ECLI:NL:OGEAA:2020:76

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
AUA201902435
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning buitenlandse voogdij uitspraak en verzoek tot voogdij in Aruba

In deze zaak heeft de grootmoeder van een minderjarige, verzoekster, op 22 juli 2019 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het verzoek betreft de erkenning van een uitspraak van een Haitiaanse rechter van 26 april 2016, waarin verzoekster samen met haar echtgenoot is belast met de voogdij over de minderjarige. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft op 26 november 2019 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de zitting op 3 december 2019 is verzoekster in persoon verschenen, terwijl de ouders van de minderjarige niet zijn verschenen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is erkend door de vader en woont bij verzoekster in Aruba. Verzoekster heeft verzocht om een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, zodat de uitspraak van de Haitiaanse rechter in Aruba erkend kan worden. Dit is van belang voor de verblijfsstatus van de minderjarige in Aruba.

Het gerecht heeft de verzoeken beoordeeld. Het primaire verzoek om erkenning van de uitspraak van 26 april 2016 is afgewezen, omdat deze uitspraak niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand. Het subsidiaire verzoek om verzoekster opnieuw met de voogdij over de minderjarige te belasten is eveneens afgewezen, omdat de voogdij reeds rechtsgeldig is vastgesteld in de eerdere uitspraak van de Family Court in Jamaica. De beslissing is genomen door mr. J.J. Verhoeven en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.

Uitspraak

Beschikking van 18 februari 2020
behorend bij EJ. nr. AUA201902435.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
procederend in persoon,
Belanghebbende:
[Naam moeder], de moeder,
[Naam vader], de vader,
de ambtenaar van de burgerlijke stand,hierna: de abs,
in Aruba.

1.DE PROCEDURE

Bij verzoekschrift, ingediend op 22 juli 2019, heeft verzoekster gevraagd om erkenning van een uitspraak van een Haitiaanse rechter.
De abs heeft op 26 november 2019, geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 december 2019, alwaar is verschenen verzoekster in persoon. De vader en de moeder hebben geen verweerschrift ingediend en zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de vader erkend.
2.2
Verzoekster is de grootmoeder van de minderjarige. Zij is gehuwd met [naam echtgenoot].
2.3
Bij rechterlijke uitspraak van 26 april 2016 van de Family Court for the Parishes of Kingston and St. Andrew [adres], Kingston, is verzoekster (samen met haar echtgenoot [naam echtgenoot]) belast met de voogdij (
custody) over de minderjarige.
2.4
De minderjarige woont bij verzoekster in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht begrijpt – primair tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde uitspraak van 26 april 2016 en subsidiair tot het belasten van verzoekster met de voogdij over de minderjarige. Daartoe is ter zitting gesteld dat het in het belang van de minderjarige is dat voornoemde beslissing in Aruba wordt erkend, zodat verzoekster de verblijfsstatus van de minderjarige hier te lande kan regelen, het een en ander conform de vereisten van de DIMAS.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane uitspraak overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde uitspraak van 26 april 2016 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent voogdij c.q. gezag over minderjarigen bevatten. Het primaire verzoek is daarom niet toewijsbaar en zal hierna worden afgewezen.
4.3
Het subsidiaire verzoek is gebaseerd op artikel 1:253r lid 1 BW jo. artikel 1:253q lid 2 BW. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat zij reeds belast is met de voogdij in de uitspraak van 26 april 2016 van de Family Court te Kingston in Jamaica. Het gerecht heeft geen redenen om te twijfelen aan de authenticiteit van deze, door verzoekster overgelegde, uitspraak. Dat betekent dat er in deze procedure vanuit moet worden gegaan dat op rechtsgeldige wijze in de voogdij over de minderjarige is voorzien, zodat er geen gronden zijn om thans verzoekster (opnieuw) met de voogdij over de minderjarige te balasten. Ook het subsidiaire verzoek moet om die reden worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verstaat dat [naam verzoekster] bij beslissing van 26 april 2016 van de Family Court for the Parishes of Kingston and St. Andrew, [adres], Kingston rechtsgeldig is belast met de voogdij over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in Jamaica,
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 18 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.