ECLI:NL:OGEAA:2021:260

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
AUA202003175
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldvordering door Stichting Ziekenverpleging Aruba tegen gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Stichting Ziekenverpleging Aruba (SZA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als borg heeft getekend voor de medische kosten van zijn echtgenote. De procedure begon met een verzoekschrift en omvatte verschillende producties van beide partijen, evenals een comparitie van partijen op 22 april 2021. SZA vorderde betaling van Afl. 1.755,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde niet had voldaan aan zijn betalingsverplichtingen na een sommatie van 29 juli 2019. De gedaagde erkende de hoofdsom, maar voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was om te betalen. De rechter oordeelde echter dat betalingsonmacht geen reden is om de vordering af te wijzen. De rechter wees de vordering van SZA toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van SZA werden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris. Het vonnis werd uitgesproken op 2 juni 2021 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 2 juni 2021
Behorend bij AR nr. AUA202003175
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd te Aruba,
EISERES,
hierna te noemen: SZA,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
[naam gedaagde],
wonend te Aruba, [adres gedaagde],
GEDAAGDE, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de nadere producties van [gedaagde];
- één productie van SZA;
- de comparitie van partijen gehouden op 22 april 2021.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
SZA heeft in de periode van 26 juli 2017 medische behandelingen verricht ten behoeve van de echtgenote van [gedaagde].
2.2 [
gedaagde] heeft een schuldbekentenis ondertekend, waarin hij zich als borg stelt voor voormelde schuld.
2.3
Bij brief van 29 juli 2019 heeft SZA [gedaagde] gesommeerd tot betaling van een bedrag van Afl. 2.130,- vermeerderd met de wettelijke rente. [gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
SZA vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 1.755,- te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 375,- en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
SZA grondt de vordering erop dat zij op [gedaagde] een opeisbare vordering heeft ter zake door SZA aan zijn echtgenote geleverde diensten waarvoor [gedaagde] zich als borg heeft gesteld. Ondanks aanmaningen is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de uit deze overeenkomsten voortvloeiende betalingsverplichtingen.
3.3 [
gedaagde] voert verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] erkent de gevorderde hoofdsom van Afl. 1.755,-, maar stelt dat hij wegens zijn persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om zijn aflossingsverplichting na te komen. Voorts voert hij aan dat hij bereid is om opnieuw te beginnen met af te lossen, met een bedrag van Afl. 100,- per maand.
4.2
Hoe vervelend deze situatie voor [gedaagde] ook is, betalingsonmacht ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting. Betalingsonmacht van de schuldenaar komt voor diens risico en is geen reden om een opeisbare vordering af te wijzen. Een aanbod om in termijnen af te betalen is dat evenmin. Vast staat dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting jegens SZA, zodat de hoofdsom zal worden toegewezen.
Dat, naar [gedaagde] stelt, zijn echtgenote aanspraak maakt op vergoeding van de medische kosten vanwege de Algemene Ziektekostenverzekering, geeft geen grond voor een ander oordeel. Deze procedure betreft de rechtsverhouding tussen SZA en [gedaagde]. De procedure tussen de echtgenote van [gedaagde] en het Uitvoeringsorgaan AZV omtrent de gemaakte kosten staat hier los van.
4.3
De verschuldigdheid van de wettelijke rente is door [gedaagde] niet betwist en wordt toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen.
4.5 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van SZA tot op heden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, en Afl. 250,- aan gemachtigdensalaris (naar rato van 2 punten van het liquidatietarief 2).

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht, recht doende,
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SZA van een bedrag van Afl. 1.755,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening,
5.2
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SZA van een bedrag van Afl. 375,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van SZA worden begroot op Afl. 100,- aan griffierecht en Afl. 500,- aan gemachtigdensalaris, en vermeerderd met Afl. 250,- aan nakosten gemachtigdensalaris en met verhoging van Afl. 150,- in geval van betekening van deze beschikking,
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.