ECLI:NL:OGEAA:2020:578

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AUA202002963
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over beëindiging overeenkomst van opdracht en wanprestatie

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.L. Griffith, een kort geding aangespannen tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpieza di Aruba (Serlimar), vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. De procedure vond plaats op 10 december 2020, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser vorderde onder andere een voorschot op de maandelijkse vergoeding van Afl. 6.561,36 voor werkzaamheden die hij voor Serlimar heeft verricht, en dat Serlimar hem zou toestaan om zijn werkzaamheden te hervatten. Serlimar verweerde zich tegen de vorderingen van eiser en stelde dat deze afgewezen moesten worden.

De kern van het geschil betreft de beëindiging van de overeenkomst van opdracht door Serlimar op 28 augustus 2020, na een incident waarbij eiser een collega zou hebben aangevallen. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van de opzegging en stelde dat deze niet in overeenstemming was met de overeengekomen opzegtermijn van 30 dagen. Het Gerecht oordeelde dat Serlimar de overeenkomst rechtsgeldig had opgezegd, gezien de ernstige schending van de verplichtingen door eiser. De rechter concludeerde dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar waren, omdat er geen zwaarwegende belangen aan zijn zijde waren die de toewijzing rechtvaardigden.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die tot aan de uitspraak op Afl. 1.500,-- waren begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur op 23 december 2020.

Uitspraak

Vonnis van 23 december 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. AUA202002963
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[Naam Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIEZA DI ARUBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van donderdag 10 december 2020.
1.2 [
Eiser] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde; Serlimar is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – beiden mede aan de hand van een overgelegde pleitnota - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Partijen hebben tevens de aan hen door het Gerecht gestelde onderscheidenlijke vragen beantwoord.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Serlimar veroordeelt om aan [eiser] bij wijze van voorschot (door) te betalen de tussen partijen overeengekomen maandelijkse vergoeding ad Afl. 6.561,36 voor zijn voor Serlimar verrichte werkzaamheden gerekend vanaf 28 augustus 2020 totdat de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallige vergoeding te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
b. Serlimar beveelt om binnen drie werkdagen na de uitspraak danwel de betekening van dit vonnis weer toe te laten en in staat te stellen om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,-- per dag of deel daarvan dat Serlimar dat bevel niet opvolgt;
c. enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
d. Serlimar veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Serlimar voert verweer en concludeert dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, althans dat in geval van toewijzing van enig bedrag het Gerecht daaraan de opschortende voorwaarde van zekerheidstelling zijdens [eiser] aan verbindt, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.2.2
Partijen hebben op 20 mei 2016 een overeenkomst voor de duur van één jaar gesloten krachtens welke [eiser] in opdracht van Serlimar de in die overeenkomst vermelde werkzaamheden moest verrichten. Op 1 juli 2017 hebben partijen een soortgelijke nieuwe overeenkomst van opdracht gesloten voor de duur van 5 jaar (hierna: de overeenkomst).
3.2.3
Bij aan [eiser] gerichte brief van 28 augustus 2020 heeft Serlimar de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigd. Als reden voor de opzegging staat vermeld in die brief dat [eiser] diezelfde dag een andere contractant op de werkvloer van Serlimar, te weten de vuilnisbelt te Parkietenbos, heeft aangevallen met een kapmes als gevolg waarvan die persoon (hierna: de collega) verwondingen heeft opgelopen.
3.2.4
De overeenkomst bepaalt onder artikel L. dat voor opzegging daarvan een termijn van 30 dagen in acht moet worden genomen (hierna: de opzegtermijn). Lid 1 van artikel L. van de overeenkomst bepaalt dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd door Serlimar als sprake is van de in dat lid omschreven omstandigheden. Lid 2 van dat artikel luidt voorzover thans van belang als volgt: “
Si e contratista no cumpli cu un di su obligacionnan menciona den e contracto aki.”.
3.2.5
De rechter-commissaris belast met strafzaken heeft de voorlopige hechtenis van [eiser] als gevolg van voormeld incident geschorst onder de voorwaarde dat [eiser] zich niet mag begeven binnen 100 meter van de collega.
3.3
Ter zake van de vraag of Serlimar de overeenkomst al dan niet rechtsgeldig per onmiddellijk heeft opgezegd wordt het volgende overwogen. Daarbij vooropgesteld dat het eerste lid van artikel 7:408 BW bepaalt dat een overeenkomst van opdracht te allen tijde kan worden opgezegd door in dit geval Serlimar als opdrachtgever. Die wettelijke bepaling is van regelend recht omdat ingevolge het tweede lid van artikel 7:413 BW alleen ten nadele daarvan kan worden afgeweken als sprake is van een natuurlijke persoon die de opdracht heeft verstrekt anders dan in de uitoefening van een beroep op bedrijf. Daarvan is geen sprake met betrekking tot Serlimar.
3.4
Schending door Serlimar van de tussen partijen overeengekomen termijn voor opzegging van de overeenkomst heeft - zo daar al sprake van is, waarover hierna meer - niet als gevolg dat sprake is van een nietige opzegging zoals [eiser] lijkt te stellen. Een dergelijke opzegging is rechtsgeldig; er kan hooguit sprake zijn van wanprestatie zijdens Serlimar wegens het onterecht niet in acht nemen van de opzegtermijn, op grond waarvan zij mogelijk schadeplichtig is jegens [eiser]. Schadevergoeding is in deze zaak echter niet gevorderd; ter zitting heeft [eiser] uitdrukkelijk verklaard dat haar vordering is gestoeld op nakoming van de overeenkomst. Dit één en ander brengt reeds mee dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
3.5
Ter zake van de vraag of al dan niet sprake is van bedoelde wanprestatie zijdens Serlimar wordt het volgende overwogen. [Eiser] stelt in dat verband dat uit de overeenkomst niet voortvloeit dat die met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd behoudens in geval van de daarin limitatief vermelde omstandigheden. Het Gerecht volgt [eiser] niet in die door Serlimar bestreden stelling. Nergens in de overeenkomst staat vermeld dat sprake is van een limitatieve opsomming van gevallen op grond waarvan de overeenkomst met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd, en gesteld noch is gebleken dat partijen dat zo hebben bedoeld bij het sluiten van de overeenkomst. In dat verband brengt redelijke uitleg van het hiervoor onder 3.2.4 omschreven lid 1 van artikel L. in verbinding met het eveneens aldaar omschreven lid 2 van dat artikel met zich dat als [eiser] in ernstige mate de in de overeenkomst besloten liggende verplichting schendt dat hij zich in de uitvoering van de door Serlimar aan hem opgedragen werkzaamheden dient te gedragen als goed opdrachtnemer (hierna: de verplichting) Serlimar de overeenkomst met onmiddellijke ingang mag opzeggen. Ter zake van de vraag of sprake is van zo’n ernstige schending van die verplichting wordt het volgende overwogen.
3.6
In het licht van de door Serlimar aangevoerde grond voor opzegging zoals hiervoor omschreven onder 3.2.3 stelt [eiser] dat hij toen en daar heeft gehandeld uit zelfverdediging en dat het voorval zich niet heeft voorgedaan op de werkvloer van Serlimar. Het is echter van algemene bekendheid in Aruba dat Serlimar de beheerder is van de vuilnisbelt te Parkietenbos. Die locatie heeft daarom te gelden als werkvloer van Serlimar, terwijl iedere andere op Aruba gelegen plaats waar [eiser] in opdracht van Serlimar werkzaamheden verricht eveneens heeft te gelden als werkvloer van Serlimar. De stelling van [eiser] dat hij toen en daar heeft gehandeld uit zelfverdediging mist voldoende feitelijke grondslag en wordt daarom gepasseerd. Gesteld noch gebleken is immers met name dat [eiser] toen en daar met een soortgelijk wapen als het door hem gebruikte werd aangevallen door de collega, hetgeen bedoelde rechtvaardigingsgrond zou kunnen opleveren. Dit klemt temeer omdat er kennelijk ernstige bezwaren bestaan tegen [eiser] ter zake waarvan Serlimar hem beschuldigd, nu vast staat dat hij zich met betrekking tot bedoeld incident in de geschorste voorlopige hechtenis bevindt. Vast komt aldus te staan althans voorshands aannemelijk wordt daarom geoordeeld dat [eiser] op 28 augustus 2020 de collega met een kapmes heeft aangevallen en verwond. Dat zou in geval van een arbeidsovereenkomst zonder meer een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet, en heeft in dit geval zonder meer te gelden als een ernstige schending van bedoelde verplichting op grond waarvan Serlimar de overeenkomst naar het voorlopig oordeel van het Gerecht mocht beëindigen zoals zij heeft gedaan. Die opzegging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang levert daarom geen wanprestatie in de zin van schending van de opzegtermijn op.
3.7
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. De thans door hem gevraagde voorzieningen moeten daarom worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.8
Ook afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van het door hem verzochte ten opzichte van de belangen van Serlimar bij afwijzing daarvan.
3.9 [
Eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Serlimar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,--;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en bij vervroeging in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 december 2020.
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: