ECLI:NL:OGEAA:2021:285

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
AUA202003060
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake kennisgeving van oproepingsexploot in civiele procedure met betrekking tot het Haags Betekeningsverdrag

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 24 november 2020 is ingediend door drie eisers, wonende in Aruba en Nederland, tegen een gedaagde die in België woont. De procedure is gestart met een oproepingsexploot, maar de gedaagde is niet verschenen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de kennisgeving van het oproepingsexploot niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Haags Betekeningsverdrag van 15 november 1965, waar zowel Aruba als België partij bij zijn. Hierdoor is het verstek dat tegen de gedaagde is verleend, ten onrechte gebeurd.

Het gerecht heeft in zijn beoordeling aangegeven dat volgens artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag een rechter geen beslissing kan nemen zonder bewijs van betekening of kennisgeving. In Aruba is deze bevoegdheid niet verleend, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden behandeld totdat aan de betekeningsvoorwaarden is voldaan. Het gerecht heeft de zaak naar de parkeerrol van 15 december 2021 verwezen, met de mogelijkheid voor de eisers om de zaak opnieuw op de rol te brengen zodra aan de betekeningsvoorschriften is voldaan of de gedaagde zich vrijwillig meldt. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat het gerecht nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan over de inhoud van het verzoek.

Uitspraak

Vonnis van 9 juni 2021
Behorend bij A.R. nr. AUA202003060
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[naam eiseres 1], wonende in Aruba,

2. [naam eiseres 2]wonende in Aruba,
3. [naam eiseres 3]wonende in Nederland,
eisers, hierna ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in België, aan de [adres van gedaagde],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 24 november 2020;
- de beschikking van 1 december 2020 tot oproeping van [gedaagde] aan de [adres van gedaagde] in België
- het oproepingsexploot van 4 december 2020;
- ter rolle van 17 maart 2021 is [gedaagde] niet verschenen en is tegen [gedaagde] verstek verleend.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Het gerecht constateert dat [gedaagde] bij oproepingsexploot van 4 december 2020 door de deurwaarder is opgeroepen overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) om op 17 maart 2021 om 8:30 uur ter terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba te verschijnen. Overeenkomstig artikel 5 aanhef en onder 8 Rv. is het verzoekschrift aan de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: DWJZ) betekend en is [gedaagde] door middel van de Diario en de Landscourant opgeroepen.
2.2 [
[gedaagde] is niet in de procedure verschenen. Naar het oordeel van het gerecht is niet gebleken dat kennisgeving van het oproepingsexploot van het verzoekschrift aan [gedaagde] heeft plaatsgevonden overeenkomstig het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken van 15 november 1965 (hierna: het Haags Betekeningsverdrag), waarbij zowel Aruba als België partij zijn. Om die reden is ter rolle van 17 maart 2021 ten onrechte jegens [gedaagde] verstek verleend.
2.3
Artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag, in de Nederlandse vertaling, luidt:
Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmede gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, naar het buitenland moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:a) hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de aangezochte Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen,b) hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in dit Verdrag geregelde wijze, en dat de betekening of de kennisgeving, onderscheidenlijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
Iedere Verdragsluitende Staat is bevoegd te verklaren dat zijn rechters in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een beslissing kunnen geven, ook als geen bewijs, hetzij van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:a) het stuk is toegezonden op een van de in dit Verdrag geregelde wijzen,b) sedert het tijdstip van toezending van het stuk een termijn is verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen,c) in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen geen bewijs kon worden verkregen.Het bepaalde in dit artikel belet niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen.
2.4
In Aruba is niet aan de rechter de bevoegdheid verleend een beslissing te geven zonder dat bewijs is ontvangen van betekening, kennisgeving of afgifte als bedoeld in voormeld artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag.
2.5
Het gerecht zal verdere behandeling van het verzoek daarom aanhouden totdat:
1) door middel van de griffier informatie is verkregen hoe door de directeur DWJZ is voldaan aan het voorschrift, dat zoveel mogelijk ervoor zorg is gedragen dat het stuk de belanghebbenden ten spoedigste bereikt;
2) is voldaan aan het voorschrift van artikel 15 Haags Betekeningsverdrag 1965.
2.6
De zaak zal naar de parkeerrol van 15 december 2021 worden verwezen totdat is gebleken dat aan bovenstaande betekeningsvoorwaarden is voldaan. [eisers] kunnen verzoeken de zaak weer op de rol te brengen als hen gebleken is dat aan de betekeningsvoorschriften is voldaan of [gedaagde] te kennen heeft gegeven vrijwillig te zullen verschijnen.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden
3. DE UITSPRAAK
Het gerecht:
- verwijst de zaak naar de parkeerrol van 15 december 2021;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.