ECLI:NL:OGEAA:2021:210

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
AUA202100214 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod executie vonnis afgewezen in kort geding

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een vordering ingediend in kort geding tegen gedaagde. De vordering was gericht op het verbieden van gedaagde om over te gaan tot executie van een eerder vonnis van 14 oktober 2020, waarin de vordering tot ontruiming van de woning door gedaagde was afgewezen. Eiser vreesde dat gedaagde het vonnis zou executeren, ondanks het ontbreken van een ontruimingstitel. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 februari 2021, waarbij beide partijen aanwezig waren. Eiser heeft verklaard dat hij geen vrees meer heeft voor ontruiming, omdat partijen op 31 januari 2021 een nieuwe huurovereenkomst hebben ondertekend die loopt tot februari 2022. Het gerecht oordeelde dat eiser geen gegronde vrees had voor uitzetting, aangezien gedaagde geen titel tot ontruiming had verkregen. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 3 maart 2021 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 maart 2021
Behorend bij AUA202100214 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiser]
te Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de mondelinge behandeling op 11 februari 2021, waar zijn verschenen [eiser] in persoon en [gedaagde] bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde verhuurt aan eiser een woning gelegen te [adres woning] in Aruba (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt Afl. 2.350,- per maand.
2.2
Bij in kort geding gewezen vonnis van dit gerecht van 14 oktober 2020 (AUA202002158) is de vordering van [gedaagde] tot ontruiming van de woning door [eiser] afgewezen.
2.3
Partijen hebben op 31 januari 2021 de huurovereenkomst verlengd tot februari 2022.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad het aan gedaagde verbiedt om over te gaan tot het executeren van het vonnis van 14 oktober 2020 met zaaknummer AUA202002158, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 2.000,- voor iedere dag dat gedaagde overgaat tot ontruiming van eiser of een poging daartoe doet, onder welke vorm of voorwendselen dan ook.
3.2
Eiser legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Eiser vreest dat gedaagde het vonnis in de zaak AUA202002158 zal executeren, alhoewel hij geen ontruimingstitel heeft.
3.3
Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht oordeelt als volgt. Voorshands is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] geen gegronde vrees heeft tot uitzetting door [gedaagde] uit de woning. Met het vonnis in de zaak AUA202002158, waarin de tegen [eiser] ingestelde vordering tot ontruiming van de woning is afgewezen, heeft [gedaagde] geen titel tot ontruiming van de woning verkregen. Het betreft dus een afwijzend vonnis, welke niet kan worden geëxecuteerd. Bovendien heeft eiser ter zitting desgevraagd verklaard dat hij geen vrees meer heeft voor ontruiming, nu partijen op 31 januari 2020 een nieuwe huurovereenkomst hebben ondertekend. Tevens heeft hij verklaard dat als gedaagde vóór 27 januari 2020 bij hem was geweest voor het tekenen van de huurovereenkomst, de behandeling van deze zaak niet door zou zijn gegaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiser geen belang heeft bij zijn vordering tot verbod van executie van het vonnis van 14 oktober 2020, zodat zijn vorderingen zullen worden afgewezen.
4.2
Eiser zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eiser in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 3 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Rechter: mr. J.J. Verhoeven.
Bijzondere kenmerken: