ECLI:NL:OGEAA:2020:89

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
AUA201903341
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om betaling achterstallig loon en kosteloos procederen

In deze zaak heeft verzoekster, een inwonende dienstbode, een verzoek ingediend om betaling van achterstallig loon van Afl. 49.800,- over de periode van juli 2014 tot en met december 2018. Verzoekster stelt dat zij gedurende deze periode niet het overeengekomen loon heeft ontvangen, terwijl verweerder, haar voormalige werkgever, betwist dat hij in gebreke is gebleven. De procedure begon met een verzoekschrift op 27 september 2019, gevolgd door een verweerschrift op 7 januari 2020. Tijdens de zitting op 21 januari 2020 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De feiten tonen aan dat verzoekster sinds 2013 in dienst was bij verweerder en dat zij een affectieve relatie hadden. Verzoekster heeft in augustus 2019 betaling van achterstallig loon verzocht, maar verweerder heeft dit betwist en stelt dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechter heeft vastgesteld dat er geen afdoende bewijs is geleverd door verzoekster dat het ontvangen bedrag niet het overeengekomen loon was. De rechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat verweerder in gebreke is gebleven met de loonbetalingen.

De rechter heeft het verzoek om betaling van het achterstallig loon afgewezen, maar heeft verzoekster wel toestemming verleend om kosteloos te procederen, gezien haar financiële situatie. De proceskosten zijn voor rekening van verzoekster, die als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.

Uitspraak

Beschikking van 3 maart 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA201903341
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [naam verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Verweerder],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [naam verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 27 september 2019;
- het verweerschrift met productie, ingediend op 7 januari 2020;
- de producties van [naam verweerder];
- de pleitaantekeningen van [naam verweerder];
- de behandeling ter zitting van 21 januari 2020, waar zijn verschenen partijen in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
naam verzoekster] is vanaf 2013 in dienst getreden bij [naam verweerder] en is daar werkzaam geweest als inwonende dienstbode. Haar salaris betrof Afl. 800,- per maand.
2.2
Partijen hebben een affectieve relatie gehad gedurende de periode dat [naam verzoekster] de inwonende dienstbode van [naam verweerder] was.
2.3
Aan [naam verzoekster] zijn over de periode van 21 augustus 2013 tot 21 augustus 2019 vergunningen tot tijdelijk verblijf voor inwonende dienstbode verleend, waarbij [naam verweerder] als garantsteller optrad.
2.4
Eind december 2018 heeft [naam verzoekster] ontslag genomen bij [naam verweerder] en is zij uit de woning van [naam verweerder] vertrokken.
2.5
Op 3 januari 2019 hebben partijen een overeenkomst gesloten, waarbij [naam verweerder] onder meer Afl. 15.000,- aan [naam verzoekster] heeft betaald voor haar verhuizing naar Uruguay.
2.6
Bij brief van 6 augustus 2019 heeft [naam verzoekster] betaling verzocht van het achterstallig loon over de periode van juli 2014 tot en met december 2018, vermeerderd met de vertragingsrente ex artikel 1614q BW. Volgens haar bedraagt dit een totaal bedrag van Afl. 64.800,-.

3.HET VERZOEK

3.1 [
naam verzoekster] verzoekt het Gerecht om bij beschikking – uitvoerbaar bij voorraad – [naam verweerder] te veroordelen om aan [naam verzoekster] een bedrag van Afl. 49.800,- te betalen aan achterstallig loon, met veroordeling van [naam verweerder] in de proceskosten. Tevens verzoekt [naam verzoekster] haar toestemming te verlenen om kosteloos te mogen procederen.
3.2 [
naam verzoekster] grondt haar verzoek erop dat [naam verweerder] over de periode juli 2014 tot en met december 2018, behoudens betaling van een bedrag van Afl. 15.000,-- in gebreke is gebleven met de betaling van het overeengekomen loon.
3.3 [
naam verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft het Gerecht verzocht de vordering van [naam verzoekster] af te wijzen, met veroordeling van [naam verzoekster] in de proceskosten.
3.4
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [naam verweerder] al dan niet het overeengekomen loon gedurende de periode van juli 2014 tot en met december 2018 aan [naam verzoekster] heeft uitbetaald.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat het loon Afl. 800,-- per maand bedroeg en dat [naam verweerder] maandelijks een contant bedrag van Afl. 800,- aan [naam verzoekster] heeft betaald. Volgens [naam verzoekster] betrof dit bedrag echter niet het overeengekomen loon. [naam verweerder] verwachtte van haar dat zij deze som volledig aan boodschappen besteedde, hetgeen zij ook heeft gedaan. [naam verweerder] heeft de stellingen van [naam verzoekster] gemotiveerd betwist. Volgens hem was het maandelijkse bedrag van Afl. 800,00 dat aan [naam verzoekster] werd betaald, bedoeld als loon. Hij heeft nooit aan [naam verzoekster] medegedeeld dat zij het maandelijkse bedrag aan inkopen moest besteden. Hij betaalde zelf voor de maandelijkse inkopen, aldus [naam verweerder]. Ter onderbouwing hiervan heeft hij bankoverzichten overgelegd, waaruit blijkt dat hij gedurende de periode van juli 2014 tot en met december 2018 maandelijks inkopen deed bij verschillende supermarkten.
4.3 [
naam verzoekster] heeft het verweer van [naam verweerder] onvoldoende deugdelijk betwist. Zij heeft slechts volhard in haar standpunt dat zij het ontvangen bedrag aan boodschappen moest besteden en dat zij dit ook heeft gedaan. Zij heeft niet verklaard waarom zij iedere maand Afl. 800,00 zou hebben ontvangen voor het doen van boodschappen, hoewel ze ter zitting niet heeft betwist dat ook [naam verweerder] bij supermarkten inkopen deed. Bij gebrek aan die betwisting is het standpunt van [naam verweerder] dat de maandelijkse som die hij aan [naam verzoekster] heeft betaald het overeengekomen loon betreft, voldoende komen vast te staan en moet ervan worden uitgegaan dat [naam verweerder] aan zijn loonbetalingsverplichting heeft voldaan.
4.4
In dit verband weegt mee dat [naam verzoekster] er geen afdoende verklaring voor heeft kunnen geven dat zij eerst nu, na zoveel jaren, het standpunt inneemt dat [naam verweerder] niet aan zijn loonbetalingsverplichting heeft voldaan. [naam verzoekster] heeft aangevoerd dat zij hierover reeds eerder heeft geklaagd bij [naam verweerder], maar dat zij het erbij heeft gelaten toen hij ermee heeft gedreigd dat hij haar vergunning niet zou verlengen. Niet valt evenwel in te zien waarom [naam verzoekster] dan niet op het moment dat zij in december 2018 ontslag had genomen en vanwege haar verhuizing naar Uruguay niet meer afhankelijk was van een vergunning, geen loonvordering heeft ingesteld. Dit lag immers wel voor de hand, te meer nu [naam verzoekster] stelt dat het bedrag van Afl. 15.000,- dat zij bij haar vertrek heeft ontvangen, door [naam verweerder] is betaald uit hoofde van een ontslagregeling en was bedoeld als een tegemoetkoming in de loonbetalingen. Niet is duidelijk waarom zij op dat moment geen aanspraak heeft gemaakt op het, volgens haar, volledige achterstallige bedrag. Overigens betwist [naam verweerder] dat het bedrag van Afl. 15.000,00 uit hoofde van een ontslagregeling is betaald. Volgens [naam verweerder] heeft hij het bedrag van Afl. 15.000,- slechts betaald om [naam verzoekster] te helpen met haar verhuizing naar Uruguay.
4.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen worden afgewezen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [naam verzoekster] worden veroordeeld in de proceskosten van [naam verweerder].
4.6
Uit het door [naam verzoekster] overgelegde door de daartoe bevoegde instantie verstrekte bewijs van onvermogen blijkt dat zij de kosten van deze procedure niet kan dragen. Aan [naam verzoekster] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
5.DE BESLISSING
Het Gerecht:
- verleent verzoekster toestemming om kosteloos te mogen procederen;
- wijst af het door [naam verzoekster] verzochte;
- veroordeelt [naam verzoekster] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [naam verweerder] tot op heden worden begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de veroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.