Op 18 februari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2], geboren in Aruba. De Voogdijraad heeft op 4 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van één jaar, met een verzoek om plaatsing bij de grootmoeder aan moederszijde. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2019 waren de vader, de voorgestelde gezinsvoogdes en de raadsonderzoeker aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten tonen aan dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen, maar dat de moeder kampt met financiële, psychiatrische en vermoedelijk ook drugsproblemen, en geen geschikte woning heeft. De vader heeft geen inzicht in zijn aandeel in de problematiek, en de hulpverlening voor hem komt niet van de grond. Het gerecht oordeelt dat er gronden zijn voor ondertoezichtstelling, en dat dit noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening te starten en goede afspraken te maken over de minderjarigen.
Het gerecht heeft ook overwogen dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen noodzakelijk is dat zij bij de grootmoeder moederszijde worden geplaatst, en heeft de duur van deze plaatsing beperkt tot zes maanden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gezinsvoogdes is benoemd. Deze beslissing is genomen door rechter J.J. Verhoeven, in aanwezigheid van de griffier.