ECLI:NL:OGEAA:2020:65

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
AUA201903012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie in een alimentatiezaak tussen ouders van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 18 februari 2020 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.M. Malmberg, verzoekt om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebijdrage van Afl. 300,- per maand, die op 2 juli 2019 was vastgesteld. De vader stelt dat zijn financiële situatie is veranderd en dat hij en zijn huidige partner nu het minimumloon verdienen en een gezin met vier kinderen moeten onderhouden. Daarnaast verblijft de minderjarige evenveel tijd bij beide ouders, wat volgens de vader ook bijdraagt aan de kosten van verzorging.

De rechter overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, en dat deze bijdrage moet worden vastgesteld naar draagkracht. De rechter stelt vast dat de eerdere alimentatiebeschikking niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven, gezien de gewijzigde omstandigheden. De rechter wijst op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een eerdere uitspraak te wijzigen indien deze niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, komt de rechter tot de conclusie dat de vader in staat is om een bijdrage van Afl. 166,- per maand te leveren voor de minderjarige. Deze nieuwe bijdrage gaat in op 1 maart 2020. De vader wordt tevens toegelaten om kosteloos te procederen, gezien zijn financiële situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het verzoek om een hogere bijdrage wordt afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 18 februari 2020
behorend bij EJ nr. AUA201903012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
en
[Verweerster],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 5 september 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 3 december 2019, waar zijn verschenen verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster in persoon.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2006 in Aruba geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 2 juli 2019 (EJ nr. AUA201803297), is bepaald dat de vader met Afl. 300,- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van bovengenoemde beschikking van 2 juli 2019 in die zin dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd. Daartoe wordt aangevoerd dat [naam vader] in de eerdere procedure, waarin de bijdrage is vastgesteld, niet is verschenen. Die bijdrage voldoet niet aan de wettelijke maatstaven. [Naam vader] en zijn huidige partner verdienen ieder het minimumloon en zij moeten daarvan hun gezin met vier kinderen onderhouden. Bovendien brengt de minderjarige evenveel tijd met beide ouders door, zodat op die wijze de man ook bijdraagt in de kosten van verzorging van de minderjarige.
3.2
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die ertoe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
3.4
Voorts neemt het gerecht het volgende in aanmerking. De vader stelt dat de zoon van partijen om de week bij de vader verblijft
3.5
Het gerecht stelt dan ook vast dat die alimentatiebeschikking inmiddels is achterhaald en niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
3.6
Het gerecht zal gelet hierop een nieuwe alimentatie vaststellen.
3.7
Kosten van verzorging en opvoeding
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer voor kinderen van 12 jaar en ouder een bedrag van Afl. 650,- per maand. In dit bedrag zitten begrepen de noodzakelijke schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van het kind die niet zijn begrepen in bovengenoemd bedrag. In dit geval is niet gebleken van dergelijke uitgaven, zodat het gerecht de behoefte van de kinderen zal bepalen op Afl. 650,- per maand.
3.8
Uit de door de moeder overgelegde loonstrook blijkt dat zij een netto-maandloon heeft van Afl. 1.800,-. Wat betreft de lasten, houdt het gerecht rekening met het forfaitair bedrag van Afl. 1.000,- voor het eigen levensonderhoud nu de moeder met een partner samenwoont en minimumloon verdient. De moeder houdt maandelijks een bedrag over van afgerond (Afl. 1.800 - Afl. 1.000) Afl. 800, waarmee zij in de kosten van opvoeding en verzorging van haar 3 kinderen moet voorzien.
3.9
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 1.665,- Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.000,- voor het eigen levensonderhoud nu de vader met een partner samenwoont die het minimumloon verdient. De vader houdt maandelijks over een bedrag van (Afl. 1.665 - Afl. 1.000) Afl. 665,-, waarmee hij in de kosten van opvoeding en verzorging van zijn 4 kinderen moet voorzien (dus Afl. 166,- per minderjarige).
3.1
Gelet enerzijds op de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en anderzijds op de draagkracht van de ouders en het feit dat de minderjarige om de week bij de vader verblijft, is het gerecht van oordeel dat de vader in staat moet worden geacht om met een bedrag van Afl. 166,- per maand bij te dragen ten behoeve van de minderjarige. Het gerecht zal verder bepalen dat deze bijdrage in zal gaan vanaf de eerste van de maand na de datum van behandeling van deze zaak, derhalve met ingang van 1 maart 2020.
3.11
Gelet op het door de vader overgelegde bewijs van onvermogen van 23 augustus 2019, zal aan hem toelating worden verleend om kosteloos te procederen.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vader toelating om kosteloos te procederen,
wijzigt de beschikking van dit gerecht van 2 juli 2019 (EJ nr. AUA201803297) in dier voege dat de bijdrage van de vader [verzoeker] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba, met ingang van 1 maart 2020 wordt bepaald op Afl. 166,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte,
Aldus gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 18 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.