ECLI:NL:OGEAA:2021:261

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100085
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de voortduren van de inbewaringstelling van een Chinese verzoeker

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling van een Chinese verzoeker. De inbewaringstelling was bevolen door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie op 9 januari 2021. De rechter-commissaris had eerder op 11 januari 2021 geoordeeld dat de inbewaringstelling rechtmatig was. De verzoeker voerde aan dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig was, omdat hij op 13 januari 2021 een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt had ontvangen. Deze verklaring zou volgens verzoeker impliceren dat hij in aanmerking zou komen voor een verblijfsvergunning.

De minister van Sociale Zaken verklaarde echter dat het beleid om een beslissing op een vergunningsaanvraag af te wachten bij een positieve verklaring niet meer van kracht was. Bovendien was de verzoeker nog niet uitgezet omdat hij zijn paspoort niet wilde overleggen. De rechter-commissaris overwoog dat de positieve verklaring op zichzelf niet in de weg staat aan de rechtmatigheid van de voortduren van de bewaring. Ook was er sinds de laatste toetsing door de rechter-commissaris nog maar korte tijd verstreken.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris het verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling afgewezen, waarbij hij concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig was. De beschikking werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 3 februari 2021
LTU AUA202100085

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

BESCHIKKING
van de rechter-commissaris belast met de behandeling
van administratiefrechtelijke inbewaringstelling,
op het verzoek van:

[Verzoeker],

Van Chinese nationaliteit, geboren op [geboortedatum] 1998 in China,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 9 januari 2021 heeft de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (minister) de inbewaringstelling van verzoeker bevolen.
Op 11 januari 2021 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat de inbewaringstelling rechtmatig is.
Op 14 januari 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 27 januari 20201. Verzoeker is in persoon verschenen (via videoverbinding), bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Van Wilgen (DIMAS), mr. N. Sneek (DIMAS), en dhr. R. Kramers (GNC).
Uitspraak is bepaald op heden.

BEOORDELING

1. Ingevolge artikel 16, derde lid, van de Ltu wordt de betrokkene binnen 72 uur betrokkene voor een rechter-commissaris geleid, die de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming toetst. Een bevel tot inbewaringstelling kan door de rechter-commissaris te allen tijde op verzoek van de betrokkene worden opgeheven.
2. 1 Verzoeker betoogt dat de voortzetting van de bewaring onrechtmatig is, en voert hiertoe aan dat de minister van Sociale Zaken op 13 januari 2021 aan verzoeker, bij wijze van hoge uitzondering, een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt heeft verleend. Een dergelijke verklaring dient te worden aangemerkt als een instemmingsverklaring van de zijde van de bevoegde Arubaanse autoriteiten met het verblijf van verzoeker hier te lande en maakt het voor verzoeker mogelijk om een verzoek in te dienen ter verlening van zijn tweede tijdelijke verblijfsvergunning, aldus verzoeker.
2.2
De minister heeft ter zitting onweersproken te kennen gegeven dat het beleid dat een beslissing op een vergunningsaanvraag ingeval van een positieve DPL-verklaring in Aruba mag worden afgewacht, sinds juni 2020 niet meer van kracht is. Voorts betekent een positieve DPL-verklaring niet dat aan betrokkene een verblijfsvergunning zal worden verleend. Betrokkene dient ook aan de overige vereisten te voldoen om in aanmerking te komen voor de verzochte verblijfsvergunning. De minister heeft verder te kennen gegeven dat betrokkene nog niet uitgezet kon worden, omdat hij weigerde zijn paspoort over te leggen, maar dat voortvarend gewerkt wordt aan zijn uitzetting en zicht is op uitzetting binnen korte termijn.
3. Het oordeel van de rechter-commissaris van 11 januari 2021 dat de inbewaringstelling rechtmatig is, is een in rechte onaantastbaar oordeel en is daarom in deze procedure niet meer in geding. Uitsluitend ligt ter beoordeling voor of bij afweging van de betrokken belangen het voortduren van de bewaring rechtmatig is. In het bijzonder is daarbij van belang of er, mede gezien de duur van de bewaring, nog zicht is op uitzetting van de betrokkene en of er voldoende wordt ondernomen om de uitzetting te bewerkstelligen.
4. De rechter-commissaris overweegt dat een positieve verklaring tot toetreding van de Arubaanse arbeidsmarkt en/of het indienen van een aanvraag ter verkrijging van een verblijfsvergunning op zichzelf niet in de weg aan de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring staat. Voorts is sinds de toetsing van de rechter-commissaris van 11 januari 2021 nog maar korte tijd verstreken. In het besprokene ter zitting zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de voortduring van de bewaring overigens onrechtmatig is.
5. Het verzoek zal worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter-commissaris, op 3 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.