ECLI:NL:OGEAA:2021:114

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
AUA202002414
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot voeging in kort geding

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 10 maart 2021 een vonnis uitgesproken in een kort geding. De eiser, die in persoon procedeerde, had een incidentele vordering tot voeging ingediend door de naamloze vennootschap Massimo Consultant & Financial Services N.V. De vordering was gericht op het toestaan van voeging aan de zijde van de eiser in de hoofdzaak. De gedaagde partij, de naamloze vennootschap Netherlands Antilles & Aruba Assurance Company N.V. (NA&A), had zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.

De procedure verliep met een aantal processtukken, waaronder antwoordakten van de verweerder en NA&A. Het Gerecht oordeelde dat Massimo haar verzoek tot voeging te laat had ingediend, aangezien dit uiterlijk op de werkdag voorafgaand aan de zitting had moeten gebeuren. Bovendien werd overwogen dat Massimo niet had aangetoond welk belang zij had bij de voeging, vooral gezien het feit dat de vorderingen van de eiser op NA&A eerder aan Massimo waren overgedragen. Dit leidde tot de conclusie dat de belangen van Massimo en de eiser tegenstrijdig waren, wat een grond vormde voor afwijzing van het verzoek.

Het Gerecht wees het verzoek van Massimo af en veroordeelde haar in de proceskosten van de incidentele procedure, die op nihil waren begroot. De verdere beslissingen in de hoofdzaak werden aangehouden. Het vonnis werd uitgesproken door rechter A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 10 maart 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA20202414
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak in kort geding van:
[EISER],
wonende in Aruba, [Adres],
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: NA&A,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F. Kuster,
en in het incident tot voeging van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT & FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: Massimo,
procederend bij de daartoe gevolmachtigde [naam gevolmachtigde],
tegen:
[VERWEERDER],
wonende in Aruba, [Adres],
verweerder,
hierna ook te noemen: [Verweerder],
procederend in persoon,
en
de naamloze vennootschap
NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: NA&A,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F. Kuster.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure in de hoofzaak en in het incident tot voeging tot 3 februari 2021 blijkt uit de rolbeschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de op 10 februari 2021 door [verweerder] genomen antwoordakte in het incident tot voeging;
-de eveneens op 10 februari 2021 door NA&A genomen antwoordakte in het incident tot voeging.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in het incident tot voeging

2.1
Massimo vordert dat het Gerecht het haar (bij vonnis) toestaat zich in de hoofdzaak te voegen aan - zo het Gerecht begrijpt - de zijde van [eiser].
2.2.1 [
Eiser] concludeert tot toewijzing van het door Massimo verzochte omdat Massimo volgens hem belang heeft bij de door haar verzochte voeging.
2.2.2
NA&A refereert zich ter zake van het door Massimo verzochte aan het oordeel van het Gerecht.

3.DE BEOORDELING

in het incident tot voeging

3.1
Ingevolge artikel 58 in verbinding met artikel 57 van het Procesreglement dient een incidenteel verzoek tot voeging als het onderhavige uiterlijk op de werkdag voorafgaande aan (de aanvang van) de zitting om 14:00 uur worden ingediend ter griffie ter attentie van de behandelend rechter en van de wederpartijen. Uit het proces-verbaal van de (geschorste) mondelinge behandeling van de zaak (lees tevens: zitting) op donderdag 12 november 2020 blijkt onmiskenbaar dat de zitting in deze procedure is aangevangen op die datum, en toen is geschorst in verband met het bij partijen genoegzaam bekende wrakingsverzoek van [eiser]. Hieruit volgt dat Massimo uiterlijk op woensdag 11 november 2020 om 14:00 uur haar incidentele verzoek tot voeging had moeten indienen ter griffie ter attentie van de behandelend rechter en van de wederpartijen. Massimo heeft echter dat verzoek ter griffie ingediend op 16 januari 2021, ofwel hangende de (geschorste) mondelinge behandeling van de zaak (lees wederom tevens: zitting). Dat is te laat en levert reeds grond op tot afwijzing van het verzoek van Massimo. Daar komt het volgende nog bij.
3.2
Een partij die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan op de voet van artikel 214 Rv onder meer vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Massimo heeft echter niet gesteld welke nadelige gevolgen zij precies zal ondervinden indien [eiser], aan wiens zijde zij zich kennelijk wenst te voegen, in de hoofdzaak in het ongelijk wordt gesteld. Dit klemt temeer omdat Massimo onbetwist heeft gesteld dat de bij partijen genoegzaam bekende vorderingen die [eiser] beweerdelijk heeft op NA&A bij akte van cessie van 5 december 2019 door [eiser] zijn overgedragen aan Massimo. Zonder nadere doch ontbrekende uitleg valt in dat verband niet in te zien welk rechtens te respecteren belang Massimo heeft bij voeging in de hoofdzaak aan de zijde van [eiser]. Door bedoelde cessie zijn de belangen van Massimo bij de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak immers volstrekt tegenstrijdig ten opzichte van die van [eiser] (bij toewijzing van zijn vorderingen in die zaak). Ook dit alles levert grond op tot afwijzing van het verzoek van Massimo.
3.3
De slotsom luidt dat het incidentele verzoek van Massimo tot voeging in de hoofdzaak aan de zijde van [eiser] zal worden afgewezen.
3.4
Massimo zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze incidentele procedure gevallen aan de zijde van NA&A en aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak wat betreft NA&A en ook wat betreft Angela telkens begroot op nihil.
in de hoofdzaak
3.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
in het incident tot voeging
-wijst af het door Massimo verzochte;
-veroordeelt Massimo in de incidentele proceskosten van [verweerder], tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
-veroordeelt Massimo in de incidentele proceskosten van NA&A, tot aan deze uitspraak eveneens begroot op nihil;
in de hoofdzaak
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.