ECLI:NL:OGEAA:2021:143

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
AUA201903330
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering en vernietiging van betalingsbevel in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, die in persoon procedeerde, had verzet aangetekend tegen een bij verstek uitgesproken betalingsbevel van 24 augustus 2016, dat was afgegeven aan de geopposeerde, FAST COLLECTION & DELIVERY SERVICES N.V. De opposant betwistte de vordering van FAST en voerde aan dat de vordering was verjaard. FAST had in de oorspronkelijke procedure gevorderd dat de opposant een bedrag van Afl. 2.172,89, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, aan hen zou betalen voor geleverde cargodiensten. De opposant stelde dat hij de verschuldigde bedragen had betaald en dat de vordering was verjaard, aangezien de laatste factuur op 8 april 2011 opeisbaar was en het verzoekschrift voor het betalingsbevel pas op 9 mei 2016 was ingediend.

Het Gerecht oordeelde dat de opposant ontvankelijk was in het verzet, omdat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de beschikking van 24 augustus 2016. Het Gerecht concludeerde dat FAST niet voldoende had aangetoond dat de verjaring was gestuit door een aanmaningsbrief van 19 juni 2015, die de opposant ontkende te hebben ontvangen. Gelet op deze overwegingen werd de beschikking van 24 augustus 2016 vernietigd en werd de vordering van FAST afgewezen. FAST werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de opposant op nihil werden begroot.

Uitspraak

Vonnis van 20 januari 2021
Behorend bij AUA201903330
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
op het verzet van:
[opposant],
te Aruba,
opposant,
hierna te noemen: [opposant],
procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
FAST COLLECTION & DELIVERY SERVICES N.V.,
te Aruba,
geopposeerde,
hierna te noemen: Fast,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het oorspronkelijke verzoekschrift van Fast;
- het bij verstek uitgesproken betalingsbevel van het Gerecht van 24 augustus 2016, B.B. no. 1013/2016;
- het verzetschrift;
- de conclusie van eis in oppositie;
- de conclusie van antwoord in oppositie;
- de conclusie van repliek in oppositie;
- de akte uitlating producties zijdens Fast;
- de akte uitlating zijdens Fast.
1.2
Vervolgens is de datum voor de uitspraak nader bepaald op heden.

2.DE VORDERING EN HET VERWEER

2.1
Fast heeft in de verstekprocedure gevorderd om [opposant] bij een rechterlijk bevel tot betaling uitvoerbaar bij voorraad te bevelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Fast te betalen het bedrag van Afl. 2.172,89, vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten, met 2% contractuele boete per maand, en met de proceskosten.
2.2
Daaraan heeft Fast ten grondslag gelegd dat zij voormeld bedrag van [opposant] te vorderen heeft in verband met aan hem geleverde cargodiensten. Het gaat om vier openstaande facturen van 4, 9 en 17 februari en 1 april 2011 voor bedragen van Afl. 1.350,-, Afl. 253,71, Afl. 327,69 en Afl. 241,49.
2.3
Bij voormelde beschikking van 24 augustus 2016 heeft het Gerecht [opposant] uitvoerbaar bij voorraad bevolen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Fast te betalen het bedrag van Afl. 2.172,89, zowel te vermeerderen met 18% rente per jaar vanaf 9 mei 2016 tot de dag der algehele voldoening, voorts vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 352,93, alsmede tot betaling van het bedrag van Afl. 350,- wegens de tot vandaag gemaakte proceskosten, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
2.4
In verzet heeft [opposant] het Gerecht verzocht de beschikking waarvan verzet te vernietigen.
2.5
Daartoe betwist hij dat Fast een vordering op hem heeft, nu hij de verschuldigde bedragen heeft betaald. Verder voert hij het verweer dat de vordering verjaard is.
2.6
Fast heeft in verzet verweer gevoerd strekkende tot bevestiging van de beschikking waarvan verzet, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Fast voert een nietigheidsverweer. Daartoe voert zij aan dat [opposant] Fast in de verzetprocedure ten onrechte niet heeft gedagvaard en geen dagvaarding heeft doen betekenen. Dit verweer faalt. Daartoe overweegt het Gerecht als volgt. Ingevolge artikel 86 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt het verzet tegen een verstekvonnis aanhangig gemaakt op de voor de indiening van vorderingen bepaalde wijze. De vordering die heeft geleid tot de beschikking van 24 augustus 2016 betrof een verzoek om een betalingsbevel uit te vaardigen als bedoeld in artikel 862, eerste lid, Rv. Ingevolge artikel 864, derde lid, Rv zendt de griffier onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de schuldenaar. Deze procedure heeft gelet op artikel 86 Rv dan ook te gelden in onderhavig verzet.
3.2
Fast voert verder het verweer dat [opposant] niet-ontvankelijk is in het verzet, omdat hij het verzetschrift niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ingediend.
3.3
Ingevolge 84, eerste lid, Rv is de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, bevoegd om daartegen verzet te doen. Het verzet wordt gedaan binnen twee weken na de aanzegging van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde persoon of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.
Ingevolge het tweede lid vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan buiten de in het eerst lid voorziene gevallen aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
3.4
Tussen partijen is niet in geschil dat [opposant] eerst kennis heeft gekregen van de beschikking van 24 augustus 2016 door toezending van deze beschikking als bijlage bij een aanmaningsbrief van Fast met dagtekening 15 mei 2019. Deze brief is bij koerier verstuurd. In geschil is op welke datum [opposant] de brief inclusief beschikking in ontvangst heeft genomen. In het verzetschrift heeft [opposant] gesteld dat hij de beschikking op 16 mei 2019 heeft ontvangen. In de conclusie van repliek in oppositie komt hij van deze stelling terug, en licht dat aldus toe dat op 16 mei 2019 een koerier van Fast de brief van 15 mei 2019 heeft aangeboden aan zijn dochter, maar dat deze heeft geweigerd de brief in ontvangst te nemen. Eerst op 18 mei 2019 is hij bekend geraakt met de beschikking van 24 augustus 2016, omdat hij op die datum voormelde brief heeft ontvangen, zo stelt [opposant]. Fast heeft de stelling van [opposant] dat hij eerst op 18 mei 2019 kennis heeft gekregen van de beschikking van 24 augustus 2019 onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele verwijzing naar de eerder ingenomen stelling ter zake van [opposant] is daartoe onvoldoende. Dat [opposant] op voormelde aanmaningsbrief heeft aangetekend “niun court order a jega lo topa den corte” is evenmin voldoende betwisting. Uit die aantekening valt niet af te leiden op welke datum [opposant] die brief inclusief de beschikking in ontvangst heeft gekregen. Daar komt nog bij dat daaruit eerder blijkt van zijn onbekendheid met een rechterlijke beschikking. Voorts is gesteld noch gebleken dat de beschikking of enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan [opposant] is aangezegd dan wel dat [opposant] enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat de beschikking of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend waren. De beschikking is niet ten uitvoer gelegd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [opposant] ontvankelijk is in het verzet.
3.5 [
opposant] beroept zich op verjaring. Hij voert in dit verband aan dat de laatste vordering op 8 april 2011 opeisbaar was, en dat het verzoekschrift dat heeft geleid tot de beschikking van 24 augustus 2016 eerst op 9 mei 2016 en derhalve na verloop van de verjaringstermijn van vijf jaar is ingediend. Fast heeft niet weersproken dat de meest recente vordering op 8 april 2011 opeisbaar was. Ook staat vast dat Fast het oorspronkelijk verzoekschrift op 9 mei 2016 heeft ingediend.
Fast stelt in dit verband dat de verjaring is gestuit, omdat zij [opposant] bij brief gedateerd 19 juni 2015 tot betaling heeft gemaand. [opposant] ontkent die brief te hebben ontvangen. Hoewel het op haar weg lag om de stelling dat [opposant] voormelde brief heeft ontvangen nader te onderbouwen, heeft Fast dat in het geheel niet gedaan. Zij heeft verwezen naar een afschrift van deze brief, als bijlage bij het inleidend verzoekschrift gevoegd, waarop is vermeld “bezorgen”. Fast heeft evenwel niet gesteld dat en wanneer de brief bij [opposant] is bezorgd, dat deze hem heeft ontvangen, dan wel dat de brief in de brievenbus is achtergelaten omdat [opposant] voor ontvangst weigerde te tekenen. Gelet hierop, passeert het Gerecht de stelling van Fast dat de verjaring gestuit is met de ontvangst door [opposant] van voormelde brief als onvoldoende onderbouwd. Dat brengt met zich dat het verjaringsverweer van [opposant] slaagt.
3.6
Gelet op het vorenoverwogene, zal de bij verstek gegeven beschikking worden vernietigd.
3.7
Fast zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [opposant] worden begroot op nihil.

4.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
4.1
verklaart het verzet gegrond;
4.2
vernietigt het bij beschikking van het Gerecht van 24 augustus 2016, in zaak BB no. 1013 van 2016 uitgesproken betalingsbevel;
4.3
wijst de vordering van Fast af;
4.4
veroordeeld Fast in de proceskosten, die tot de datum van de uitspraak aan de zijde van [opposant] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 20 januari 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. AUA201903330
Inhoudsindicatie: verjaring niet gestuit, beschikking wordt vernietigd;
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel,
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: