ECLI:NL:OGEAA:2020:566

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AUA202001676
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en verkoop van onbeheerd achtergelaten masten op gehuurd perceel

In deze zaak vorderden eiseressen, deelgenoten in de nalatenschap van de heer [overledene], ontruiming van een perceel dat door de naamloze vennootschap Scarlet was gehuurd. Scarlet had haar bedrijfsactiviteiten gestaakt en betaalde al geruime tijd geen huur. Eiseressen sommeerden Scarlet om het perceel te ontruimen en de huurachterstand te voldoen, maar Scarlet voldeed hier niet aan. De eiseressen vorderden in kort geding dat Scarlet het perceel met alle daarop aanwezige goederen, inclusief drie telecommunicatiemasten, zou ontruimen binnen 24 uur na het vonnis. Daarnaast vroegen zij een voorschot op de achterstallige huurpenningen en toestemming om de onbeheerd achtergelaten masten te verkopen.

De rechter oordeelde dat Scarlet behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandelingen, maar niet verschenen was. Hierdoor werd verstek verleend. De rechter achtte het aannemelijk dat Scarlet in de bodemprocedure zou worden veroordeeld tot ontruiming en betaling van de huurachterstand. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand van Afl. 19.200,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

Tevens werd Scarlet veroordeeld om te gedogen dat de erven de onbeheerd achtergelaten masten verkochten. De rechter oordeelde dat de erven bevoegd waren om de masten te verkopen, aangezien deze op grond van de huurovereenkomst eigendom van de erven waren geworden. Scarlet werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.J. Verhoeven op 16 december 2020.

Uitspraak

Vonnis van 16 december 2020
Behorend bij AUA202001676
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1.
[eiseres1],
te Aruba,
2.
[eiseres2],
te Nederland,
EISERESSEN,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de naamloze vennootschap
RAINBOW INTERNET SERVICES GROUP N.V. h.o.d.n. SCARLET,
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: Scarlet,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 16 juli 2020 met producties;
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2020;
- de akte aanvulling verzoekschrift en petitum d.d. 8 september 2020;
- de mondelinge behandeling van 26 november 2020.
1.2
Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseressen zijn deelgenoot in de nalatenschap van de heer [overledene], die op 20 december 2005 in Aruba is overleden.
2.2
Tot de nalatenschap behoort onder meer het perceel [adres], kadastraal bekend als Land Aruba, Vierde Afdeling, 4-E-51, 4-E-1514 en 4-E-1519.
2.3
Op 4 januari 2013 is een overeenkomst gesloten tussen de deelgenoten in de nalatenschap (hierna: de erven) enerzijds en Scarlet anderzijds op grond waarvan Scarlet het perceel van de erven is gaan huren tegen een maandelijkse huurprijs van Afl. 1.200,00 (verzoekschrift, prod. 2). Als ingangsdatum van de huurperiode is in de overeenkomst genoemd 15 januari 2015 en als looptijd is vermeld een periode van 65 maanden.
2.4
Scarlet heeft in verband met haar bedrijfsvoering drie telecommunicatiemasten geplaatst op het perceel.
2.5
Scarlet heeft haar bedrijfsactiviteiten in 2016 gestaakt. Scarlet betaalt al geruime tijd geen huurtermijnen meer aan de erven. De masten staan thans onbeheerd op het perceel en worden niet langer onderhouden.
2.6
Bij brief van 9 maart 2020 van de gemachtigde van eiseressen (verzoekschrift, prod. 6) is Scarlet gesommeerd om binnen 5 dagen het perceel te ontruimen en om de huurachterstand te voldoen. Scarlet heeft hieraan niet voldaan.

