In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek om kinderalimentatie door de moeder voor hun minderjarige kind, geboren in 2005. De moeder verzoekt de vader om een maandelijkse bijdrage van Afl. 800,- voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, terwijl de vader aangeeft slechts Afl. 400,- per maand te kunnen betalen. De procedure omvat verschillende zittingen en de indiening van stukken door beide partijen, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.L. Griffith.
Het gerecht heeft de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen bevestigd, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De hoogte van de kinderalimentatie is afhankelijk van de kosten van verzorging en opvoeding en de draagkracht van beide ouders. Het gerecht heeft vastgesteld dat de kosten voor de minderjarige gemiddeld Afl. 750,- per maand bedragen, met aanvullende kosten voor specifieke uitgaven die niet zijn betwist.
De vader's draagkracht is beoordeeld op basis van zijn netto-inkomen en noodzakelijke uitgaven. Het gerecht concludeert dat de vader in staat is om een bijdrage van Afl. 435,- per maand te betalen, wat in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van deze bijdrage is vastgesteld op 1 september 2020. Beide ouders zijn toestemming verleend om kosteloos te procederen, en de proceskosten zijn gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders verzochte is afgewezen.