In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had een DPL-verklaring ontvangen en had een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de verzoeker een DPL-verklaring heeft ontvangen en een aanvraag heeft ingediend, onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat er concreet zicht is op legalisering van zijn verblijf in Aruba. De verzoeker was op 16 juni 2018 Aruba binnengekomen met een tijdelijke verblijfsvergunning die op 14 mei 2019 was verlopen. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 6 januari 2021 de uitzetting van de verzoeker bevolen, waarop de verzoeker bezwaar had gemaakt en om een voorlopige voorziening had verzocht. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 werd de zaak behandeld, waarbij de verzoeker in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde verscheen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor een verblijfsvergunning en dat er geen reden was om de uitzetting te schorsen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.