3.DE VORDERINGEN

3.1
Eiseressen vorderen na wijziging van eis dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1) Scarlet veroordeelt om het gehuurde gelegen te [adres] met alle daarop aanwezige goederen alsook de drie telecommunicatiemasten, voor zover deze laatste geen eigendom van eiseressen zijn, te ontruimen en te verlaten binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis en om het perceel, al dan niet door afgifte van de sleutels, ter vrije beschikking van eiseressen te stellen, onder veroordeling van Scarlet om aan eiseressen een dwangsom te betalen van Afl. 1.000,00 voor iedere dag dat Scarlet nalaat aan dit bevel te voldoen;
2) eiseressen machtigt om eiseressen, indien gedaagde met de ontruiming in gebreke mocht blijven om het perceel te ontruimen, deze zelf toe doen uitvoeren, desnoods door het inroepen van de hulp van de sterke arm;
3) Scarlet veroordeelt om bij wijze van voorschot een bedrag te voldoen van in totaal Afl. 19.200,00 bestaande uit de verschuldigde achterstallige huurpenningen, te vermeerderen met de overeengekomen 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de datum van de ingebrekestelling, met veroordeling van Scarlet in de kosten van de procedure;
4) toestemming verleent aan de erven om over te gaan tot de verkoop van de sedert oktober 2015 op haar perceel onbeheerd achtergelaten masten van Scarlet aan Elmar of Setar dan wel iedere andere gegadigde voor de door de taxateur ing. [taxateur] getaxeerde waarde van Afl. 19.000,00 of een nader tussen verkoper en koper overeen te komen redelijke prijs;
5) bepaalt dat met de uit de verkoop ontvangen gelden de onder productie 3 overgelegde openstaande rekening aan achterstallige huurpenningen van Scarlet ad Afl. 19.200,00 aan de erven dient te worden verrekend c.q. voldaan;
6) bij bovenstaande veroordelingen rekening houdend met de redelijkheid en billijkheid en de belangen van partijen;
7) bepaalt dat de kosten verband houdend met dit kort geding alsmede het honorarium van de advocaat ten laste zullen komen van Scarlet en eveneens met de verkoopprijs kunnen worden verrekend.

