ECLI:NL:OGEAA:2021:116

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
AUA201902724
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering na verkeersongeval met niet-geldig rijbewijs

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Boogaard Assurantiën N.V. (hierna: Boogaard) een regresvordering ingesteld tegen een gedaagde partij na een verkeersongeval dat plaatsvond op 24 december 2016. Bij dit ongeval waren meerdere voertuigen betrokken, waaronder het voertuig van de gedaagde, bestuurd door een persoon zonder geldig rijbewijs. Boogaard, gemachtigd door de verzekeraar Fatum General Insurance Aruba N.V., heeft schadevergoeding betaald aan derden die door het ongeval schade hebben geleden. Boogaard vordert nu betaling van de gedaagde voor de door haar vergoede schade, met als grondslag dat de dekking op de verzekering was uitgesloten omdat de bestuurder niet over een geldig rijbewijs beschikte, zoals vermeld in de bijzondere verzekeringsvoorwaarden.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de bestuurder de enige veroorzaker van het ongeval was. Tevens heeft de gedaagde aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden, waardoor deze niet tegen haar ingeroepen kunnen worden. Het Gerecht heeft de argumenten van de gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat de uitsluitingsgrond in de verzekeringsvoorwaarden van toepassing is, omdat de bestuurder ten tijde van het ongeval niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het Gerecht heeft de vordering van Boogaard grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De uitspraak, gedaan op 10 maart 2021, houdt in dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 19.216,26 aan Boogaard, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de gedaagde in de proceskosten wordt veroordeeld. Tevens is aan de gedaagde verlof verleend om kosteloos te procederen, gezien het overgelegde bewijs van onvermogen.

Uitspraak

Vonnis van 10 maart 2021
Behorend bij AUA201902724
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
te Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident tot vrijwaring van 5 februari 2020;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 24 december 2016 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een drietal auto’s, waaronder de auto van [gedaagde] met nummerplaat [kenteken], was betrokken. Bestuurder van deze auto was [bestuurder] (hierna te noemen: [bestuurder]), die niet over een geldig rijbewijs beschikte.
Van het ongeval is een politierapport opgemaakt. Daarin is de volgende omschrijving van het ongeval gegeven:
“OORZAAK: de 1/a44872 en de 2/a39647 en de 3/v1097 reden in oostelijke richting over de L.G. Smith Boulevard. Ter hoogte van de brug van Renaissance Hotel, regelde de 1 haar afstand en snelheid niet zodanig en botste achterop de 2. Door de klap ging de 2 naar voren en botste hierna tegen de 3.”
2.2
Ten tijde van het ongeval was de auto van [gedaagde] verzekerd bij Fatum General Insurance Aruba N.V. (hierna: Fatum). Boogaard is door Fatum gemachtigd om namens haar verhaalschades af te wikkelen in de ruimste zin van het woord, waaronder het treffen van betalingsregelingen, het innen van verhaalschades en het entameren van rechtszaken ten behoeve van het innen van verhaalschades.
2.3
Door het ongeval hebben de betrokken derden schade geleden, welke schade door Boogaards namens Fatum is vergoed.
2.4
Artikelen 3, 4 en 19.6 van de GUARDIAN MOT 001, Bijzondere verzekeringsvoorwaarden Motorrijtuigenverzekering Aruba (hierna: bijzondere verzekeringsvoorwaarden) luiden:

3. Tijdelijke vervanging van het motorrijtuig
3.1
Gedurende de reparatie of onderhoud in een reparatie inrichting of gedurende vaststelling van de schadevergoeding bij totaal verlies van het motorrijtuig is de verzekering mede van toepassing op een naar type en prijsklasse vervangend motorrijtuig, voor zover dit niet aan verzekeringnemer en/of zijn huisgenoten toebehoort, en voor zover het vervangend motorvoertuig niet elders is verzekerd. (…)
4. Uitsluitingen
In aansluiting op het terzake bepaalde in de Algemene Voorwaarden is tevens van de verzekering uitgesloten:
(…)
4.7Schade verzoorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig niet in het bezit is van een geldig voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs (…)
19.6
Dagvergoeding:
Vergoed wordt AWG 90,00 per dag van de daadwerkelijke gemaakte kosten voor de huur van een soortgelijke, vervangende auto van het op het polisblad omschreven motorrijtuig gedurende de tijd dat de verzekeringnemer vanwege een verzekerd risico niet over het verzekerde motorrijtuig kan beschikking; een en ander gemaximeerd tot AWG 1200,00 per gebeurtenis.”

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
Boogaard verzoek het Gerecht om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van Afl. 19.516,26, vermeerderd met Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2016 dan wel 5 juli 2017, en met de proceskosten.
3.2
Aan de vordering legt Boogaard ten grondslag dat zij de door derden geleden schade als gevolg van het door [bestuurder] met de auto van [gedaagde] veroorzaakte ongeval heeft vergoed en dat ingevolge artikel 4.7 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden dekking was uitgesloten omdat [bestuurder] ten tijde van het ongeval niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, zodat zij voor dat bedrag een regresvordering heeft op [gedaagde].
3.3 [
gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Tevens verzoekt zij het Gerecht om haar verlof te verlenen om kosteloos te procederen.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] betwist dat [bestuurder] de enkele veroorzaker is van het ongeval. Volgens [gedaagde] dient de bestuurder van de auto met kentekenplaat [kenteken] als medeveroorzaker te worden aangemerkt, omdat zij niet de ingevolge de artikel 19, tweede lid, van het Landsbesluit verkeersregels vereiste afstand hield tot de voor haar rijdende V-1097.
Dit verweer wordt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. [gedaagde] heeft niet onderbouwd aangevoerd wat de afstand tussen de auto’s is geweest, nog daargelaten dat volgens het politierapport van het ongeval de botsing van de [kenteken] op de V-1097 het gevolg was van de klap van de botsing van de auto van [gedaagde] op de [kenteken], derhalve niet vanwege het houden van onvoldoende afstand tussen beide auto’s.
4.2
Boogaard stelt dat dekking is uitgesloten op grond van artikel 4.7 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden. [gedaagde] heeft zich beroepen op de vernietigbaarheid van dit beding, omdat zij van Boogaard geen redelijke mogelijkheid heeft gekregen om van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden kennis te nemen (artikel 6:233 onder b BW). Op het polisblad staan de polisvoorwaarden niet vermeld. Evenmin wordt daar verwezen naar de algemene voorwaarden of de bijzondere verzekeringsvoorwaarden, aldus [gedaagde].
4.3
Op het overgelegde “Prolongatie-kwitantie en verzekeringsbewijs ex L.A.M. Artikel 11 &12” staat geen verwijzing naar de bijzondere verzekeringsvoorwaarden vermeld. [gedaagde] heeft voorts onweersproken gesteld dat Boogaard haar evenmin anderszins redelijke mogelijkheid heeft gegeven om van de voorwaarden kennis te nemen. Dit betekent dat Boogaard zich niet kan beroepen op bepalingen uit die voorwaarden, tenzij het gaat om kernbedingen. De vernietigbaarheid van de polisvoorwaarden strekt zich immers alleen uit over algemene voorwaarden en niet over kernbedingen. Volgens vaste rechtspraak dient een bepaling in een verzekeringsovereenkomst die rechtstreeks van invloed is op de omvang van de dekking niet als een algemene voorwaarde, maar als een kernbeding te worden aangemerkt.
4.4
Gelet hierop, is artikel 4.7 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden, waarin een uitsluitingsgrond voor dekking is opgenomen ingeval de feitelijke bestuurder niet beschikt over een geldig rijbewijs, een beding dat in vorenbedoelde zin rechtstreeks van invloed is op de omvang van de dekking en aldus geen algemene voorwaarde, maar een kernbeding vormt, zodat de algemene voorwaarde-regeling niet van toepassing is (vergelijk het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 10 juni 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:146).
4.5
Gelet hierop en nu [gedaagde] overigens geen verweer heeft gevoerd dat en waarom de bijzondere verzekeringsvoorwaarden niet van toepassing zijn, en nu vaststaat dat [gedaagde] niet in het bezit was van een geldig rijbewijs ten tijde van het ongeval, slaagt het beroep van Boogaard op dit beding.
4.6
Ten aanzien van de gevorderde schade van Afl. 2.506,26 (schade aan V-1097), Afl. 170,- (kosten rapport), Afl. 16.524 (schade aan [kenteken]) en Afl. 166,- (kosten deskundige) refereert [gedaagde] zich naar het oordeel van het Gerecht. Gelet hierop, en nu Boogaard de schade heeft toegelicht en met stukken heeft onderbouwd, komt de vordering in zoverre voor toewijzing in aanmerking.
4.7
Boogaard stelt voorts schade te hebben geleden van 2 maal Afl. 150,- vanwege uitgekeerde
time lossaan de twee betrokkenen bij het ongeval. Dit vindt zijn grondslag in de artikelen 3 dan wel 19.6 van de bijzondere verzekeringsvoorwaarden, aldus Boogaard. [gedaagde] betwist de aldus gevorderde schade. Op basis van deze bepalingen is geen
time lossverschuldigd aan betrokkenen en ook overigens heeft Boogaard niet onderbouwd waarop deze schade is gegrond, aldus [gedaagde].
Naar het oordeel van het Gerecht richten de bijzondere verzekeringsvoorwaarden zich tot de verzekerde. Boogaard heeft niet gesteld dat de twee betrokkenen bij haar verzekerd waren en zij hen uit dien hoofde
time lossheeft moeten uitkeren. Gelet hierop en nu Boogaard ook overigens niet heeft gesteld waarop deze kosten gegrond zijn, komt de vordering in zoverre als onvoldoende onderbouwd voor afwijzing in aanmerking.
4.8
Voorts doet [gedaagde] een beroep op overmacht in de zin van artikel 19, lid 5, van de Landsverordening wegverkeer, omdat het ongeval is veroorzaakt terwijl [bestuurder], de toenmalige partner van haar zoon, de auto bestuurde, zonder dat [gedaagde] daar toestemming voor had gegeven.
4.9
Ingevolge artikel 19, lid 3, van de Landsverordening wegverkeer is de eigenaar of, indien er een houder is, de houder van een voertuig aansprakelijk voor de gedragingen van degene die hij met het voertuig laat rijden. Ingevolge artikel 19, lid 5, kan de rechter het bedrag der schadevergoeding beperken, wanneer aannemelijk is, dat het ongeval is te wijten aan overmacht, daaronder begrepen schuld van iemand voor wie de eigenaar of de houder niet aansprakelijk is. Gegeven deze bepalingen, in samenhang bezien, is het ongeval te wijten aan overmacht, indien [gedaagde] [bestuurder] niet met de auto heeft laten rijden, in de zin van artikel 19, lid 3, van de Landsverordening wegverkeer. Volgens vaste rechtspraak is van laten rijden niet alleen sprake als de eigenaar of houder er uitdrukkelijk of stilzwijgend mee instemt, maar ook als hij door zijn zorgeloosheid de ander de gelegenheid tot rijden heeft verschaft. In het licht van het voorgaande, heeft [gedaagde] met de enkele stelling dat [bestuurder] de toenmalige partner was van haar zoon en dat zij de auto zonder medeweten van [gedaagde] heeft bestuurd het beroep op overmacht onvoldoende toegelicht.
4.1
Gelet op het vorenoverwogene komt voor toewijzing als hoofdsom in aanmerking een bedrag van Afl. 19.216,26 (Afl. 2.506,26 + Afl. 170 + Afl. 16.524,- + Afl. 166,- -/- Afl.150,- (eigen risico)).
4.11
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Boogaard heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.12
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.
4.13
Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen, zal het Gerecht [gedaagde] verlof verlenen om kosteloos te procederen.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit Gerecht:
verleent [gedaagde] verlof om kosteloos te procederen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Boogaard van een bedrag van Afl. 19.216,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Boogaard worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 215,- aan explootkosten en Afl. 2.000,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten in tarief 4);
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 10 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.