ECLI:NL:OGEAA:2021:264

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100087
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de beschikking tot ophouding van een Venezolaanse asielzoeker in Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van een beschikking van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Verzoekster, een Venezolaanse asielzoekster, was op 7 april 2019 Aruba binnengekomen met een tijdelijke verblijfsvergunning van zes dagen. Op 2 augustus 2019 diende zij een asielaanvraag in, waarna zij een meldplicht kreeg opgelegd. Op 10 januari 2021 werd verzoekster aangehouden tijdens een controle en werd haar bevolen zich op te houden in het ophoudingscentrum te Dakota. Hiertegen maakte zij bezwaar en diende op 14 januari 2021 een verzoekschrift in bij het gerecht.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Minister bevoegd is om verzoekster te verplichten zich op te houden in het ophoudingscentrum, maar heeft ook geconstateerd dat er mogelijk gebreken kleven aan de staandehouding. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was over de omstandigheden waaronder de controle heeft plaatsgevonden en dat dit van invloed kan zijn op de rechtmatigheid van de ophouding. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de beschikking van 10 januari 2021 te schorsen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 10 februari 2021
Lar nr. AUA202100087

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 januari 2021 heeft verweerder de ophouding van verzoekster bevolen.
Daartegen heeft verzoekster op 12 januari 2021 bezwaar gemaakt.
Op 14 januari 2021 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 3 februari 2021. Verzoekster is (via videoverbinding) verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Tevens was aanwezig R.A. Kramers (hoofd van dienst van de Guarda Nos Costa (GNC)).
Na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft het gerecht het onderzoek heropend en verweerder verzocht nadere stukken in te dienen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
1.3
Ingevolge artikel 20, eerste lid en onder h, van de Ltu kunnen nadere regels worden gesteld die verder in het belang van een richtige uitvoering van de Ltu noodzakelijk worden geacht.
Ingevolge het tweede lid kunnen bij Landsbesluit, houdende algemene maatregelen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van een verzoek om toekenning van een bijzondere status of bescherming, bedoeld in voor Aruba geldende verdragen dan wel voor Aruba verbindende besluiten van een volkenrechtelijke organisatie en de daarbij te volgen procedures.
1.4
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van het Toelatingsbesluit 2009, kan de toelatingsplichtige die om toekenning van het recht op een bijzondere status of bescherming heeft verzocht, worden verplicht zich op te houden in een door de Minister aangewezen ruimte of plaats, die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
1.5
Ingevolge artikel 19f van het toelatingsbesluit zijn de artikelen 19, 19a tot en met 19e van overeenkomstige toepassing op en verzoek als bedoeld in artikel 19, eerste lid, ingediend door een toelatingsplichtige die zich reeds bevindt in Aruba.
De feiten
2.1
Verzoekster is op 7 april 2019 Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van zes dagen.
2.2
Op 2 augustus 2019 heeft verzoekster een asielaanvraag ingediend. Aan verzoekster is een meldplicht opgelegd.
2.3
Op 10 januari 2021 is verzoekster tijdens een controle aangehouden.
2.4
Bij de beschikking van 10 januari 2021 heeft verweerder besloten om verzoekster op te houden.
2.5
Daartegen heeft verzoekster op 12 januari 2021 bezwaar gemaakt.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de beschikking van 10 januari 2021 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoekster tijdens een controle staande werd gehouden en dat zij een gevaar vormt voor de openbare orde. Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat de asielaanvraag van verzoekster niet is vervallen maar dat verzoekster de beslissing op haar asielaanvraag binnenkort zal ontvangen. Verzoekster is om 21.30 uur naar de locatie van verhoor gebracht en de bestreden beschikking is om 21.50 uur aan verzoekster uitgereikte, aldus verweerder.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking en tot de onmiddellijke invrijheidstelling van verzoekster. Verzoekster betoogt dat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was om tot ophouding over te gaan. Dit maakt dat het bevel ophouding ook onrechtmatig is, aldus verzoekster. Verweerder heeft volgens verzoekster in de bestreden beschikking voorts niet vermeld op welk tijdstip verzoekster is overgebracht voor verhoor, waarbij zij betoogt dat de termijn tussen het moment van het overdragen van verzoeker aan het Bureau Vreemdelingentoezicht tot het moment van de uitreiking van de bestreden beschikking (de zes-uur-termijn) is overschreden.
De beoordeling
4.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verweerder op grond van artikel 19d, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 19f van het Landsbesluit op zichzelf bevoegd is verzoekster te verplichten zich op te houden in het ophoudingscentrum te Dakota, zijnde een plaats als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van het Landsbesluit. Verzoekster is toelatingsplichtig en heeft op 2 augustus 2019 een asielaanvraag ingediend.
4.3
De voorzieningenrechter ziet evenwel grond voor schorsing van de beschikking van 10 januari 2021. Daartoe wordt als volgt overwogen. In de beschikking van 10 januari 2021 is vermeld dat verzoekster door de medewerkers van GNC staande is gehouden tijdens een controle. Uit de overgelegde stukken is evenwel niet af te leiden onder welke omstandigheden deze controle heeft plaatsgevonden en wat tot staandehouding van verzoekster heeft geleid. Hoewel verweerder door de voorzieningenrechter in de gelegenheid is gesteld om met nadere stukken ter zake een onderbouwing te geven, heeft hij dat nagelaten. Onder deze omstandigheden kan voorshands niet worden uitgesloten dat aan de staandehouding een gebrek kleeft en evenmin dat dat een gebrek is dat van invloed is op de rechtmatigheid van de ophouding.
4.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- schorst de beschikking van 10 januari 2021.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.