In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.R.F. Scheper, heeft de toestemming aangevraagd om de minderjarige, die in Aruba woont, te erkennen. De verweerster, de moeder van de minderjarige, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 25 augustus 2020 en omvatte een mondelinge behandeling op 1 december 2020, waarbij partijen in persoon verschenen.
De rechter heeft beoordeeld of de voorgenomen erkenning de belangen van de minderjarige of de moeder zou schaden. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de man vervangende toestemming te verlenen, waarbij werd gesteld dat er geen aanwijzingen waren dat de erkenning schadelijk zou zijn voor de minderjarige. De moeder had emotionele bezwaren geuit, maar de rechter oordeelde dat deze niet voldoende waren om het verzoek af te wijzen.
Daarnaast werd de geslachtsnaam van de minderjarige besproken. Volgens het Burgerlijk Wetboek van Aruba zou de minderjarige de geslachtsnaam van de vader krijgen bij erkenning. Echter, de rechter oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was om de geslachtsnaam van de moeder te behouden, gezien de zorg die zij voor het kind heeft gedragen. De rechter besloot dat artikel 1:5 lid 1 BW buiten toepassing blijft, zodat de minderjarige de geslachtsnaam van de moeder behoudt. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.