ECLI:NL:OGEAA:2021:272

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100043
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een uitzettingsbevel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 februari 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingediend door een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting dat op 7 januari 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was uitgevaardigd. Het verzoek was ingediend op 11 januari 2021, en de behandeling vond plaats op 20 januari 2021, waarbij de verzoeker via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. M. Hassell, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mw. J. Harewood van DIMAS.

Tijdens de zitting bleek dat het asielverzoek van de verzoeker op 16 januari 2021 was afgewezen en dat er op 18 januari 2021 een nieuw bevel tot uitzetting was uitgevaardigd. De verweerder had op 2 februari 2021 per email meegedeeld dat het bestreden besluit was komen te vervallen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, de verzoeker geen spoedeisend belang meer had bij het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 3 februari 2021
Lar nr. AUA20210043

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. J. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 7 januari 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 9 januari 2021 bezwaar gemaakt.
Op 11 januari 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 januari 2021, alwaar zijn verschenen verzoeker (via videoverbinding) bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Verweerder heeft op 2 februari 2021 een emailbericht verzonden waarop verzoekster dezelfde dag heeft gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.1
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
2.3.2
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
2.3.3
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
3. Verzoeker vraagt bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen in die zin dat verweerder wordt verplicht zich te onthouden van uitzettingshandelingen tot op het bezwaar is beslist. Ter zitting is gebleken dat verweerder het asielverzoek van verzoeker op 16 januari 2021 heeft afgewezen en op 18 januari 2021 een nieuw bevel tot uitzetting heeft uitgevaardigd. Verweerder heeft bij emailbericht van 2 februari 2021 vermeld dat het bestreden besluit is komen te vervallen. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker geen (spoedeisend) belang meer heeft bij het onderhavige verzoek.
4. Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.