4.DE BEOORDELING

4.1
Scarlet is behoorlijk opgeroepen voor de mondelinge behandelingen van 28 augustus 2020 en van 26 november 2020. Eveneens is met de laatste oproeping de akte wijziging eis aan Scarlet betekend. Tegen de niet verschenen Scarlet zal dan ook verstek worden verleend en het gerecht zal beslissen op grondslag van de gewijzigde eis.
De gevorderde ontruiming
4.2
De vraag die voorligt is of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat deze wegens wanprestatie gedaagde zal veroordelen om het perceel te ontruimen en om de achterstallige huurpenningen te betalen.
4.3
Eiseressen hebben voldoende onderbouwd gesteld dat Scarlet een huurachterstand heeft van Afl. 19.200,00, hetgeen overeenkomt met 16 maandelijkse huurtermijnen. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de rechter in de (eventuele) bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal uitspreken, zodat vooruitlopend daarop in dit kort geding de ontruiming van het perceel kan worden bevolen.
4.4
Het gerecht acht het voorshands aannemelijk geworden dat Scarlet het perceel dient op te leveren in dezelfde staat als waarin deze is aanvaard. Dat brengt mee dat ook de vordering tot verwijdering de goederen die aan Scarlet toebehoren alsmede de vordering tot verwijdering van de drie telecommunicatiemasten in het kader van de ontruiming toewijsbaar is.
4.5
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. volgt dat eiser de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Indien gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat, kan eiser met dit vonnis de deurwaarder inschakelen. In het licht daarvan heeft eiser dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan gedaagde wordt betekend, en dat aan haar overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. bevel wordt gedaan om binnen drie dagen te ontruimen. De deurwaarder heeft de bevoegdheid zo nodig de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien gedaagde medewerking aan de ontruiming weigert. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening – zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is – bijstand van de politie inroepen. In het licht van het voorgaande hebben eiseressen evenmin belang bij de verzochte dwangsom.
De verkoop van de masten door de erven aan een derde
4.6
Naast de vordering tot ontruiming van de masten van het perceel, hebben eiseressen gevorderd om aan de erven toestemming te verlenen om over te gaan tot de verkoop van de sedert oktober 2015 op het perceel onbeheerd achtergelaten masten van Scarlet aan Elmar of Setar dan wel iedere andere gegadigde voor de door de taxateur ing. [taxateur] getaxeerde waarde van Afl. 19.000,00 of een nader tussen verkoper en koper overeen te komen redelijke prijs;
4.7
Bij de beoordeling van dit onderdeel van de vordering is het volgende van belang. In de huurovereenkomst is in de considerans opgenomen dat de erven eigenaar zijn van het perceel. Door de plaatsing van de masten op het perceel zijn deze op grond van het bepaalde in artikel 5:20 lid sub e BW eigendom geworden van de erven. In beginsel is daarmee voorshands aannemelijk dat zij op grond van hun eigendomsrecht bevoegd zijn om tot verkoop van de masten over te gaan. Dat brengt mee dat zij geen toestemming van het gerecht nodig hebben om tot verkoop te mogen overgaan en dat zij om die reden bij dit onderdeel van het gevorderde geen belang zouden hebben. Indien echter Scarlet alsnog het eigendomsrecht van de erven zou betwisten, hebben zij echter wel belang bij een rechtelijke uitspraak waarin is beslist dat zij bevoegd zijn tot verkoop van de masten. Het gerecht zal hierna om die reden beslissen dat Scarlet de verkoop van de masten door de erven tegen een door hen te bepalen koopprijs zal moeten gehengen en gedogen.
Het is aan eiseressen om ten aanzien van ieder der drie masten te beslissen of ze gebruik zullen maken van hun bevoegdheid tot verkoop dan wel dat ze deze zullen laten afvoeren.
4.8
Nu de masten door Scarlet op het perceel zijn geplaatst, is niet uitgesloten dat, op grond van de contractuele verhouding tussen de erven en Scarlet, op de erven een verplichting rust tot afdracht van (een deel van) de verkoopopbrengst van de masten aan Scarlet. Het gerecht is voorshands met de erven van oordeel dat zij op grond van de wettelijke bepalingen voor verrekening bevoegd zijn om een eventuele verbintenis tot afdracht van de verkoopopbrengst te verrekenen met de verbintenis van Scarlet tot betaling van de huurschuld. Het gerecht zal hierna dienovereenkomstig beslissen.
De mogelijkheid van een volledige proceskostenveroordeling
4.9
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Scarlet worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseressen gevallen. Met hun vordering, zoals weergegeven in 3.1 onder 7), inhoudende dat het honorarium van de advocaat volledig ten laste zal komen van Scarlet, vorderen eiseressen feitelijk een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Een volledige vergoedingsplicht ter zake van proceskosten is denkbaar, zo oordeelt het gerecht, doch alleen in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij gezien de rechtspraak van de Hoge Raad dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is bijvoorbeeld sprake, aldus de rechtspraak van de Hoge Raad, als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dat is pas het geval als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dezelfde maatstaf geldt mutatis mutandis voor de vraag of een gedaagde partij op grond van door hem gevoerd en verworpen verweer moet worden veroordeeld tot een volledige proceskostenvergoeding. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 apr 2012; ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en HR 15 sep 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). In het licht van de hiervoor gegeven maatstaf is er geen plaats voor een volledige proceskostenveroordeling.
4.1
Scarlet zal worden veroordeeld tot vergoeding van de geliquideerde proceskosten, die aan de zijde van eiseressen worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 453,64 aan explootkosten en op Afl. 1.500,00 aan salaris van gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende bij verstek in kort geding:
5.1
veroordeelt Scarlet om het gehuurde gelegen te [adres] met alle daarop aanwezige goederen, voor zover deze goederen geen eigendom van eiseressen zijn, alsook de drie telecommunicatiemasten te ontruimen en om het perceel te verlaten binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis in kort geding en om het perceel, al dan niet door afgifte van de sleutels, ter vrije beschikking van eiseressen te stellen;
5.2
veroordeelt Scarlet om bij wijze van voorschot een bedrag te voldoen van in totaal Afl. 19.200,00 bestaande uit de verschuldigde achterstallige huurpenningen, te vermeerderen met de overeengekomen 15% buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 14 maart 2020;
5.3
veroordeelt Scarlet om te gehengen en te gedogen dat de erven overgaan tot de verkoop van de sedert oktober 2015 op haar perceel onbeheerd achtergelaten masten van Scarlet aan een derde tegen een tussen de erven en koper overeen te komen prijs;
5.4
verstaat dat de achterstallige huurpenningen van Scarlet ad Afl. 19.200,00 met de uit de verkoop van de masten ontvangen gelden kunnen worden verrekend;
5.5
veroordeelt Scarlet in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van eiseressen worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 453,64 aan explootkosten en op Afl. 1.500,00 aan salaris van gemachtigde;
5.6
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.