ECLI:NL:OGEAA:2021:259

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AUA201903045
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgemeenschap en gebruiksvergoeding in een civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 2 juni 2021 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde] met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, heeft een procedure aangespannen tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft de verdeling van de inboedel en de woning, evenals de vergoeding voor het gebruik van de woning door de gedaagde. Het Gerecht heeft eerder een deskundige benoemd om de waarde van het onroerend goed te taxeren, en op basis van het taxatierapport is de waarde van de inboedel vastgesteld op Afl. 5.250,--. De gedaagde is veroordeeld om een bedrag van Afl. 2.625,-- aan de eiseres te betalen ten titel van overbedeling en Afl. 21.375,-- als vergoeding voor het gebruik van de woning, te vermeerderen met Afl. 281,25 voor elke maand na 12 juni 2021 dat de gedaagde de woning met uitsluiting van de eiseres gebruikt. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de woning moet worden verkocht, met een bodemprijs van Afl. 108.000,--, en dat de netto-opbrengst gelijkelijk tussen partijen moet worden verdeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 2 juni 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201903045
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
kosteloos procederend conform het vonnis van 23 oktober 2019,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 19 februari 2020 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het Gerecht heeft bij dat vonnis de heer [deskundige] als deskundige benoemd om met betrekking tot het onroerend goed gelegen in Aruba te [adres] en het daarop gebouwde een taxatierapport op te stellen ter zake van de actuele vrije marktwaarde daarvan. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het taxatierapport ingediend op 8 maart 2021;
  • de comparitie van partijen die heeft plaatsgevonden op 16 april 2021, in aanwezigheid van [eiseres] bij haar gemachtigde en [gedaagde] in persoon.
1.2
De datum voor vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis van 23 oktober 2019 wordt ter zake van de in de woning bevindende inboedel het volgende nader overwogen. Het Gerecht heeft ter comparitie van 25 november 2019 de verdeling en de waardering van de inboedel met partijen besproken. Met instemming van partijen is die waarde nader vastgesteld op Afl. 5.250,--, en is afgesproken dat de inboedel wordt toebedeeld aan [gedaagde] met veroordeling van [gedaagde] om ten titel van overbedeling aan [eiseres] te betalen (Afl. 5.250,--: 2=) Afl. 2.625,--. In het licht van dit alles komt het Gerecht terug van zijn in het tussenvonnis van 3 oktober 2019 onder rechtsoverweging 2.6 neergelegde oordeel dat de inboedel een waarde heeft van Afl. 35.000,--.
2.3
Voor wat betreft de door [eiseres] gevorderde vergoeding voor het gebruik door [gedaagde] van het onroerend goed/de woning overweegt het Gerecht als volgt. Niet in geschil is tussen partijen dat [gedaagde] vanaf 12 januari 2015 alleen in de woning verblijft. [gedaagde] is daarom een gebruiksvergoeding verschuldigd aan [eiseres], op jaarbasis gelijk aan de helft van 5% van de gemiddelde vrije marktwaarde van de woning over de periode van 12 januari 2015 tot heden, oftewel (2.5% van Afl. 135.000,-- =) Afl. 3.375,--, oftewel per maand (Afl. 3.375,--: 12 =) Afl. 281,25. Aldus is [gedaagde] in totaal (76 x Afl. 281,25 =) Afl. 21.375,-- aan [eiseres] verschuldigd uit hoofde van vergoeding voor het gebruik van het aandeel van [eiseres] in de woning tot 12 juni 2021, te vermeerderen met Afl. 281,25 voor iedere na 12 juni 2021 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiseres] gebruik maakt van de woning.
2.4
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.7 van het tussenvonnis van 16 februari 2020 wordt ter zake van de actuele stand van de op de woning rustende hypothecaire schuld het volgende verder overwogen. Ter zitting heeft (de gemachtigde van) [eiseres] een brief van het notariskantoor [notaris] van 19 februari 2021 overgelegd, waaruit blijkt dat de actuele hypothecaire schuld op de woning het bedrag van Afl. 86.976,81 bedraagt. Dit bedrag is door [gedaagde] niet betwist en komt daarom vast te staan. Verder heeft [gedaagde] ter zitting verklaard na bedoelde datum niets meer te hebben afgelost van die schuld, zodat [eiseres] in dat verband niets verschuldigd is aan [gedaagde].
2.5
Resumerend geldt wat betreft over en weer tussen partijen verschuldigde bedragen het volgende:
- [ eiseres] is aan [gedaagde] verschuldigd de helft van hetgeen [gedaagde] na 11 februari 2015 heeft betaald aan de op zijn naam staande (eventuele) belastingschuld die ziet op de periode van voor die datum.
- [ gedaagde] is aan [eiseres] verschuldigd (Afl. 2.625,-- + Afl. 21.375,-- =) Afl. 24.000,--, te vermeerderen met Afl. 281,25 voor iedere na 12 juni 2021 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiseres] gebruik maakt van de woning.
Partijen dienen aan elkaar te betalen hetgeen zij aan elkaar verschuldigd zijn door middel van verrekening met het aan ieder van hen toekomend deel van de netto opbrengst van de hierna te bespreken verkoop van de woning.
2.6
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.6 van het tussenvonnis van 16 februari 2020 wordt met betrekking tot de (echtelijke) woning het volgende verder overwogen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard de woning niet te willen kopen, terwijl niet is gebleken dat [eiseres] in staat is om [gedaagde] uit te kopen. De woning moet daarom worden verkocht, waarna de netto-opbrengst (de verkoopprijs verminderd met de kosten aan de verkoop verbonden en de alsdan bestaande hypothecaire schuld) bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld. Omtrent de wijze van verkoop geldt het volgende.
2.7
Uit het door de deskundige ingediende taxatierapport blijkt dat de woning een executiewaarde heeft van Afl. 108.000,--. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat dit bedrag als bodemprijs dient te worden vastgesteld en dat de woning aan een derde moet worden verkocht indien dat bedrag (of meer dan dat) wordt geboden. Verder zijn partijen overeengekomen dat de woning te koop wordt aangeboden via makelaarskantoor
“Solito Real Estate”en dat indien die makelaar of partijen na ommekomst van de termijn van drie (3) maanden er niet in is of zijn geslaagd om de woning onderhands te verkopen, ieder der partijen bevoegd zal zijn om de woning in het openbaar (ter veiling/findishi) te doen verkopen. Het Gerecht zal dienovereenkomstig beslissen, waarbij overigens heeft te gelden dat partijen na ommekomst van voormelde termijn nog steeds bevoegd zijn om de woning onderhands aan een derde te verkopen zo die Afl. 108.000,-- of meer biedt.
2.8
Voor wat betreft de in het petitum onder g) geformuleerde vordering met betrekking tot alle kosten in verband met deze procedure en de afwikkeling daarvan, waaronder begrepen de kosten die betrekking hebben op het taxatierapport en nog op te maken notariële aktes, overweegt het Gerecht als volgt. Naar het oordeel van het Gerecht heeft [eiseres] geen belang meer bij het deel van de vordering dat ziet op de taxatiekosten, nu die kosten al door partijen zijn voldaan. De kosten met betrekking tot notariële aktes die zien op de verkoop van de woning worden zoals in overweging 2.6 is overwogen op de verkoopopbrengst in mindering gebracht. De overige door [eiseres] opgevoerde kosten zullen worden afgewezen, nu die niet voldoende zijn onderbouwd.
2.9
In de aard van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
deelt toe aan [gedaagde] de in de woning bevindende inboedel met een waarde van
Afl. 5.250,--;
3.2
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van overbedeling aan [eiseres] te betalen Afl. 2.625,-;
3.3
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 21.375,-- aan vergoeding voor het gebruik van het aandeel van [eiseres] in de woning, te vermeerderen met Afl. 281,25 voor iedere na 12 juni 2021 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiseres] gebruik maakt van de woning;
3.4
deelt toe aan [gedaagde] de in het tussenvonnis van 19 februari 2020 onder 3.4 vermelde op zijn naam staande (eventuele) belastingschuld die ziet op de periode van voor 11 februari 2015;
3.5
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te voldoen de helft van hetgeen [gedaagde] na 11 februari 2015 van voormelde belastingschuld heeft betaald;
3.6
bepaalt dat bovengenoemde betalingen zullen plaatsvinden door middel van verrekening met het aan ieder der partijen toekomende deel van de netto- opbrengt van de verkoop van de woning na betaling/aflossing van de alsdan resterende hypothecaire schuld;
3.7
bepaalt dat de woning moet worden verkocht, teneinde de netto-opbrengst daarvan (na betaling van de kosten aan de verkoop verbonden en de aflossing van de alsdan bestaande hypothecaire schuld) met inachtneming van het hiervoor onder 3.6 vermelde gelijkelijk te verdelen tussen partijen;
3.8
bepaalt dat de woning in de verkoop wordt gezet bij makelaar
“Solito Real Estate”;
3.9
bepaalt de bodemprijs waarvoor de woning moet worden verkocht zo die prijs (of meer dan dat) door een derde wordt geboden op Afl. 108.000,--;
3.1
bepaalt de termijn waarin de woning onderhands te koop wordt aangeboden op drie (3) maanden gerekend vanaf de dag na de uitspraak van dit vonnis;
3.11
bepaalt dat na ommekomst van de onder 3.10 vermelde termijn ieder der partijen voor zich bevoegd is om zonder toestemming van de ander de woning in het openbaar (ter veiling/findishi) te doen verkopen (hetgeen onverlet laat dat partijen na die ommekomst de woning nog steeds onderhands kunnen verkopen met inachtneming van het hiervoor onder 3.9 bepaalde);
3.12
verklaart dit vonnis waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
3.13
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
3.14
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.