In deze zaak gaat het om een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Appellant heeft op 8 april 2020 bezwaar gemaakt tegen een schrijven van verweerder van 23 maart 2020, waarin werd aangegeven hoe een verzoek om dispensatie wordt getoetst. Appellant heeft op 19 augustus 2020 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, omdat er geen beslissing op het bezwaar was genomen. Tijdens de zitting op 14 december 2020 is de zaak behandeld, waarbij zowel appellant als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, wat in strijd is met de verplichting van verweerder. Het uitblijven van een beslissing wordt gelijkgesteld met een afwijzende beslissing, maar deze was niet gemotiveerd en kan daarom niet in stand blijven. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het schrijven van verweerder geen rechtsgevolg heeft, omdat het geen afwijzing van het verzoek om een verblijfsvergunning inhoudt. Hierdoor had verweerder het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk moeten verklaren.
De rechter heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden fictieve afwijzende beslissing vernietigd, en het bezwaar van appellant tegen het schrijven van 23 maart 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding aan appellant, begroot op Afl. 350,-, en het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,- wordt aan hem terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 17 februari 2021.