de redenen die ASBA aanvoerde voor het ontslag niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een dringende reden. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet nietig was, omdat de aangevoerde redenen niet de ware redenen voor het ontslag waren. ASBA werd veroordeeld om het achterstallige loon van de verzoekster te betalen en de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen en de noodzaak voor werkgevers om dringende redenen voor ontslag op staande voet goed te onderbouwen. Het Gerecht verleende de verzoekster toestemming om kosteloos te procederen, wat ook een belangrijke overweging was in deze zaak.

Uitspraak

Beschikking van 15 december 2020
Behorend bij E.J. AUA202000603
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
VEREA N.V. h.o.d.n. A.S.B.A.,
gevestigd in Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: ASBA,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 21 februari 2020;
- het verweerschrift, ingediend op 25 juni 2020;
- de aanvullende producties zijdens [verzoekster], ingediend op 27 augustus 2020;
- de pleitnota’s van partijen;
- de mondelinge behandeling op 1 september 2020;
- de akte uitlating d.d. 1 oktober 2020 van ASBA, waarbij is medegedeeld dat partijen geen regeling hebben bereikt.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
ASBA dreef tot begin 2020 een onderneming die als doel had het tegen betaling verlenen van diensten op het gebied van aanvragen voor werk- en verblijfsvergunning en naturalisatie.
2.2 [
Verzoekster] is voor onbepaalde tijd in loondienst van ASBA, laatstelijk in de functie van ‘
manager’tegen een nettoloon van Afl. 2.000,- per maand.
2.3
Op 2 augustus 2019 heeft ASBA één van haar grootste klanten te weten
‘Wine & Dine Group’als klant verloren.
2.4
In een ongedateerd e-mailbericht van ASBA, dat blijkens haar inhoud in ieder geval na begin oktober 2019 is verzonden, heeft ASBA aan [verzoekster] het voorstel gedaan om part-time te gaan werken. In het bericht (pleitnota van [verzoekster], productie 3) is, voor zover van belang, het volgende geschreven:
“(…) Nos a papia na begin Oktober 2019 cu ASBA ta draai hopi malo y cu lamentablemente mi no por afford bo como empleada na ASBA full time. (…)
Pa es motibo mi tabata pensando kiko mi lo por hasi, pa toch mi por mantenebo como empleada y ma menciona bo over traha pa ASBA part time. Pa cuminsa per januari 2020 part time.
Nos a perde un cliente hopi grandi Augustus, locual tabata un grupo di mas o menos 8 restaurant di Wine & Dine y esey a afecta ASBA inmensamente. (…)
Pa es motibo mi a ofresebo e contract siman pasa dialuna, paso e siman anterior bo tabata cu vakantie.
Pero net e siman despues bo a bira malo y tabata AO te cu awe y ba informami c ubo no a logra lesa contract bon.
E siman aki ta nos ultimo siman di trabao. ASBA ta cera diabierna awo y lo habri bek dia 6 januari. E contract lo dreta na vigor per januari 2020 si e wordo firma. (…)”
2.5 [
Verzoekster] is bij brief van 13 december 2019 op staande voet ontslagen. De schriftelijke kennisgeving van het ontslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…) Sedert 1 januari 2019 ben je in dienst van Verea NV als manager en ben je verantwoordelijk voor het bedrijf. Je dient ervoor te zorgdragen dat het bedrijf rendabel is en alle verzoeken van klanten te verzorgen, documenteren, voorbereiden en filen. Echter blijkt dat onder jouw leiding dat het bedrijf verlies lijdt. Redenen hiervoor zijn het slecht managen, functioneren en het niet dragen van je verantwoordelijk.
In augustus 2019 is het bedrijf zelf aangesproken door advokaat van onze grootste klant Wine & Dine voor de slechte werkzaamheden verricht door jou en eiste terugbetaling van hetgeen zij ons hebben betaald.(…) Het gevolg was dat het bedrijf haar grootste klant verloor en het bedrijf in grote financiële problemen kwam te verkeren. Ik heb je hierop aangesproken echter had dit niet enige wijziging tot gevolg.
Intussen zijn er vele klanten die klagen over de werkzaamheden van jou en eisen deze hun geld terug en wensen te vertrekken. (…)
Recentelijk ben je met vakantie gegaan en daarna ziek gemeld. Ik heb je vele malen verzocht wat de uitstaande zaken waren om het werk over te dragen en te berichten welke werkzaamheden er moeten worden verricht en wanneer de klanten afspraken hebben met DIMAS en DPL. Ondanks verschillende verzoeken bleef je weigeren om medewerking te verlenen met gevolg dat de meeste klanten kwaad zijn en vertrokken. Deze handelswijze van jou brengt het bedrijf ten gronde en mij in financiële problemen.
Op 12 december 2019 kwam dhr. [naam van klant] woedend op kantoor en gaf aan dat hij een afspraak had bij DIMAS om 14.00 uur. Echter waren er geen documenten opgesteld voor deze afspraak. Ik heb zelf uiteindelijk zelf bij elkaar moeten verzamelen en verzorgen zodat de klant niet de dupe was van jou nalatigheid. De klant heeft alle stukken meegenomen en aangegeven niet meer terug te komen.
Ook heb ik jou gevraagd of er afspraken waren bij DPL en DIMAS maar kreeg niet eens reactie van jou. Doordat je niks hebt genoteerd er geen georganiseerde dossier zijn, soms is er niet eens een dossier gemaakt, is het geheel onduidelijk voor mij wat de lopende afspraken zijn.
(…)
Gezien het voorgaande wordt je hierbij met onmiddellijke ingang op staande voet ontslagen.
(…)”
2.6 [
Verzoekster] heeft bij brief van 13 december 2019 respectievelijk 12 februari 2020 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zij heeft zich bereid verklaard de bedongen arbeid te blijven verrichten.
2.7
Bij schrijven van 19 februari 2020 (verweerschrift, prod. 2) heeft de toenmalige gemachtigde van ASBA gereageerd op de brief van de gemachtigde van [verzoekster] d.d. 12 februari 2020 en geconcludeerd dat wel sprake is van een dringende reden voor het verleende ontslag op staande voet. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) Zoals door cliënte aangegeven in haar ontslag brief functioneert [verzoekster] slecht. Zo slecht dat de klanten zijn vertrokken en hun geld hebben teruggeëist. [Verzoekster] heeft het bedrijf van cliente geheel ten gronde gebracht.
(…)
Cliente lijdt enorme schade door [verzoekster], welke tot en met heden is begroot op Afl. 33.700,= (…).”
2.8
Op 17 december 2019 is ASBA opgeheven wegens gebrek aan financiering.

3.DE VORDERING

3.1
Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- [ verzoekster] toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
- te verklaren dat het door ASBA aan [verzoekster] op 13 december 2019 verleende ontslag op staande voet nietig is;
- ASBA te veroordelen om aan [verzoekster] haar loon door te betalen vanaf 13 december 2019 totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- ASBA te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan dit verzoek heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat zij op staande voet is ontslagen, terwijl er geen sprake was van een daartoe vereiste dringende reden. Het ontslag is om die reden nietig.
3.3
ASBA heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert dat het gevorderde dient te worden afgewezen, kosten rechtens.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Verzoekster] zal overeenkomstig haar verzoek gratis admissie worden verleend, nu zij een bewijs van onvermogen heeft overgelegd.
4.2
Aan de orde is de vraag of [verzoekster] ASBA een dringende reden heeft gegeven die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.3
Ingevolge artikel 7A:1615o BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7A:1615p lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7A:1615o BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren.
4.4
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zou hebben. Voorts dient in de beoordeling te worden betrokken dat een ontslag op staande voet een uiterste middel is.
4.5
Uit de ontslagbrief blijkt dat ASBA drie redenen zag om [verzoekster] op staande voet te ontslaan. ASBA voert in haar ontslagbrief aan dat [verzoekster] is ontslagen wegens haar slecht managen, functioneren en het niet dragen van haar verantwoordelijkheid. Dit heeft volgens ASBA geleid tot het verlies van één van haar grootste klant waardoor ASBA in grote financiële problemen kwam te verkeren. Daarnaast geldt voor ASBA als ontslagreden dat [verzoekster] tijdens haar arbeidsongeschiktheid geweigerd heeft medewerking te verlenen om het werk over te dragen. Ten slotte heeft te gelden als een ontslagreden voor ASBA dat ASBA op 12 december 2019 de heer [naam van klant] als klant heeft verloren, omdat er geen enkel document was opgesteld voor zijn afspraak op die dag bij DIMAS. Het gaat in dit geval dan ook om een zogenaamde ‘samengestelde dringende reden’. Dit betekent dat de afzonderlijke verwijten dienen komen vast te staan om te kunnen oordelen of het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
4.6 [
Verzoekster] heeft aangevoerd dat het ontslag nietig is omdat de aangevoerde redenen niet de ware redenen zijn voor het ontslag op staande voet. [verzoekster] stelt dat het in dit geval eigenlijk om bedrijfseconomische redenen gaat. Volgens [verzoekster] heeft ASBA haar op 11 december 2019 een parttime overeenkomst aangeboden om per januari 2020 als parttimer te werken. Zij heeft verwezen naar een door haar overgelegd concept van een part-time arbeidscontract dat door ASBA s opgesteld (pleitnota, prod. 4). Nadat [verzoekster] deze arbeidsovereenkomst heeft geweigerd, kreeg [verzoekster] de ontslagbrief d.d. 13 december 2019 met als reden dat zij onder meer haar werk niet naar behoren verricht. Volgens [verzoekster] is zij nooit eerder door ASBA aangesproken over haar werkzaamheden. Bovendien heeft ASBA zelf de feiten die zij in de brief van 13 december 2019 aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd, niet als dringende redenen beschouwd, omdat ASBA haar op 11 december 2019 een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft aangeboden om per januari 2020 parttime te werken, aldus [verzoekster].
