ECLI:NL:OGEAA:2020:99

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
562 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens verkrachting en ontuchtige handelingen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 maart 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met de aangeefster, die op 20 juli 2004 is geboren. De zaak werd behandeld op 21 februari 2020, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte primair de beschuldiging van verkrachting, waarbij de verdachte de aangeefster zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld. Subsidiair werd hem ontuchtige handelingen ten laste gelegd. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De verklaringen van de aangeefster werden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals Facebook Messenger gesprekken, die eerder flirterig van aard waren dan bewijs voor verkrachting.

Het Gerecht concludeerde dat de aangifte van de aangeefster niet geloofwaardig was en dat de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de tenlastelegging. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door zittingsgriffier mw. M.V. Alvarez, en vond plaats in het openbaar.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/09432
Zaaknummer: 562 van 2019
Uitspraak: 13 maart 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 in Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], te weten
- het meermalen brengen en wrijven van zijn penis tussen de schaamlippen van die [aangeefster],
- het meermalen brengen en duwen van zijn penis in de vagina van die [aangeefster],
en welk geweld of andere feitelijkheden en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin hebben bestaan dat hij
- [ aangeefster] wakker heeft gemaakt en tegen haar heeft gezegd om bij hem te komen en vervolgens om in de badkamer te gaan,
- [ aangeefster] de badkamer heeft ingeduwd nadat zij had geweigerd om in de badkamer te gaan,
- [ aangeefster] tegen de muur heeft geduwd,
- de blouse van die [aangeefster] omhoog heeft getrokken,
- de broek en onderbroek van die [aangeefster] naar beneden heeft getrokken, terwijl hij haar aan haar nek zoende,
- die [aangeefster] omdraaide waardoor zij met haar gezicht tegen de muur kwam,
- de handen van die [aangeefster] tegen de muur heeft vastgehouden,
- zijn penis tussen de schaamlippen van die [aangeefster] heeft gebracht en gewreven, waardoor die [aangeefster] begon te huilen,
- abrupt zijn penis in de vagina van die [aangeefster] heeft gebracht en gehouden, waardoor die [aangeefster] nog harder ging huilen,
- ondanks het huilen van die [aangeefster] doorging met het penetreren van de vagina van die [aangeefster],
- die [aangeefster] pas losliet nadat zij met hem bleef worstelen om los te komen, ondanks zijn aanmaningen om rustig te blijven;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 in Aruba,
meermalen, althans eenmaal, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te weten [aangeefster], geboren op 20 juli 2004, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster],immers heeft hij
- de nek van die [aangeefster] gezoend,
- de blouse van die [aangeefster] omhoog getrokken,
- de broek en onderbroek van die [aangeefster] naar beneden heeft getrokken,
- zijn penis meermalen tussen de schaamlippen van die [aangeefster] gebracht en gewreven,
- zijn penis meermalen in de vagina van die [aangeefster] gebracht en geduwd;
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht is van oordeel dat voor het ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Volgens de officier van justitie is de aangifte geloofwaardig en betrouwbaar en vindt deze bovendien in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen.
De verdachte heeft vanaf het begin stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan verkrachting dan wel het plegen van ontuchtige handelingen.
Oordeel van het Gerecht
Primair tenlastegelegde verkrachting
Aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat zij in mei 2018, toen zij bij haar tante en oom (de verdachte) in huis woonde, in de badkamer door de verdachte is verkracht. De verdachte had haar wakker gemaakt en duwde haar in de badkamer. De verdachte deed zijn broek naar beneden. Vervolgens duwde de verdachte haar tegen de muur en trok haar blouse omhoog. Hij begon haar tegen haar wil in haar nek te zoenen en deed haar broek en panty naar beneden. Hij draaide haar daarna om met haar gezicht tegen de muur en hield haar handen tegen de muur vast. Aangeefster bleef nee zeggen en huilde. Vervolgens pakte hij zijn intieme deel en begon deze tussen haar schaamlippen te strelen en stak zijn intieme deel in haar vagina. Aangeefster begon nog harder te huilen en te worstelen en schopte de verdachte met haar voeten. [1]
Gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde verkrachting vereist dat de aangifte wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast dient het Gerecht, op grond van de inhoud van die bewijsmiddelen (al dan niet in onderlinge samenhang bezien), de overtuiging te hebben dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en overweegt hiertoe als volgt.
Het Gerecht is anders dan de officier van justitie van oordeel dat de Facebook Messenger gesprekken tussen de verdachte en aangeefster geen ondersteuning bieden voor de tenlastegelegde verkrachting. Uit deze gesprekken kan de conclusie worden getrokken dat de verdachte en aangeefster met elkaar flirtten toen de verdachte in Nederland was en aangeefster in Aruba, hetgeen de verdachte ook heeft bekend. Echter, deze gesprekken bieden naar het oordeel van het Gerecht geen steun voor de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte met geweld is verkracht. De verklaring van aangeefster wordt door de inhoud en de aard van deze gesprekken niet bevestigd.
Ook anders dan de officier van justitie ziet het Gerecht geen steun voor verkrachting in het feit dat aangeefster huilde toen ze door haar vader werd geconfronteerd werd met deze flirtgesprekken tussen haar en haar oom. Het Gerecht is van oordeel dat, gelet op de aard van deze gesprekken, het feit dat ze ermee werd geconfronteerd door haar vader en de ongemakkelijke situatie die dat teweeg heeft moeten brengen, het goed kan zijn dat aangeefster onder die omstandigheden emotioneel werd en in huilen uitbarstte. Onder deze omstandigheden biedt het feit dat aangeefster emotioneel werd toen ze door haar vader werd geconfronteerd met flirtgesprekken tussen haar en haar oom, onvoldoende overtuigend steunbewijs voor de gestelde verkrachting.
Het Gerecht is voorts anders dan de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van de vriendin van aangeefster evenmin voldoende steunbewijs biedt voor de tenlastegelegde verkrachting in mei 2018, reeds nu de vriendin van aangeefster heeft verklaard dat aangeefster tegen haar heeft gezegd dat ze zou zijn verkracht toen ze 8 of 10 jaar oud was en dit derhalve niet ziet op de tenlastegelegde periode.
Subsidiair tenlastegelegde ontuchtige handelingen
Evenmin acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat er in mei 2018 (zonder toepassen van geweld) ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en aangeefster. Hiertoe overweegt het Gerecht allereerst dat de verdachte ontkent enige vorm van gemeenschap te hebben gehad met aangeefster. Daarnaast komt het subsidiair tenlastegelegde niet overeen met de eigen verklaring van aangeefster dat zij met geweld is verkracht door de verdachte. Tot slot volgt uit de hiervoor genoemde Facebook Messenger gesprekken, die flirterig van aard zijn, niet dat daadwerkelijk sprake is geweest van seksuele gemeenschap tussen de verdachte en aangeefster. Met name het gesprek van de video opname 13 IMG 2286 [2] tussen de verdachte en aangeefster via Facebook Messenger, waarin de verdachte tegen aangeefster zegt: “ Je zei over van elkaar houden. Jij bent niet verliefd. Ik heb jou nog niets gedaan om jou verliefd te laten raken”, leidt naar het oordeel van het Gerecht niet tot die conclusie.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 13 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces verbaal verklaring getuige slachtoffer d.d. 24 oktober 2018 (bijlage 2)
2.Proces verbaal van bevindingen, video opnames d.d. 19 september 2019 (bijlage 13)