ECLI:NL:OGEAA:2020:562

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AUA201903103
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld en onrechtmatig beslag in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. tegen een gedaagde, is het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 december 2020 tot een uitspraak gekomen. De zaak betreft een vordering tot betaling van een schuld van Afl. 14.093,75, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had een overeenkomst van verbruikleen met Island Finance, waarbij hij zich verplichtte om een bedrag van Afl. 27.000,- terug te betalen in maandelijkse termijnen. Island Finance stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven en heeft conservatoir beslag gelegd op zijn vermogen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de vordering was verjaard, maar het Gerecht oordeelde dat een betalingsregeling was getroffen die de verjaring had gestuit. Het Gerecht heeft de vordering van Island Finance toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, rente en kosten. In reconventie heeft de gedaagde een vordering ingesteld tegen Island Finance wegens onrechtmatig beslag, maar deze vordering werd afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 16 december 2020
Behorend bij AUA2019003103
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 15 juli 2008 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 15.000,- ter leen van Island Finance ontvangt en hij zich verbindt om een bedrag van Afl. 27.000,-in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 450,- aan Island Finance terug te betalen, de eerste op 30 augustus 2008 en de laatste op 30 juli 2013.
2.2
Bij brief van 26 juni 2019 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op hem van Afl. 14.093,75, vermeerderd met 1,5% rente per maand vanaf 30 augustus 2003, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan hem in verbruikleen gegeven gelden.
2.3
Op 21 augustus 2019 heeft Island Finance onder Desarollos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V. (DHC) conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde].

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

in conventie
3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 14.093,75, vermeerderd 1,5% overeengekomen (gemaximeerde) rente per maand vanaf 20 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in Eerste Aanleg verschuldigd ad Afl. 1.500,- en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van zijn terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.
in reconventie
3.4 [
Gedaagde] vordert het Gerecht om voor recht te verklaren dat Island Finance jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld door onder DHC conservatoir derdenbeslag ten laste van hem te doen leggen, en Island Finance te veroordelen tot vergoeding van de in verband daarmee door hem geleden schade, bestaande uit het bedrag gelijk aan de wettelijke rente over het in beslag gehouden bedrag en verletkosten voor het voeren van verweer tegen een onrechtmatig beslag, begroot tot op heden op Afl. 350,-.
3.5
Aan deze vordering legt [gedaagde] ten grondslag dat de vordering van Island Finance ten behoeve waarvan het beslag is gelegd is verjaard en aldus de vordering waarvoor het beslag is gelegd ongegrond is.
3.6
Island Finance heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

in conventie
4.1 [
Gedaagde] beroept zich op verjaring van de vordering. Daartoe voert hij aan dat de erkenning door enkele betalingen na verloop van de verjaringstermijn de verjaring niet alsnog stuit.
4.2
Dit verweer faalt. Island Finance heeft, onder overlegging van een akte van 4 juli 2018, onweersproken gesteld dat partijen op die datum een betalingsregeling hebben getroffen, inhoudende dat [gedaagde] haar met ingang van 30 juli 2018 36 maandelijkse termijnen van Afl. 451,- betaalt. Met deze overeenkomst is een na verloop van de verjaringstermijn resterende natuurlijke verbintenis omgezet in een rechtens afdwingbare overeenkomst (artikel 6:5, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek. Dat brengt met zich dat in het midden kan blijven of ten tijde van de totstandkoming van deze overeenkomst de oorspronkelijke vordering was verjaard, welke vraag door [gedaagde] bevestigend wordt beantwoord en door Island Finance ontkennend.
4.3
Gelet hierop, dient de vordering te worden toegewezen.
4.4 [
Gedaagde] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de aan de zijde van Island Finance gevallen proceskosten, de beslagkosten inbegrepen.
in reconventie
4.5
Gelet op het hiervoor in reconventie overwogene, is de vordering waarvoor beslag wordt gelegd geheel in rechte erkend. [Gedaagde] heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat het gelegde beslag ook op andere gronden onrechtmatig is. Dat brengt met zich dat de vordering wordt afgewezen.
4.6 [
Gedaagde] dient, als de in het ongelijk gestelde partij, in de aan de zijde van Island Finance gevallen proceskosten te worden verwezen.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 14.093,75, vermeerderd met 1,5 overeengekomen (gemaximeerde) rente per maand vanaf 30 juli 2013 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 906,- (Afl. 280,45 + Afl. 208,05 +Afl. 197,45 + Afl. 220,05).aan explootkosten en Afl. 3.000,- (3 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 1.000,- (1 punt in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
in conventie en in reconventie:
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.