4.7
ASBA heeft ter zitting erkend dat zij een parttime arbeidsovereenkomst aan [verzoekster] heeft aangeboden, maar zij heeft betwist dat zij dit op 11 december 2019 heeft gedaan. Volgens ASBA heeft zij de parttime arbeidsovereenkomst aan [verzoekster] al eerder aangeboden. Verder betwist ASBA dat [verzoekster] om bedrijfseconomische redenen op staande voet is ontslagen. ASBA stelt dat zij [verzoekster] heeft ontslagen om redenen gelegen in haar functioneren. Het ontslag is volgens ASBA om die redenen rechtsgeldig geschiedt.
4.8.
Het Gerecht is van oordeel dat uit de door [verzoekster] overgelegde e-mail (pleitnota producties, zie hiervoor onder nummer 2.4) blijkt dat ASBA aan het begin van de maand oktober 2019 aan [verzoekster] heeft medegedeeld dat ASBA financieel in een moeilijke situatie is komen te verkeren, waardoor het voor haar onmogelijk is geworden om [verzoekster] full-time in dienst te houden en haar salaris door te betalen. In de e-mail wordt een voorstel gedaan voor een part-time dienstverband vanaf januari 2020. Dit voorstel is dus gedaan na het vertrek van
‘Wine & Dine Group’in de maand augustus 2019. Bovendien wordt in de e-mail het vertrek van
‘Wine & Dine Group’niet aan [verzoekster] verweten. Dat haar slecht functioneren ter sprake zou zijn gekomen gedurende de functionerings-gesprekken is door [verzoekster] gemotiveerd betwist. Uit de overgelegde e-mail blijkt dat [verzoekster] slechts gevraagd wordt of zij akkoord gaat met een parttime arbeidsovereenkomst. Gelet op dit alles gaat het Gerecht er dan ook van uit dat eind 2019 een parttime arbeidsovereenkomst is aangeboden aan [verzoekster] wegens bedrijfseconomische redenen en dat er toen geen sprake was van een disfunctioneren van [verzoekster]. Zonder nader toelichting, die niet door ASBA is gegeven, kan dan ook niet worden geoordeeld dat [verzoekster] medio december 2019 al enige tijd slecht zou functioneren. In dat licht zijn de verwijten aan [verzoekster] ten aanzien van het (niet) overdragen van werkzaamheden tijdens haar laatste arbeidsongeschiktheid en het incident op 12 december 2019 met de heer [naam van klant] naar het oordeel van het Gerecht dan ook niet van zodanige aard dat deze een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
4.9
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de door ASBA aangevoerde samengestelde dringende reden niet is komen vast te staan en dat het ontslag op staande voet daarom nietig is. Gelet hierop behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer. Dat geldt ook voor de verwijten die ASBA in deze procedure aan [verzoekster] heeft gemaakt, maar die niet aan het ontslag op staande voet op 13 december 2019 ten grondslag zijn gelegd. De vraag of een ontslag op staande rechtsgeldig is gegeven, dient volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad te worden beoordeeld op basis van de verwijten die bij het verlenen van het ontslag aan dat ontslag ten grondslag zijn gelegd.
4.1
De vordering tot betaling van de verhoging wegens de vertraging op grond van artikel 7A:1614q BW zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de verhoging wegens de vertraging in geen geval 15% van het verschuldigde bedrag te boven zal gaan.
4.11
ASBA zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
5.1
verleent aan [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
verklaart voor recht dat het door ASBA aan [verzoekster] gegeven ontslag nietig is;
5.3
veroordeelt ASBA om aan [verzoekster] haar achterstallig loon te betalen vanaf 13 december 2019 en haar loon door te blijven betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging ingevolge artikel 7A:1614q BW, tot een maximum van 15% en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
5.4
veroordeelt ASBA in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verzoekster] worden begroot op Afl. 50,- aan griffierechten en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 15 december 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: EJ. nr. AUA202000603
Inhoudsindicatie: EJ - Arbeid. Het ontslag op staande voet wordt nietig verklaard.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken:
.