ECLI:NL:OGEAA:2020:564

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AUA202002805
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitlatingen door stichting in kort geding met betrekking tot beschuldigingen aan adres van eiser

In deze zaak, die op 16 december 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaten, rectificatie van uitlatingen die door de stichting FUNDACION NOS TA ARUBA (FNTA) en gedaagde 2 waren gedaan tijdens persconferenties op 29 oktober en 10 november 2020. Eiser werd beschuldigd van betrokkenheid bij onderhandelingen over de uitgifte van terreinen voor cannabisteelt en andere ernstige beschuldigingen die zijn eer en goede naam aantastten. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 4 en 7 december 2020, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten en bewijsstukken overhandigden. FNTA c.s. voerden verweer en stelden dat eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vorderingen tegen gedaagde 2. Het Gerecht oordeelde dat er geen gronden waren om eiser niet-ontvankelijk te verklaren en dat het spoedeisend belang van eiser bij zijn vorderingen evident was. Het Gerecht oordeelde dat de uitlatingen van FNTA c.s. onrechtmatig waren en dat zij moesten rectificeren. Het vonnis bevatte ook bepalingen over dwangsommen en proceskosten. Eiser kreeg gelijk in zijn vorderingen, en FNTA c.s. werden veroordeeld tot rectificatie van hun uitlatingen en het betalen van de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 16 december 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. AUA202002805
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en M.R.M. Reinkemeyer,
tegen:
de stichting
FUNDACION NOS TA ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: FNTA,
procederend bij [gedaagde 2] hierna genoemd en [naam secretaris respectievelijk voorzitter] (secretaris respectievelijk voorzitter van FNTA),
en
[GEDAAGDE 2],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde 2],
procederend in persoon,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: FNTA c.s..

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-nadere ingezonden producties zijdens [eiser], tevens voorzien van een gegevensdrager;
-een door [eiser] gediende akte houdende een wijziging van eis;
-door FNTA ingezonden producties, ook voorzien van een gegevensdrager;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 4 december 2020 en de voortzetting daarvan op 7 december 2020;
-de vanwege FNTA op 14 december 2020 bij de griffie van dit Gerecht ingekomen gepasseerde notariële akte van oprichting van FNTA;
-de reactie van [eiser] op die akte van 14 december 2020.
1.2 [
Eiser] is telkens ter zitting verschenen bij zijn gemachtigden; FNTA c.s. zijn telkens verschenen bij [gedaagde 2] en [naam secretaris respectievelijk voorzitter] voornoemd (hierna: [naam secretaris respectievelijk voorzitter]). Nadat de zaak op 4 december 2020 kort na aanvang daarvan om voor partijen bekende reden was geschorst hebben partijen op 7 december 2020 in twee termijnen ten principale het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde al dan niet geheel voorgedragen pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties waaronder begrepen gegevensdragers - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Partijen hebben tevens de aan hen door het Gerecht gestelde onderscheidenlijke vragen beantwoord.
1.3
FNTA c.s. hebben ter zitting verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen de door [eiser] beoogde wijziging van eis. Die wijziging is mede daarom toegelaten. Ter zitting heeft [eiser] zijn eis vervolgens verminderd, in dier voege dat hij de vorderingen ter zake van het moeten aanbieden door FNTA en/of [gedaagde 2] aan [eiser] van verontschuldigingen heeft ingetrokken.
1.4
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. FNTA en/of [gedaagde 2] veroordeelt tot het houden van een live persconferentie via 24ora.com op de eerste donderdagmiddag na de uitspraak van dit vonnis om 16:30 uur in het Wilhelminapark tijdens welke FNTA en/of [gedaagde 2] verklaart of verklaren dat de uitlatingen over [eiser] zoals gedaan in de eerdere persconferenties van 29 oktober 2020 en 10 november 2020, te weten dat [eiser] betrokken zou zijn bij onderhandelingen met Amerikanen althans buitenlanders ter zake van de uitgifte van terreinen voor cannabisteelt, dat hij zou regelen hoeveel geld hij hiervoor wil hebben en wie de terreinen krijgen en dat hij dit alles zou hebben gedaan namens zijn moeder, de Minister-President van Aruba, dat hij nog niet “
off the hook is” want hij is stroman of stille vennoot in de grondhandel voor cannabisteelt, dat hij helemaal geen goede naam of goede reputatie heeft en dat hij intieme relaties onderhoudt met drugshandelaren [naam 1] en [naam 2] niet door enig bewijs worden gestaafd en dat deze uitlatingen worden ingetrokken;
en/of het plaatsen van een schriftelijke rectificatie op de website 24ora.com en het Antilliaans Dagblad met de volgende tekst:
“RECTICATIE
FUNDACION NOS TA ARUBA EN/OF DE HEER [GEDAAGDE 2] RECTIFICEERT DE ONWARE UITLATINGEN TEGEN DE HEER [EISER]
In de persconferentie van 29 oktober 2020 zijn er door de Stichting Nos ta Aruba en/of de heer [gedaagde 2] publiekelijk ernstige beschuldigen gedaan in de richting van de heer [eiser], de zoon van de Minister-President van Aruba, namelijk dat [eiser] betrokken zou zijn bij onderhandelingen met Amerikanen althans buitenlanders ter zake van de uitgifte van terreinen voor cannabisteelt, dat hij zou regelen hoeveel geld hij hiervoor wil hebben en wie de terreinen krijgen en dat hij dit alles zou hebben gedaan namens zijn moeder, de Minister-President, dat hij nog niet “
off the hook is” want hij is stroman of stille vennoot in de grondhandel voor cannabisteelt, dat hij helemaal geen goede naam of goede reputatie heeft en dat hij intieme relaties onderhoudt met drugshandelaren [naam 1] en [naam 2]. Bij deze verklaart de Stichting Nos ta Aruba en/of de heer [gedaagde 2] dat deze uitlatingen niet op waarheid berusten, dat er geen bewijs is voor deze uitlatingen en de inhoud daarvan onnodig grievend, kwetsend en beledigend zijn voor de heer [eiser].”,
althans een door het Gerecht te bepalen persconferentie en/of schriftelijke rectificatie van ongeveer dezelfde inhoud en strekking;
b. bepaalt dat FNTA en/of [gedaagde 2] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt/verbeuren van Afl. 10.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat zij en/of hij voormeld bevel niet opvolgt of opvolgen;
c. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
d. FNTA en/of [gedaagde 2] veroordeelt in de proceskosten.
2.2
FNTA c.s. voeren verweer en concluderen dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen voorzover gericht tegen [gedaagde 2], en verder tot ontzegging van zijn tegen FNTA gerichte vorderingen, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens ad Afl. 3.000,--.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Dat geldt zowel wat betreft zijn tegen FNTA gerichte vorderingen alsmede zijn tegen [gedaagde 2] gerichte vorderingen. Als blijkt dat [eiser] geen vorderingsrechten heeft op [gedaagde 2] moet zijn tegen hem gerichte rechtsvorderingen worden afgewezen. Het ontvankelijkheidsverweer van FNTA c.s. wordt verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.3
Uit de door FNTA c.s. ingediende op negen juni 2017 gepasseerde notariële akte van oprichting blijkt genoegzaam dat FNTA een per die datum opgerichte stichting is en aldus als zijnde bestaand in rechte betrokken kan worden. Verdere opmerkingen/stellingen van [eiser] in zijn reactie van 14 december 2020 op die ingezonden akte blijven buiten beschouwing, temeer omdat FNTA c.s. daarop niet meer hebben kunnen reageren.
3.4
Niet in geschil is tussen partijen dat in elk geval FNTA zich bij monde van [gedaagde 2] tijdens persconferenties op 29 oktober 2020 en 10 november 2020 heeft uitgelaten zoals hiervoor omschreven in het gewijzigde petitum van [eiser]. FNTA c.s. stellen impliciet dat [eiser] geen vorderingsrecht (uit onrechtmatige daad) heeft op [gedaagde 2], omdat hij de bewuste uitlatingen heeft gedaan namens FNTA. Het Gerecht volgt FNTA c.s. niet in die stelling. Uit de door [eiser] gewraakte bij partijen genoegzaam bekende geluidsopnames waarin [gedaagde 2] telkens het woord voert volgt naar het oordeel van het Gerecht naar uiterlijke verschijningsvormen niet dat [gedaagde 2] telkens optreedt of het woord voert namens FNTA. Bij aanvang en/of het einde van bedoelde uitlatingen zegt [gedaagde 2] niet dat dit het geval is, en behalve dat gedurende die uitlatingen [gedaagde 2] in de wij-vorm (wij van FNTA) spreekt hij ook regelmatig in de ik-vorm. Ter zitting heeft [gedaagde 2] weliswaar gesteld dat hij met die ik-vorm ‘ik namens FNTA’ bedoelt, maar dat is voor de buitenwereld die bedoelde uitlatingen heeft gehoord niet zonder nadere doch uitgebleven publiekelijke uitleg duidelijk. Het is daarom dat bedoelde uitlatingen niet alleen aan FNTA kunnen worden toegerekend maar ook aan [gedaagde 2]. Het verweer van FNTA c.s. op dit punt wordt verworpen.
3.5
Voorop zij gesteld dat de door [eiser] verzochte rectificatie een beperking vormt op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting dat aan een ieder, derhalve ook aan FNTA c.s., op grond van het eerste lid van artikel I.12 van de Staatsregeling van Aruba en het in de Arubaanse rechtsorde rechtstreeks doorwerkende eerste lid van artikel 10 van het EVRM toekomt. Dit grondrecht geldt volgens voormeld artikel van de Staatsregeling van Aruba “
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening” en kan volgens het tweede lid van voormeld verdragsartikel slechts worden beperkt indien deze beperking bij de wet is voorzien en deze in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van een ander. Van een beperking die in Aruba bij (formele) wet is voorzien is sprake wanneer de uitlatingen van FNTA c.s. onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BWA.
3.6
Bij de beantwoording van de vraag of dit zich hier voordoet staan twee, ieder voor zich hoogwaardige en maatschappelijke en persoonlijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang van [eiser] om niet door publiekelijke uitlatingen van FNTA c.s. zoals hiervoor omschreven te worden aangetast in zijn eer, goede naam en persoonlijke integriteit; aan de andere kant het belang van FNTA c.s. om zich informerend, opiniërend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over [eiser].
3.7
De vrijheid van meningsuiting betreft niet alleen de inhoud van meningen, maar ook de vorm waarin zij worden geuit en strekt zich in beginsel ook uit tot uitingen die kwetsend, schokkend of verontrustend (kunnen) zijn. In de rechtspraak is verder onderscheid gemaakt tussen feitelijke verklaringen en waardeoordelen. Feitelijke verklaringen die de persoonlijke levenssfeer van een ander in negatieve zin raken moeten worden voorzien van een voldoende feitelijke grondslag, om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen. Dat geldt niet in geval van waardeoordelen, zij het dat een waardeoordeel excessief kan worden bevonden indien daarvoor een onvoldoende feitelijke basis is.
3.8
Met toepassing van onder meer het vorenstaande wordt het volgende overwogen, waarbij het volgende voorop wordt gesteld. FNTA c.s. stellen dat [eiser] niet in zijn goede naam kan zijn aangetast door de bewuste uitlatingen, omdat hij die naam al niet had. FNTA c.s. miskennen met dat betoog dat gesteld noch is gebleken dat [eiser] (1) al eerder dan de thans aan zijn adres gerichte beschuldigingen betrokken was bij dergelijke of soortgelijke feiten, en (2) dat [eiser] - en dat is van belang - in die zin al geen goede naam had. Aldus heeft te gelden dat het te dezen door FNTA c.s. opgeworpen betoog voldoende feitelijke grondslag mist. Dat betoog kan FNTA c.s. daarom niet baten, en wordt verworpen.
3.9
De door [eiser] gewraakte hiervoor omschreven uitlatingen van FNTA c.s. zijn beschuldigingen van [eiser] ter zake van verwerpelijke feitelijkheden zijn persoonlijke (en ook zakelijke) levenssfeer betreffende, die zijn eer en goede naam zonder meer aantasten. Dat betekent dat die uitlatingen van FNTA c.s. voorzien moeten zijn of kunnen worden van een voldoende feitelijke grondslag, om het onrechtmatige karakter daaraan te ontnemen. Die feitelijke grondslagen zouden volgens FNTA volgen uit de door hen overgelegde geluids- en beeldopnames, maar ter zitting is daarvan geenszins gebleken. Uit die opnames valt niet op te maken dat [eiser] betrokken is bij hetgeen waarvan hij wordt beschuldigd door FNTA c.s.. FNTA c.s. hebben te dezen naar het voorshandse oordeel van het Gerecht niet eens enig begin van bewijs of feitelijke onderbouwing overgelegd. Dat valt [gedaagde 2] en FNTA, die van daken schreeuwden dat zij bedoeld bewijs hadden en in deze procedure bij het Gerecht op tafel zouden leggen of presenteren, bijzonder kwalijk te nemen. [naam secretaris respectievelijk voorzitter] heeft ter zitting al dan niet namens FNTA nogal stellig verklaard dat als hij dergelijke dingen zegt over [eiser] het dan op waarheid berust, maar die volstrekt ongefundeerde verklaring zegt in negatieve zin heel veel meer over de persoon [naam secretaris respectievelijk voorzitter] zelf dan over wie dan ook.
3.1
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten FNTA c.s. door zich uit te laten over [eiser] zoals zij hebben gedaan onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser], en dat FNTA c.s. daarom moeten rectificeren als na te melden. Dat brengt mee dat de thans door [eiser] verzochte voorziening zal worden toegewezen. Daarbij heeft te gelden dat FNTA c.s. ter zitting onbestreden hebben gesteld dat zij geen toegang hebben tot het Antilliaans Dagblad. In het licht daarvan heeft [eiser] verklaard dat hij wat schriftelijke rectificatie betreft genoegen neemt met rectificatie in 24ora.com. Dat FNTA c.s. al hebben gerectificeerd door publiekelijk nader te verklaren of toe te geven dat in weerwil van wat zij eerder hadden verklaard de stem van [eiser] niet te horen was op de bij partijen genoegzaam bekende geluidsopname zoals aanvankelijk door hen gesteld valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet te begrijpen. Dit temeer omdat zij na die nadere verklaring tot en met de mondelinge behandeling van deze zaak vrolijk en ongeremd zijn doorgegaan met bedoelde ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van [eiser].
3.11
Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd worden opgelegd aan FNTA en aan [gedaagde 2], omdat daarvan voldoende prikkel uitgaat tot nakoming van dit vonnis door hen.
3.12
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van FNTA c.s. bij afwijzing van het door [eiser] verzochte ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan.
3.13
FNTA c.s. zullen, als de in het ongelijk gesteld partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 238,84 + 238,34 =) Afl. 927,68 aan verschotten en Afl. 1.750,-- aan salaris voor de gemachtigden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
4.1
beveelt FNTA en [gedaagde 2] om binnen een week na de betekening aan hen van dit vonnis
zonder enig commentaar en/of enig weerwoordop eigen kosten de volgende tekst in het geheel te publiceren op/in 24ora.com:

RECTICATIE DOOR FUNDACION NOS TA ARUBA EN DE HEER [GEDAAGDE 2] TER ZAKE VAN HUN UITLATINGEN TEGEN DE HEER KEVIN H. [EISER]
In de persconferentie van 29 oktober 2020 zijn er door de Stichting Nos ta Aruba en de heer [gedaagde 2] publiekelijk ernstige beschuldigen gedaan in de richting van de heer [eiser], de zoon van de Minister-President van Aruba, namelijk dat [eiser] (1) betrokken zou zijn bij onderhandelingen met Amerikanen althans buitenlanders ter zake van de uitgifte van terreinen voor cannabisteelt, (2) zou regelen hoeveel geld hij hiervoor wil hebben en wie de terreinen krijgen, (3) dit alles zou hebben gedaan namens zijn moeder, de Minister-President, (4) nog niet off the hook is, omdat hij stroman of stille vennoot is in de grondhandel voor cannabisteelt, (5) helemaal geen goede naam of goede reputatie heeft, en (6) dat hij intieme relaties onderhoudt met drugshandelaren. Bij deze verklaren de Stichting Nos ta Aruba en de heer [gedaagde 2] dat zij geen bewijs hebben kunnen leveren waaruit de juistheid van deze uitlatingen zou kunnen blijken en dat de inhoud daarvan onnodig grievend, kwetsend en beledigend is voor de heer [eiser]. Om die redenen worden die uitlatingen daarom ingetrokken”;
4.2
beveelt FNTA en [gedaagde 2] verder om binnen een week na de betekening aan hen van dit vonnis op eigen kosten om 16:30 uur in het in Aruba gelegen Wilhelminapark een persconferentie te geven ten overstaan van 24ora.com tijdens welke zij bij monde van [gedaagde 2] voor zichzelf en voor FNTA
zonder enig commentaar en/of enig weerwoordde volgende tekst publiekelijk moeten maken door voorlezing daarvan:
“Bij deze verklaar ik [gedaagde 2] voor mij persoonlijk alsmede voor de Stichting Nos ta Aruba dat de uitlatingen van die Stichting en van mijn persoon over [eiser] zoals gedaan in de eerdere persconferenties van 29 oktober 2020 en 10 november 2020, te weten dat [eiser] betrokken zou zijn bij onderhandelingen met Amerikanen althans buitenlanders ter zake van de uitgifte van terreinen voor cannabisteelt, dat hij zou regelen hoeveel geld hij hiervoor wil hebben en wie de terreinen krijgen, dat hij dit alles zou hebben gedaan namens zijn moeder de Minister-President van Aruba, dat hij nog niet off the hook is omdat hij stroman of stille vennoot is in de grondhandel voor cannabisteelt, dat hij helemaal geen goede naam of goede reputatie heeft en dat hij intieme relaties onderhoudt met drugshandelaren niet door enig bewijs worden gestaafd en dat deze uitlatingen daarom worden ingetrokken.”;
4.3
bepaalt dat FNTA en/of [gedaagde 2] ten behoeve van [eiser] ieder voor zich een dwangsom verbeurt/verbeuren van Afl. 500,-- per dag of deel daarvan dat FNTA en/of [gedaagde 2] voormelde bevelen niet of niet volledig opvolgen, en bepaalt voorts dat FNTA en/of [gedaagde 2] ieder voor zich te dezen maximaal Afl. 250.000,-- aan dwangsommen kunnen verbeuren;
4.4
veroordeelt FNTA c.s. in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.677,68;
4.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 16 december 2020.