ECLI:NL:OGEAA:2020:593
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verkrijgende verjaring en onrechtmatige daad in huur- en erfpachtkwestie
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, die in persoon procedeerde, een vordering ingesteld tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. De vordering betreft de verkrijging van eigendom van een perceel door verjaring, alsook de onrechtmatige daad van het Land Aruba door niet over te gaan tot de overdracht van het recht van erfpacht op het perceel. De procedure begon met een vonnis in een incident op 12 februari 2020, gevolgd door nadere stukken en een mondelinge behandeling op 18 juni 2020. De eiseres stelt dat zij sinds 12 juni 1995 de feitelijke macht over het perceel uitoefent en dat het Land Aruba onrechtmatig heeft gehandeld door haar toezeggingen niet na te komen.
De rechter heeft overwogen dat voor een geslaagd beroep op verkrijgende verjaring vereist is dat eiseres gedurende een onafgebroken periode van twintig jaar feitelijk de macht over het perceel heeft gehad. De rechter concludeert dat eiseres geen beroep op verkrijgende verjaring toekomt, omdat aan het gebruik van het perceel een huurovereenkomst ten grondslag lag, waardoor eiseres niet als bezitter kan worden aangemerkt. Daarnaast is er geen overeenkomst tot uitgifte van het perceel in erfpacht tot stand gekomen, hoewel eiseres stelt dat haar een recht van eerste optie is verleend.
De rechter heeft vastgesteld dat het Land Aruba onrechtmatig heeft gehandeld door de toezegging van de minister niet gestand te doen, maar dat dit niet automatisch leidt tot de onvoorwaardelijke levering van het recht van erfpacht aan eiseres. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij het Land Aruba de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de voorwaarden van de optie en de waarde van de woning.