Op 18 februari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende voogdijvoorziening. De verzoekster, die in Aruba woont, heeft een verzoek ingediend om belast te worden met de voogdij over haar minderjarige kind, [naam minderjarige 1], en haar meerderjarige kind, [naam meerderjarige 2]. De vader van de minderjarige, wijlen [naam vader], is op 6 februari 2019 overleden, en de moeders van de kinderen wonen in Haïti en kunnen de zorg niet op zich nemen. De procedure omvatte een verzoekschrift dat op 23 augustus 2019 is ingediend, een minderjarigenverhoor op 2 december 2019, en een mondelinge behandeling op 3 december 2019. Tijdens de behandeling zijn de moeders niet verschenen en hebben zij geen verweerschrift ingediend.
De rechter heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder van [naam minderjarige 1] is geschorst, omdat zij in Haïti woont en geen contact heeft met de minderjarige. Verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat zij de voogdij nodig heeft om een verblijfsvergunning voor de minderjarige te verkrijgen. De rechter heeft geoordeeld dat verzoekster de voogdij over [naam minderjarige 1] kan krijgen, omdat zij de minderjarige verzorgt en opvoedt. Het verzoek om voogdij over [naam meerderjarige 2] is afgewezen, omdat deze inmiddels meerderjarig is.
De beschikking verleent verzoekster toestemming om kosteloos te procederen en verklaart haar niet-ontvankelijk in het verzoek om voogdij over [naam meerderjarige 2]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. J.J. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier.