ECLI:NL:OGEAA:2020:576

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AUA202002769
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een appartement in Aruba in het kader van een kort geding met betrekking tot huurbetalingsverplichtingen en coronamaatregelen

In deze zaak, die op 23 december 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiser, [eiser in conventie, verweerder in reconventie], een ontruimingsvordering heeft ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagden]. De gedaagden huren sinds 1 oktober 2014 een appartement van de eiser, maar hebben door de coronacrisis hun huurbetalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. De eiser vordert ontruiming van het appartement, terwijl de gedaagden zich beroepen op opschorting van hun huurbetalingsverplichtingen vanwege de coronamaatregelen.

De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden, ondanks hun financiële problemen, niet in gebreke zijn met hun huurbetalingen, omdat hun beroep op opschorting gegrond is. De rechter heeft overwogen dat de gedaagden niet achterstallig zijn met hun huurbetalingsverplichtingen, aangezien zij recht hebben op een gematigde huurprijs van Afl. 500,-- per maand in plaats van de oorspronkelijke huurprijs van Afl. 900,--. De rechter heeft ook geoordeeld dat de ontruimingsvordering van de eiser niet kan worden toegewezen, omdat er geen sprake is van wanprestatie aan de zijde van de gedaagden.

De rechter heeft de gedaagden wel veroordeeld in de proceskosten en bepaald dat zij het appartement uiterlijk op 15 februari 2021 moeten ontruimen, tenzij er in Aruba vrijheidsbeperkende maatregelen van overheidswege gelden in verband met de coronapandemie. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis kan laten uitvoeren, ook als de gedaagden in beroep gaan.

Uitspraak

Vonnis van 23 december 2020
Behorend bij K.G. AUA202002769
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Naam eiser in conventie, verweerder in reconventie],
wonende in Aruba,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna ook te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie],
gemachtigde: de advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez,
tegen:
[Naam gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie],
hierna ook te noemen: [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie],
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
en
[Naam gedaagde 2 in conventie],
hierna ook te noemen: [gedaagde 2 in conventie],
procederend in persoon,
gedaagde in conventie,
beiden wonende in Aruba,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de op 3 december 2020 ter griffie ingekomen akte van [gedaagden] houdende een reconventionele eis, met producties;
-de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingezonden nadere producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van vrijdag 4 december 2020 om 14:30 uur.
1.2 [
eiser in conventie, verweerder in reconventie] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen. [gedaagde 2 in conventie] is eveneens samen met haar gemachtigde verschenen, terwijl [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie] in persoon is verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, [gedaagden] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3 [
eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter zitting verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen de reconventionele vorderingen van [gedaagden]. Die vorderingen hebben mede daarom te gelden als zijnde ingesteld.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

in conventie en in reconventie

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
gedaagden] enerzijds en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] anderzijds hebben op 1 oktober 2014 een huurovereenkomst gesloten krachtens welke [gedaagden] een aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toebehorend in Aruba te [Adres] gelegen appartement (hierna: het appartement) huren tegen een maandelijkse huur van Afl. 900,--, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3 [
gedaagden] zijn nog steeds met elkaar gehuwd, maar zij leven al geruime tijd niet meer samen. [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie] heeft het appartement verlaten, en woont thans met zijn huidige gezin elders.
2.4
Tot de aanvang van de coronacrisis in april 2020 betaalde [gedaagde 2 in conventie] telkens naar behoren de maandelijkse huur aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie], en hielp [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie] haar wat betreft betaling daarvan. Als gevolg van die crisis is [gedaagde 2 in conventie] haar baan kwijtgeraakt en moet zij rondkomen van de zogeheten FASE-bijstand ad Afl. 950,-- per maand, terwijl [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie] door meergenoemde crisis op zijn beurt niet langer in staat is [gedaagde 2 in conventie] financieel te ondersteunen.
2.5
Bij vonnis van 14 oktober 2020 in de tussen partijen gevoerde procedure met als zaaknummer K.G. AUA202001959 (hierna: het vonnis) heeft het Gerecht de tussen partijen overeengekomen huur zolang in een bodemprocedure niet anders wordt geoordeeld ingaande april 2020 gematigd vastgesteld op maandelijks Afl. 500,--, omdat de in dat vonnis geschetste onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronapandemie in het licht van de in dat vonnis besproken feitelijkheden van dien aard zijn dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst wat betreft de hoogte van de huur niet mocht verwachten. Het vonnis vermeldt verder onder meer het volgende (thans met gedeeltelijke onderlijning door GEA:

4.7 Vorenstaande brengt met zich dat het beroep van [[gedaagde 2 in conventie]] op artikel 6:258 BW in verbinding met (de beperkende werking van) de redelijkheid en billijkheid slaagt in de hiervoor omschreven zin, alsmede dat haar impliciete beroep op opschorting van haar huurbetalingsverplichtingen vanaf april 2020 gegrond is. Vanaf april 2020 is [[gedaagde 2 in conventie]] zolang zij in aanmerking komt voor FASE-bijstand maandelijks Afl. 500,-- aan gematigde huur verschuldigd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie], te vermeerderen met kosten van door haar verbruikte utiliteiten.Aldus is [[gedaagde 2 in conventie]] ten tijde van de uitspraak van dit vonnis in totaal (vanaf april 2020 tot en met oktober 2020; (7 x 500,-- =) Afl. 3.500,-- verschuldigd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit hoofde van gematigd vastgestelde huur, te vermeerderen met kosten van door haar verbruikte utiliteiten. [Gedaagden I en II] zullen tot betaling daarvan worden veroordeeld, nu bij die stand van zaken in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten. Hierbij wordt nog overwogen dat het Gerecht geen grond ziet om [gedaagden] te veroordelen tot betaling van nog te verschijnen gematigd vastgestelde huur, nu gesteld noch is gebleken dat zij niet van plan zijn om die maandelijkse betalingsverplichting na te komen.
4.8
Vuistregel van dit Gerecht is dat een huurbetalingsachterstand van drie of meer maanden in beginsel grond kan opleveren voor ontbinding van een huurovereenkomst. Naar het voorshandse oordeel rechtvaardigen de bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronapandemie in geval van huur van een woning afwijking van die vuistregel, in die zin dat zolang die gevolgen zich zoals in het onderhavige geval voor de huurder klemmend voordoen sprake moet zijn van betalingsachterstand van minimaal zes maanden van in dit geval gematigd vastgestelde huur.Nu het beroep van [gedaagden] op opschorting van hun huurbetalingsverplichtingen gegrond is, heeft te gelden dat zij per de uitspraak van dit vonnis ter zake van die verplichtingen niet achterstallig zijn waardoor dienaangaande aan hun zijde geen sprake is van een dergelijke voor de toewijzing van de ontruimingsvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] noodzakelijke wanprestatie.
4.9
De hiervoor geschetste stand van zaken brengt mee dat niet met grote mate van zekerheid valt te verwachten dat de bodemrechter de ontruimingsvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zal toewijzen. Die thans door hem gevraagde voorziening zal daarom worden afgewezen.
4.1
Afweging van de verdere belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat er geen zwaarwegendere belangen zijn gebleken aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij toewijzing van zijn ontruimingsvordering ten opzichte van de belangen van [gedaagden] (en meer in het bijzonder de woonbelangen van [[gedaagde 2 in conventie]]) bij afwijzing daarvan, en omgekeerd ziet het Gerecht geen zwaarwegender belangen aan de zijde van [gedaagden] bij afwijzing van de (gematigde) geldvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten opzichte van de belangen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij toewijzing daarvan.Hierbij wordt nog overwogen dat in het licht van het geslaagde beroep van [gedaagden] op opschorting van hun huurbetalingsverplichtingen van hen (en meer in het bijzonder van [[gedaagde 2 in conventie]] als bewoonster van het appartement) kan en mag worden verwacht dat zij vanaf april 2020 maandelijks Afl. 500,-- te vermeerderen met kosten van door [[gedaagde 2 in conventie]] verbruikte utiliteiten hebben/heeft gereserveerd om aan haar thans bij dit vonnis vastgestelde betalingsverplichting over de periode april 2020 tot en met oktober 2020 te kunnen voldoen. Het mogelijke nalaten daarvan komt en blijft voor rekening van [gedaagden].”.
2.6
Het in kracht van gewijsde gegane uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis is betekend aan [gedaagden] op 28 oktober 2020, met bevel om binnen twee dagen te voldoen aan de in het vonnis neergelegde veroordeling van hen om onder meer aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen Afl. 3.500,-- aan gematigd vastgestelde huur over de periode april 2020 tot en met oktober 2020, te vermeerderen met kosten van door [gedaagden] verbruikte utiliteiten. [gedaagden] hebben vervolgens niets betaald aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie].
2.7
Het appartement heeft een eigen op naam van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] staande watermeter. Waterrekeningen worden telkens door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald met door [gedaagden] aan hem gefourneerd geld. Indien [gedaagden] geen geld voor haar waterverbruik fourneert aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie], betaalt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de waterrekening van het appartement niet (met zijn eigen geld). Het WEB heeft de watertoevoer van het appartement gestopt nadat waterrekeningen met betrekking tot het appartement onbetaald bleven.
2.8
De tussen partijen gesloten huurovereenkomst bepaalt onder meer dat de kosten van reparatie van de airco van het appartement voor rekening komen van [gedaagden].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

3.1 [
eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagden] beveelt het appartement te ontruimen en te verlaten met alle goederen en personen die zich aldaar van hunentwege bevinden en dat pand met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie];
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
c. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
gedaagde 2 in conventie] heeft verweer gevoerd waarbij – zo begrijpt het Gerecht – [gedaagde 1 in conventie, eiseres in reconventie] zich heeft aangesloten.
in reconventie
3.3
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [gedaagden] dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (zo het begrijpt):
i. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] beveelt de executie van het vonnis te staken en gestaakt te houden tot en met juni 2021;
ii. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] beveelt om binnen 72 uren na de betekening aan hem van dit vonnis (1) de watertoevoer van het appartement te herstellen almede (2) de airconditioning van het appartement afdoende te repareren;
iii. enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
iv. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] veroordeelt in de proceskosten.
3.4 [
eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [gedaagden] verzochte.
in conventie en in reconventie
3.5
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

4.1
Uit het door [gedaagden] overgelegde door de daartoe bevoegde instantie aan haar verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is om de kosten van deze procedures te dragen. Aan [gedaagden] zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
in reconventie
4.2
Het spoedeisend belang van [gedaagden] bij haar reconventionele vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.3.1
Ter zake van de hiervoor onder ii. omschreven vorderingen van [gedaagden] wordt het volgende overwogen.
4.3.2
Uit de huurovereenkomst volgt dat kosten van reparatie van de airco van het appartement voor rekening komen van [gedaagden]. Het is dus aan [gedaagden] om de airco op haar kosten te laten repareren. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het verleden dergelijke kosten voor zijn rekening nam zoals gesteld door [gedaagden] kan zijn, maar dat brengt nog niet mee dat partijen daarmee nader zijn overeengekomen dat bedoelde in de huurovereenkomst omschreven bepaling op dit punt niet langer van toepassing is. Dat is overigens ook niet door [gedaagden] gesteld.
4.3.3
Vast staat dat de watermeter van het appartement op naam staat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie], en dat hij de waterrekeningen van het appartement telkens betaald met door [gedaagden] aan hem gefourneerd geld gelijk aan het door WEB in rekening gebrachte. In het licht daarvan heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat hij op een gegeven moment niet langer is overgegaan tot betaling van waterrekeningen met betrekking tot het appartement omdat hij ter zake daarvan en tegen alle tussen partijen gemaakte afspraken in niet door [gedaagden] met geld werd gefourneerd. Aldus komt vast te staan dat door toedoen van [gedaagden] het WEB de watertoevoer van het appartement heeft afgesloten. Overigens heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dit verband ter zitting toegezegd aan [gedaagden] dat zodra zij hem ter zake van de openstaande waterrekening en ter zake van kosten voor wederaansluiting afdoende met geld heeft gefourneerd, hij het WEB zal betalen zodat wederaansluiting van het appartement op het waternet kan plaatsvinden.
4.3.4
Al het vorenstaande brengt mee dat de vorderingen onder ii. zullen worden afgewezen, nu een in bodemprocedure gelijke oordelen vallen te verwachten.
4.4
Ter zake van de vordering onder i. wordt het volgende overwogen. Daarbij wordt vooropgesteld dat het Gerecht slechts de schorsing van de executie van het vonnis kan bevelen, indien het van oordeel is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie], mede gelet op de belangen aan de zijde van [gedaagden], geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot (verdere) tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden de (verdere) executie daarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [gedaagden] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.5
In het licht van vorenstaande heeft [gedaagden] ter zitting verklaard dat het door ondergetekende rechter gewezen vonnis niet berust op een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag. Zou [gedaagden] die stelling wel hebben ingenomen, had dat voor ondergetekende rechter reden geweest om af te zien van behandeling van in elk geval de onderhavige reconventionele procedure.
4.6
Ter onderbouwing van haar vordering onder i. heeft [gedaagden] gesteld - zo het Gerecht begrijpt - dat de executie van het vonnis de facto geldt als grondslag voor de in conventie door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde ontruiming van het door [gedaagden] van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehuurde appartement. Door die ontruiming ontstaat bij [gedaagde 2 in conventie] een noodtoestand, omdat zij nergens anders heen kan. Dit klemt temeer omdat iedere andere verhuurder een borgsom van twee maanden zal eisen, hetgeen [gedaagde 2 in conventie] niet kan betalen, aldus nog steeds [gedaagde 2 in conventie]. Het Gerecht volgt [gedaagde 2 in conventie] niet in die door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bestreden stellingen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.7
Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht is geen sprake van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden die met zich brengen dat de (verdere) executie daarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [gedaagden] een noodtoestand doet ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Het had immers ingevolge het vonnis op de weg van [gedaagden] gelegen om in het licht van haar terecht opgeschorte maandelijkse huurbetalingsverplichtingen in elk geval de bij het vonnis vastgestelde gematigde huur in reserve te houden om na de uitspraak van het vonnis aan haar sterk gematigde huurbetalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Nu door de executie van het vonnis is gebleken dat [gedaagden] die reserve niet heeft aangelegd kan thans niet met succes of niet rechtens te respecteren worden betoogd dat sprake is van bedoelde na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden. Dit klemt temeer omdat uit het vonnis voortvloeit dat het niet aanleggen van bedoelde reserve voor eigen rekening en risico komt en blijft van [gedaagden]. Een geslaagd beroep op opschorting zoals dat van [gedaagden] ontslaat haar immers niet van haar betalingsverplichtingen zodra die opschorting zoals in dit geval door de uitspraak van het vonnis is uitgewerkt. Dat anderszins ter zake van het vonnis sprake is van misbruik door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van executiebevoegdheden is gesteld noch gebleken.
4.8
Vorenstaande brengt mee dat de onder i. vermelde vordering van [gedaagden] eveneens zal worden afgewezen.
4.9
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat er geen zwaarwegendere belangen zijn gebleken aan de zijde van [gedaagden] bij toewijzing van haar vorderingen ten opzichte van de belangen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij afwijzing daarvan.
4.10 [
Gedaagden I en II] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
in conventie
4.11
Het spoedeisend belang van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij zijn ontruimingsvordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.12
Ter zake van de vraag of en - zo ja - hoeveel maanden [gedaagden] achterstallig zijn met betaling van de bij het vonnis vanaf april 2020 gematigd vastgestelde huur ad
Afl. 500,-- maandelijks wordt het volgende overwogen. Vast staat dat [gedaagden]. per de datum van de uitspraak van het vonnis gerekend vanaf april 2020 zeven maanden gematigd vastgestelde huur ad Afl. 500,-- maandelijks verschuldigd waren aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie]. Omdat de opschorting door [gedaagden] van hun huurbetalingsverplichtingen door het Gerecht bij het vonnis gegrond is geoordeeld, waren zij per de datum van de uitspraak niet achterstallig met de betaling van die verplichtingen. Om die reden is in de procedure die geleid heeft tot het vonnis de ontruimingsvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mede in het licht van de hiervoor vermelde in overweging 4.8 van het vonnis omschreven afwijkende ruimere vuistregel afgewezen.
4.13
Dat laat echter onverlet dat te dezen in latere instantie geen sprake meer kan zijn van een huurbetalingsachterstand van zeven maanden. Dit klemt temeer omdat het Gerecht in het vonnis heeft overwogen dat in het licht van het geslaagde beroep van [gedaagden] op opschorting van hun huurbetalingsverplichtingen van hen (en meer in het bijzonder van [gedaagde 2 in conventie] als bewoonster van het appartement) kan en mag worden verwacht dat zij vanaf april 2020 maandelijks Afl. 500,-- te vermeerderen met kosten van door [gedaagde 2 in conventie] verbruikte utiliteiten hadden gereserveerd om aan hun bij het vonnis vastgestelde betalingsverplichting over de periode april 2020 tot en met oktober 2020 te kunnen voldoen. Daarbij is nog overwogen dat het mogelijke nalaten daarvan voor rekening van [gedaagden] komt en blijft.
4.14
Het vonnis is twee weken na de uitspraak daarvan op 28 oktober 2020 betekend aan [gedaagden], waarbij zij zijn gesommeerd om binnen twee dagen onder meer Afl. 3.500,-- aan gematigd vastgestelde huur over de maanden april 2020 tot en met oktober 2020 te betalen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie]. Vast staat dat betaling is uitgebleven, kennelijk omdat [gedaagden] niet hebben voldaan aan hetgeen op hun weg had gelegen, te weten dat zij vanaf april 2020 maandelijks Afl. 500,-- te vermeerderen met kosten van door [gedaagden] verbruikte utiliteiten hadden gereserveerd om aan hun bij het vonnis vastgestelde betalingsverplichting over de periode april 2020 tot en met oktober 2020 te kunnen voldoen. Dat kennelijke nalaten, zoals al overwogen in het vonnis, komt voor rekening en risico van [gedaagden] en brengt mee dat thans wel sprake is van een huurbetalingsachterstand van 7 maanden.
4.15
De ernst en omvang van die wanprestatie (meer dan zes maanden achterstallig met betaling van huur, hetgeen thans voldoende is voor toewijzing van een vordering tot ontruiming van een woning) brengen mee dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de ontruimingsvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt toegewezen. Dat rechtvaardigt de toewijzing van de thans door hem gevraagde voorziening. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht heeft de in het dictum tot uitdrukking komende ontruimingstermijn in dit geval als redelijk te gelden.
4.16
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat er geen zwaarwegendere belangen zijn gebleken aan de zijde van [gedaagden] (en meer in het bijzonder die van [gedaagde 2 in conventie]) bij afwijzing van de ontruimingsvordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten opzichte van de belangen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij toewijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagden] op korte termijn in staat zijn om naast hun na oktober 2020 verschenen huurbetalingsverplichtingen de achterstand over de periode april tot en met oktober 2020 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen.
4.17
Het Gerecht zal overigens bepalen dat [gedaagden] het appartement niet gedwongen hoeven te ontruimen en te verlaten als er in Aruba in verband met de coronapandemie van overheidswege vrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘
shelter in place’ en/of een avondklok.
4.18 [
gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de conventionele proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 225,52 + 225,52 =) Afl. 451,04 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
in reconventie
-wijst af het door [gedaagden] verzochte;
-veroordeelt [gedaagden] in de reconventionele proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
in conventie
-beveelt [gedaagden] het aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toebehorend in Aruba te [adres] gelegen appartement uiterlijk op 15 februari 2021 te ontruimen en te verlaten met alle goederen en personen die zich aldaar van hunentwege bevinden en dat appartement met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie];
-bepaalt dat [gedaagden] voormeld appartement niet gedwongen hoeven te ontruimen en te verlaten als er in Aruba in verband met de coronapandemie van overheidswege vrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘
shelter in place’ en/of een avondklok;
-veroordeelt [gedaagden] in de conventionele proceskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 451,04 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit conventionele vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzochte;
in conventie en in reconventie
-verleent aan [gedaagden] verlof tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
: