ECLI:NL:OGEAA:2021:261
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de voortduren van de inbewaringstelling van een Chinese verzoeker
In deze zaak heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Chinese verzoeker. De inbewaringstelling was bevolen door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie op 9 januari 2021. De rechter-commissaris had eerder op 11 januari 2021 geoordeeld dat de inbewaringstelling rechtmatig was. De verzoeker voerde aan dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig was, omdat hij op 13 januari 2021 een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt had ontvangen. Deze verklaring zou volgens verzoeker impliceren dat hij in aanmerking zou komen voor een verblijfsvergunning.
De minister van Sociale Zaken verklaarde echter dat het beleid om een beslissing op een vergunningsaanvraag af te wachten bij een positieve verklaring niet meer van kracht was. Bovendien was de verzoeker nog niet uitgezet omdat hij zijn paspoort niet wilde overleggen. De rechter-commissaris overwoog dat de positieve verklaring op zichzelf niet in de weg staat aan de rechtmatigheid van de voortduren van de bewaring. Ook was er sinds de laatste toetsing door de rechter-commissaris nog maar korte tijd verstreken.
Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling afgewezen, waarbij hij concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig was. De beschikking werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier.