ECLI:NL:OGEAA:2021:231
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Aruba
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 mei 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Verzoekster, die in 1982 in Haïti is geboren en in 2000 voor het eerst Aruba is binnengekomen, heeft een verzoek ingediend nadat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster niet voldeed aan de vereisten voor de hardheidsclausule, aangezien zij niet als minderjarige feitelijk woon- en verblijfplaats in Aruba had gehad voor meer dan vijf jaar. Verzoekster heeft op 9 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en heeft op 22 maart 2021 het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 28 april 2021 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. Verzoekster betoogde dat de afwijzing in bezwaar geen stand zou houden, omdat onvoldoende rekening was gehouden met haar binding met Aruba en haar opgebouwde privé- en familieleven. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoet aan de vereisten voor de hardheidsclausule, aangezien zij op 13 september 2000, op 18-jarige leeftijd, Aruba is binnengekomen en niet als minderjarige heeft verbleven. Bovendien heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er geen grond is voor het oordeel dat de Minister op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verplicht was om de vergunning te verlenen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geoordeeld dat er geen grond is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.