ECLI:NL:OGEAA:2021:142

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
AUA20200590
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichting ondanks betalingsonmacht in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. en [gedaagde] staat de betalingsverplichting van [gedaagde] centraal. De zaak betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 1 september 2014 is aangegaan, waarbij [gedaagde] een bedrag van Afl. 14.971,49 ter leen ontving en zich verbond om Afl. 27.564,- in 60 maandelijkse termijnen terug te betalen. Island Finance heeft op 10 februari 2020 aan [gedaagde] laten weten dat er een vordering van Afl. 22.270,- openstond, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Island Finance vorderde in deze procedure de betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en kosten. [Gedaagde] voerde verweer en stelde dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Het Gerecht oordeelde dat betalingsonmacht geen reden is om de vordering af te wijzen. De rechter stelde vast dat [gedaagde] tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat de hoofdsom aan Island Finance toekwam.

De rechter wees de gevorderde wettelijke rente toe, maar wees de buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Island Finance onvoldoende had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. [Gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 20 januari 2021.

Uitspraak

Vonnis van 20 januari 2021
Behorend bij AUA202000590
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek,
- de aan [gedaagde] verleende akte van niet dienen van de door hem te nemen conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 1 september 2014 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 14.971,49 ter leen van Island Finance ontvangt en hij zich verbindt om een bedrag van Afl. 27.564,- in 60 maandelijkse termijnen van Afl. 459,40 aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Bij brief van 10 februari 2020 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op hem van Afl. 22.270,-, vermeerderd met de wettelijke rente per jaar sedert 1 september 2019, vermeerderd met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan hem in verbruikleen gegeven gelden.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 22.270,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot de dag der algehele voldoening, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in eerste aanleg ad Afl. 1.500,-, en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van zijn terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde] heeft de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst niet betwist. Evenmin heeft hij betwist dat hij de gevorderde hoofdsom aan Island Finance verschuldigd is. [Gedaagde] voert aan dat hij wegens zijn persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen en daartoe ook nu niet meer in staat is.
4.2
Hoe vervelend deze situatie voor [gedaagde] ook is, betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting. Betalingsonmacht van de schuldenaar komt voor diens risico en is geen reden om een opeisbare vordering af te wijzen. Vast staat dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens Island Finance, zodat de hoofdsom zal worden toegewezen.
4.3
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is door [gedaagde] niet betwist en wordt toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Island Finance heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.5 [
Gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 22.270,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2019 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 220,- aan explootkosten en Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 20 januari 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. AUA20200590
Inhoudsindicatie: betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting;
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel,
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: