ECLI:NL:OGEAA:2021:198
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning en termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 april 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van de appellant, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, inzake een verblijfsvergunning. De appellant had op 8 mei 2020 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een verblijfsvergunning, maar het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar werd pas op 28 september 2020 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel.
Het Gerecht overwoog dat volgens artikel 20 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) het bestuursorgaan binnen zes weken na de dagtekening van het advies op het bezwaarschrift diende te beslissen. Aangezien de termijn voor het indienen van beroep tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift op 25 september 2020 verstreek, was het beroep dat op 28 september 2020 werd ingediend niet-ontvankelijk. De appellant had bovendien geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om aannemelijk te maken dat hij het beroepschrift tijdig had ingediend.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van beroepen. Het Gerecht verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen grondslag was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.