ECLI:NL:OGEAA:2021:152

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
AUA202100066
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor vergunning tijdelijk verblijf op Aruba

In deze zaak heeft de verzoeker, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf, die op 11 december 2020 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van vereiste documenten en het niet voldoen aan het minimum gestorte kapitaal van Afl. 50.000,-.

De verzoeker heeft op 28 december 2020 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft op 8 januari 2021 het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.M.N. Maduro, heeft de afwijzing van de vergunning verdedigd, stellende dat de vereiste documenten ontbraken en dat het gestorte kapitaal niet voldeed aan de wettelijke eisen.

De rechter heeft in zijn overwegingen het wettelijk kader uiteengezet, inclusief de relevante artikelen van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) en de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De rechter concludeerde dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor de vergunning en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechter heeft het verzoek afgewezen en vastgesteld dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan op 17 februari 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 17 februari 2021
Lar nr. AUA202100066

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: F.F.P. Henriquez,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 11 december 2020 heeft verweerder de eerste aanvraag van verzoeker om hem te een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om in Aruba werkzaam te zijn, afgewezen.
Hiertegen heeft verzoeker op 28 december 2020 bezwaar gemaakt.
Op 8 januari 2021 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld 3 februari 2021. Verzoeker is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), kan een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf door of namens de minister, belast met vreemdelingenzaken, worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren.
1.2
Het ter zake gevoerde beleid is neergelegd in het Toelatingsbesluit 2018.
In paragraaf 3.1 is bepaald dat als aandeelhouder worden aangemerkt de vreemdeling die niet in aanmerking komt voor een directeursvergunning conform de Landsverordening vestiging bedrijven, die in het bezit is van ten minste 40% van de aandelen van een in Aruba gevestigde onderneming met een minimaal gestort en geplaatst kapitaal van Afl. 50.000,-. Voor die bedrijfssoorten waar geen maatschappelijk kapitaal wettelijk vereist wordt, wordt steeds een bewijs van een vergelijkbaar bedrag aan gestort kapitaal
(tenminste Afl. 50.000,-) vereist.
Aandeelhouders leggen bij hun aanvraag steeds een bewijs van hun aandeel investeringen over en het wettelijk vastgestelde aandeelhoudersregister. (…)
1.3
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
De feiten
2.1
Op 25 november 2019 heeft verzoeker een eerste aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om op Aruba werkzaam te zijn en te verblijven als aandeelhouder van de onderneming [de onderneming] (hierna: de onderneming).
2.2
Bij beschikking van 11 december 2020 heeft verweerder het onder 2.1 vermelde verzoek afgewezen. In de beschikking staat onder meer:
“(…)
Uit controle blijkt dat de vereiste documenten ontbreken.
bij indiening van de aanvraag werd u op de hoogte gesteld dat u niet voldoet aan alle vereisten, waarvan u een brief heeft getekend bij indiening van uw aanvraag op 25-11-2019 dat er ontbreekt de volgende documenten:
- Origineel Notificatie brief DPL niet ouder dan 6 maanden.
- Kopie vestigingsvergunning
(…)
De ingediende Kamer van Koophandel voldoet niet aan het normbedrag van 50.000,- als Geplaatste Kapitaal aangezien het een VBA onderneming is.
Bij controle van de apostille van het Bewijs van Goedgedrag is deze ook niet te verifiëren met de website.
Uw verzoek wordt afgewezen.”
2.3
Tegen de onder 2.2 vermelde beschikking heeft verzoeker op 28 december 2020 bezwaar gemaakt. Bij zijn bezwaarschrift heeft verzoeker een DPL-verklaring van 11 augustus 2020 overgelegd, een kopie van de vestigingsvergunning, een uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel (KvK) van de onderneming van 11 december 2020 en een verklaring omtrent het gedrag van 22 december 2020.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de vereiste documenten ontbreken, waaronder een recente notificatiebrief van DPL (hierna DPL-verklaring) en een kopie van de vestigingsvergunning. Voorts wordt niet voldaan aan het minimumvereiste aan geplaatst kapitaal van Afl. 50.000,-, Ten slotte kon de overgelegde verklaring omtrent het gedrag middels de “barcode” niet geverifieerd worden, aldus verweerder.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking in zoverre dat verzoeker de bezwaarprocedure in Aruba mag afwachten. Verzoeker betoogt dat het bezwaar een aanmerkelijke kans van slagen heeft, nu hij inmiddels de vereiste stukken heeft overgelegd. Verder voert verzoeker aan dat hij onevenredig nadeel leidt, nu hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn om zijn investeringen te bewaken en te begeleiden
De beoordeling
4.1
Uit het door verzoeker hangende bezwaar overgelegd uittreksel uit de registers van de KvK van de onderneming valt af te leiden dat zowel het maatschappelijk als het gestort kapitaal daarvan Afl. 0,- bedraagt. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat hij ter zake onverkort het beleid voert, zoals neergelegd in het Toelatingshandboek 2018 (zie hiervoor onder 1.2), dat om voor de verzochte vergunning in aanmerking te komen, voldaan dient te worden aan het vereiste van een gestort kapitaal van minimaal Afl. 50.000,-. Daaraan voldoet de onderneming niet. Voor zover verzoeker ter zitting heeft betoogd dat verweerder dat beleid niet consequent voert, althans dat in andere gevallen waar het gaat om de ondernemingsvorm VBA van dit beleid wordt afgeweken, heeft hij dat betoog onvoldoende onderbouwd. Verzoeker heeft volstaan met een algemene stelling en geen voorbeelden van volgens hem gelijke gevallen genoemd. Onder deze omstandigheden is in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht geen grond te vinden voor het oordeel dat de afwijzing niet in stand zal blijven.
4.2
Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.