ECLI:NL:OGEAA:2021:207

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
AUA202003173
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning na huurachterstand in kort geding

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.E. Rosenstand, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam VBA]. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 december 2020 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 februari 2021. Eiser vorderde ontruiming van het gehuurde pand, dat door [naam VBA] werd gehuurd, vanwege een huurachterstand die was ontstaan vanaf april 2020. Ondanks dat [naam VBA] erkende dat er een huurachterstand was, voerde zij verweer tegen de ontruiming.

De rechter oordeelde dat het spoedeisend belang van eiser bij de ontruiming niet werd betwist en dat er voldoende bewijs was van de huurachterstand, die meer dan drie maanden bedroeg. De rechter wees de vordering van eiser toe en bepaalde dat [naam VBA] het gehuurde binnen vier weken na betekening van het vonnis moest ontruimen. Tevens werd bepaald dat de ontruiming niet ten uitvoer mocht worden gelegd zolang er noodvrijheidsbeperkende maatregelen van overheidswege golden in verband met de volksgezondheid.

Daarnaast werd [naam VBA] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiser direct kon overgaan tot uitvoering van het vonnis, tenzij er een beroep op de bodemrechter werd gedaan.

Uitspraak

Vonnis van 3 maart 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202003173
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [Eiser],
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM VBA],
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: [naam VBA],
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam bestuurder].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 10 december 2020;
- het e-mailbericht van 20 januari 2020 van [eiser] met producties;
- de mondelinge behandeling op 12 februari 2021, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam VBA] vertegenwoordigd door [naam bestuurder].
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Naam VBA] huurt op grond van een huurovereenkomst van 10 november 2019 van [eiser] het onroerend goed plaatselijk bekend [adres], in Aruba, tegen een huurprijs van Afl. 4.500,- (hierna: het gehuurde). De directeur van [naam VBA] woont met zijn gezin in het gehuurde en een gedeelte van het gehuurde wordt gebruikt voor het uitoefenen van de werkzaamheden ten behoeve van [naam VBA].
2.2
Tot en met maart 2020 heeft [naam VBA] de verschuldigde maandelijkse huurpenningen tijdig betaald. Vanaf april 2020 heeft [naam VBA] nagelaten de verschuldigde maandelijkse huurpenningen tijdig en correct te betalen.
2.3
Op 23 juli 2020 heeft [naam VBA] een schuldbekentenis ondertekend met betrekking tot onder meer de achterstallige huurpenningen over de maanden april tot en met juli 2020.
2.4
Op 9 oktober 2020 heeft [naam VBA] wederom een schuldbekentenis ondertekend met betrekking tot onder meer de achterstallige huurpenningen tot en met september 2020. In deze overeenkomst staat opgenomen dat [naam VBA] ter aflossing van haar schuld met [eiser] vanaf 11 december 2020 Afl. 3.500,- per maand zal betalen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:
- [ Naam VBA] beveelt om het gehuurde gelegen te [adres], onmiddellijk, althans binnen zeven (7) dagen, na betekening van deze uitspraak te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en alle aan hem toebehorende goederen, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser], onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [naam VBA] nalaat aan dit bevel te voldoen;
- [ Eiser] machtigt om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, indien [naam VBA] met de ontruiming in gebreke blijft, desnoods met behulp van de sterke arm;
- [ Naam VBA] veroordeelt, om binnen twee dagen na betekening van deze uitspraak, tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan [eiser] van Afl. 51.668,75, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
- [ Naam VBA] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de nog te verschijnen huurtermijnen vanaf januari 2021;
- Een zodanige voorziening treft die het Gerecht in goede justitie redelijk en billijk acht;
- [ Naam VBA] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2 [
Eiser] grondt haar vordering erop dat [naam VBA] een achterstand heeft in de betaling van de huur die zij uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst verschuldigd is, waardoor ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
3.3 [
Naam VBA] erkent dat sprake is van een huurachterstand, maar voert verweer tegen de gevorderde ontruiming.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij de gevraagde voorziening is door [naam VBA] niet weersproken en blijkt ook uit de aard van de vordering.
4.2
De vraag die voorligt is of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat [naam VBA] het gehuurde dient te ontruimen en veroordeeld moet worden tot betaling van de (achterstallige) huurpenningen.
4.3
Vaste rechtspraak is dat een huurovereenkomst ontbonden kan worden bij een huurachterstand van tenminste drie maanden. De door [naam VBA] erkende huurachterstand bedraagt in dit geval meer dan drie maanden. [Naam VBA] heeft geen beroep gedaan op een (mogelijk) opschortingsrecht in verband met de coronapandemie. [Naam VBA] heeft als enig verweer aangevoerd dat hij in het gehuurde wenst te blijven, omdat zij aldaar staat ingeschreven en de bedrijfsvoering gebonden is aan het adres. Dit verweer van [naam VBA] wordt verworpen. [Eiser] stelt terecht dat de onderneming niet gebonden is aan het gehuurde. [Naam VBA] heeft niet gesteld welke specifieke eigenschappen van belang zijn voor uitvoering van het bedrijf ter plaatse. Gelet hierop weegt het belang van [eiser] op ontruiming door [naam VBA] van het gehuurde zwaarder dan het belang van [naam VBA] tot het blijven in het gehuurde. Gesteld noch gebleken is dat [naam VBA] zijn onderneming niet vanuit een andere locatie kan voeren. [Naam VBA] heeft evenmin gesteld dat het vinden van geschikte woonruimte voor haar directeur en zijn gezin op belemmeringen zal stuiten.
4.4
In een eventuele bodemprocedure zal de ontbinding van de huurovereenkomst dan ook te verwachten zijn. De vordering van [eiser] om [naam VBA] te bevelen om de woning te ontruimen, zal daarom worden toegewezen. Het Gerecht acht het in dit geval redelijk om aan [naam VBA] een ontruimingstermijn te gunnen van vier weken na betekening van dit vonnis.
4.5
De titel tot ontruiming van het gehuurde mag niet ten uitvoer worden gelegd, gedurende een periode dat er van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’). Het Gerecht zal aldus bepalen. De omstandigheid dat de hiervoor bedoelde maatregelen (die aan ontruiming in de weg staan) gelden, brengt op zichzelf niet mee dat de door het gerecht gestelde termijn van ontruiming niet doorloopt.
4.6 [
naam VBA] heeft gesteld dat de huurachterstand tot en met december 2020 Afl. 51.668,75 bedraagt. [Naam VBA] heeft deze huurachterstand erkend, zodat het Gerecht dienovereenkomstig zal beslissen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 10 december 2020, nu [eiser] in het petitum van het verzoekschrift heeft nagelaten aan te geven vanaf wanneer zij dit vordert.
4.7
Ook het huurbedrag van Afl. 4.500,- voor iedere maand, of evenredig gedeelte daarvan, dat [naam VBA] vanaf januari 2021 tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming wordt toegewezen.
4.8
Voor het opleggen van een dwangsom ziet het gerecht geen aanleiding, nu [eiser] zelf de ontruiming met behulp van de deurwaarder kan doen bewerkstelligen. De gevorderde dwangsom wordt om die reden afgewezen.
4.9
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiser] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [Eiser] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien [naam VBA] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft [eiser] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan [naam VBA], en dat aan [naam VBA] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiser] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiser] verzochte voorziening zal worden afgewezen.
4.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal [naam VBA] in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
- beveelt [naam VBA] om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen te [adres], in Aruba, te verlaten en te ontruimen met medeneming van alle aan haar toebehorende personen en goederen, met afgifte van de sleutels aan [eiser] ter vrije beschikking van [eiser];
- bepaalt dat voormelde ontruimingstitel niet ten uitvoer mag worden gelegd en niet door [naam VBA] nageleefd hoeft te worden indien en voor zover er in Aruba van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’);
- veroordeelt [naam VBA] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de achterstallige huurpenningen en onbetaalde openbare voorzieningen tot en met december 2020, zijnde een bedrag van Afl. 51.668,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 december 2020 tot de dag der algehele voldoening, alsmede vermeerderd met het openstaande bedrag van iedere daaropvolgende maand, ingaande 1 januari 2021 tot aan de dag van ontruiming;
- veroordeelt [naam VBA] in de kosten van deze procedure, terwijl de kosten van [eiser] tot op deze uitspraak worden begroot op Afl. 228,21 aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.