ECLI:NL:OGEAA:2021:140

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
AUA20201867
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een lening met borgstelling en de gevolgen van wanbetaling

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap [Naam VBA] een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wegens wanbetaling van een lening. De overeenkomst van geldlening, die op 31 maart 2017 tot stand kwam, betrof een bedrag van Afl. 18.820,00 dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] was ontvangen. [gedaagde 3] had zich borg gesteld voor de terugbetaling van deze lening. De lening diende in 60 maandelijkse termijnen te worden terugbetaald, maar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in hun betalingsverplichtingen. Hierdoor heeft [Naam VBA] conservatoir beslag gelegd op het loon van [gedaagde 3].

Tijdens de procedure is vastgesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet verschenen zijn en dat verstek is verleend. De vordering van [Naam VBA] tot betaling van de hoofdsom van Afl. 32.352,92, vermeerderd met rente en kosten, is door de rechter toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig werd geacht. De rechter heeft echter geoordeeld dat de gevorderde contractuele rente van 19% per jaar met ingang van 1 januari 2020 niet kan worden toegewezen, omdat dit zou leiden tot dubbele rente over de periode tot de einddatum van het contract op 30 april 2022.

De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere uitlating door [Naam VBA] over de gevorderde rente na 1 mei 2022 en de buitengerechtelijke incassokosten. De rechter heeft alle overige beslissingen aangehouden en de zaak zal op een later moment verder worden behandeld.

Uitspraak

Vonnis van 17 maart 2021
Behorend bij AUA202001867
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[NAAM VBA],
te Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: [Naam VBA],
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:

1.[GEDAAGDE 1],

te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde 1],
niet verschenen,
2.
[GEDAAGDE 2],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde 2],
niet verschenen,
3.
[GEDAAGDE 3],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde 3],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 10 augustus 2020;
- het antwoord van [gedaagde 3] op de rolzitting van 18 november 2020.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen [naam VBA] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds is op 31 maart 2017 een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen, op grond waarvan laatstgenoemden een bedrag van Afl. 18.820,00 van [naam VBA] in verbruikleen hebben ontvangen (verzoekschrift, prod. 4).
2.2
Bij akte van borgtocht van 31 maart 2017 heeft [gedaagde 3] zich borg gesteld voor de terugbetaling van de lening van Afl. 18.820,00 te vermeerderen met rente en kosten (verzoekschrift, prod. 5).
2.3
Over het geleende bedrag zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] 19% per jaar aan rente verschuldigd. De hoofdsom en rente moesten op grond van de overeenkomst worden terugbetaald in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 662,56.
2.4 [
Gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op enig moment tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichting om de maandelijkse termijnen te voldoen. In de overeenkomst is bepaald dat de nog niet vervallen termijnen ineens opeisbaar zijn, indien (onder meer) de debiteuren tekortschieten in de nakoming van hun verplichting tot betaling van de maandelijkse termijnen. Bij brief van 28 januari 2020 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] door [naam VBA] gesommeerd om de openstaande hoofdsom van Afl. 32.352,92 te voldoen (verzoekschrift, prod. 5).
2.5
Krachtens daartoe door de rechter van dit gerecht verleend verlof heeft [naam VBA] bij exploot van 28 juli 2020 conservatoir beslag gelegd onder het Land Aruba op het loon van [gedaagde 3].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Naam VBA] vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk - des dat de ene betalend de ander zal zijn gekweten - veroordeelt tot betaling van:
- het bedrag van Afl. 32.352,92, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 19% per jaar vanaf 1 januari 2020 tot aan de algehele voldoening, onverminderd boete en contractuele aanmaningskosten;
- het bedrag van Afl. 1.875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de kosten van de procedure.

4.DE BEOORDELING

4.1
Tegen de behoorlijk opgeroepen doch niet verschenen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt verstek verleend.
4.2 [
Gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering. Nu de vordering tot betaling van de hoofdsom van Afl. 32.352,92 ongegrond noch onrechtmatig voorkomt, zal deze bij eindvonnis worden toegewezen.
4.3
Het gerecht begrijpt dat de hoofdvordering bestaat uit de som van de niet betaalde en de tot 30 april 2022 (de einddatum van het contract) nog te betalen termijnen. In deze termijnen is begrepen, zo volgt naar het oordeel van het gerecht uit het contract, de contractuele rente van 19% per jaar gedurende de oorspronkelijke looptijd van het contract, en derhalve tot en met 30 april 2022. Om die reden is het gerecht voorshands van oordeel dat de gevorderde contractuele rente van 19% per jaar met ingang van 1 januari 2020 dient te worden afgewezen, omdat bij toewijzing van het aldus gevorderde over de periode vanaf 1 januari 2020 tot en met 30 april 2022 in strijd met de bepalingen van het contract dubbele rente wordt gevorderd.
4.4 [
Naam VBA] kan zich hierover uitlaten bij akte, waartoe de zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 14 april 2021.
4.5
De vraag is vervolgens welke rente kan worden toegewezen met ingang van 1 mei 2022, de datum waarop het contract bij correcte nakoming oorspronkelijk zou zijn afgelopen. In de overeenkomst (verzoekschrift, prod. 4) is in artikel 2 bepaald dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de hoofdsom vermeerderd met 19% per jaar zullen terugbetalen in 60 maandelijkse termijnen. De contractuele rente lijkt aldus te zijn overeengekomen voor een periode van vijf jaar.
4.6 [
Naam VBA] kan zich er in de akte eveneens over uitlaten of zij na 1 mei 2022 aanspraak maakt op de wettelijke rente dan wel de contractuele rente van 19% en indien het laatste het geval is, dient zij eveneens toe te lichten waarom uit de overeenkomst voortvloeit dat ook na 1 mei 2022 over het niet afgeloste deel nog steeds de contractuele rente is verschuldigd.
4.7
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, die is gematigd tot het door het gerecht gehanteerde liquidatietarief, zal als voldoende onderbouwd bij eindvonnis worden toegewezen.
4.8 [
Naam VBA] kan zich er in de akte eveneens over uitlaten of het petitum, waarin veroordeling in de hoofdsom wordt gevorderd ‘onverminderd boete en contractuele aanmaningskosten’, de strekking heeft dat reeds thans een veroordeling in laatstgenoemde kosten wordt gevorderd dan wel dat het recht op het vorderen van deze kosten wordt voorbehouden. Indien reeds thans vergoeding van deze kosten wordt gevorderd, dient [naam VBA] toe te lichten op grond waarvan zij naast de contractuele buitengerechtelijke incassokosten aanspraak maakt op contractuele aanmaningskosten en op welk bedrag deze kosten worden begroot.
4.9 [
Gedaagde 3] heeft bij haar conclusie van antwoord een met [naam VBA] gestelde vaststellingsovereenkomst overgelegd. [Naam VBA] kan zich in de door haar te nemen akte over deze vaststellingsovereenkomst uitlaten alsmede over de vraag welke gevolgen dit heeft voor de procedure tegen [gedaagde 3].
4.1
Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar
de rolzitting van 14 april 2021voor akte uitlating aan de zijde van [naam VBA] met de in de nummers 4.4, 4.6, 4.8 en 4.9 omschreven doeleinden;
5.2
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 17 maart 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. AUA20201867
Inhoudsindicatie: vordering;
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel,
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: