ECLI:NL:OGEAA:2020:565

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AUA201902350
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een schuld uit hoofde van een schuldbekentenis

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Maricar Logistics N.V. (hierna: Maricar) een vordering ingesteld tegen GREG AUTO SALES N.V. (hierna: GAS) en twee andere gedaagden, die gezamenlijk zijn opgetreden in de zaak. De vordering betreft een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting, voortvloeiend uit een schuldbekentenis die door de gedaagden is ondertekend. Maricar vordert een bedrag van Afl. 26.464,97, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure is gestart met een verzoekschrift, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek. De feiten van de zaak zijn dat Maricar diensten heeft verleend aan GAS, waarvoor een bedrag van Afl. 26.187,34 is verschuldigd. De gedaagden hebben erkend de schuldbekentenis te hebben ondertekend, maar [gedaagde3] heeft verweer gevoerd door te stellen dat de schuld is overgenomen door de andere gedaagden. De rechter heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat Maricar op de hoogte is gesteld van deze overname en dat zij toestemming heeft gegeven.

De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van Maricar toewijsbaar is, aangezien de gedaagden tekort zijn geschoten in hun betalingsverplichtingen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat Maricar niet voldoende heeft aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 16 december 2020.

Uitspraak

Vonnis van 16 december 2020
Behorend bij A.R. AUA201902350 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
MARICAR LOGISTICS N.V. H.O.D.N. COMPLETE LOGISTICS EN ARUMIA LOGISTICS,
te Aruba,
EISERES, hierna te noemen: Maricar,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp,
tegen:

1.GREG AUTO SALES N.V. H.O.D.N. EPIC CAR CARE & SERVICES,

te Aruba,
GEDAAGDE, hierna te noemen: GAS,
procederend in de persoon van haar bestuurder,

2.[gedaagde2],

te Aruba,
GEDAAGDE, hierna te noemen: [gedaagde2],
procederend in persoon,

3.[gedaagde3],

te Aruba,
GEDAAGDE, hierna te noemen: [gedaagde3],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde3];
- de conclusie van antwoord van GAS en [gedaagde2];
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met producties van GAS en [gedaagde2];
- de akte van niet dienen verleend aan [gedaagde3];
- de akte uitlating producties van Maricar.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Maricar heeft diensten verleend aan GAS.
2.2
In een akte van 20 november 2014 is onder meer het volgende vermeld:
“Ondergetekenden, GREG AUTO SALES N.V. h.o.d.n. GS MOTORSPORT nader te noemen “GS MOTORSPORT”, [gedaagde2] (…) en [gedaagde3] (…), nader tezamen te noemen “schuldenaars” verklaren per hoofdelijk een bedrag groot Afl. 26.187,34 verschuldigd te zijn aan MARICAR LOGISTICS N.V. (…), nader te noemen “schuldeiser” uit hoofde van door Schuldeiser aan Schuldenaar verleende diensten. (…)
Schuldenaars zijn per heden aan de naamloze vennootschap MARICAR LOGISTICS N.V. (…) een hoofdsom van Afl. 26.187,34 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid van de verschillende facturen en vermeerder met 15% incassokosten zijnde Afl. 3.928,10, terzake door Schuldeiser aan Schuldenaars verleende diensten (…)”.
De akte is voorzien van een goedschrift en ondertekend namens dan wel door GAS, [gedaagde2] en [gedaagde3].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Maricar vordert – uitvoerbaar bij voorraad – gedaagden hoofdelijk te veroordelen te betalen de som van Afl. 26.464,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg ad Afl. 875,-, en gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt Maricar ten grondslag dat gedaagden een schuldbekentenis hebben ondertekend voor aan hen verleende diensten, dat gedaagden te kort geschoten zijn in de nakoming van hun betalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde3] voert verweer, dat voor zover van belang hierna aan de orde komt.
3.4
GAS en [gedaagde2] erkennen de vordering en wensen een betalingsregeling van Afl. 200,- per maand af te sluiten.

4.DE BEOORDELING

Inzake [gedaagde3]

4.1. [
gedaagde3] heeft erkend de schuldbekentenis te hebben ondertekend. Zij voert evenwel het verweer dat de daaruit voor haar voortvloeiende schuld aan Maricar nadien is overgenomen door [gedaagde2] en GAS.
4.2
Op grond van artikel 6:155 BW gaat een schuld van de schuldenaar over op een derde, indien deze haar van de schuldenaar overneemt. De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser, indien deze zijn toestemming geeft, nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven.
4.3 [
gedaagde3] heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht, waaruit volgt dat Maricar door partijen in kennis is gesteld van de schuldovername en zij daarvoor toestemming heeft gegeven. Dat had evenwel op haar weg gelegen, nu Maricar die stellingen gemotiveerd heeft weersproken. Het verweer van [gedaagde3] dat zij geen schuldenaar van Maricar meer is, omdat de schuld is overgegaan op GAS en [gedaagde2] slaagt dan ook niet.
4.4
Dat brengt met zich dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is.
Inzake GAS en [gedaagde2]
4.5 [
gedaagde2] en GAS hebben erkend de schuldbekentenis te hebben ondertekend. [gedaagde2] wenst een betalingsregeling af te sluiten, omdat hij wegens zijn financiële situatie de schuld niet in een keer kan aflossen. Maricar is niet akkoord gegaan met de voorgestelde betalingsregeling.
4.6
Hoe vervelend deze situatie voor [gedaagde2] en GAS ook is, betalingsonmacht ontslaat hen niet van hun betalingsverplichting. Betalingsonmacht van de schuldenaar komt voor diens risico en is geen reden om een opeisbare vordering af te wijzen. Een aanbod om in termijnen af te betalen is dat evenmin. Vast staat dat [gedaagde2] en GAS tekort zijn geschoten in de nakoming van hun betalingsverplichtingen jegens Maricar, zodat de vordering voor toewijzing gereedligt.
Inzake gedaagden
4.7
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Maricar heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan gedaagden.
4.8
Gedaagden zullen als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Maricar tot op heden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 814,34 aan verschotten en Afl. 3.125,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2,5 punten van het liquidatietarief 5).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht, recht doende,
5.1
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan Maricar van een bedrag van Afl. 26.464,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag der algehele voldoening,
5.2
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Maricar worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 814,34 aan verschotten en Afl. 3.125,- aan gemachtigdensalaris,
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.