In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 9 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 24 november 2020 is ingediend door drie eisers, wonende in Aruba en Nederland, tegen een gedaagde die in België woont. De procedure is gestart met een oproepingsexploot, maar de gedaagde is niet verschenen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de kennisgeving van het oproepingsexploot niet heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het Haags Betekeningsverdrag van 15 november 1965, waar zowel Aruba als België partij bij zijn. Hierdoor is het verstek dat tegen de gedaagde is verleend, ten onrechte gebeurd.
Het gerecht heeft in zijn beoordeling aangegeven dat volgens artikel 15 van het Haags Betekeningsverdrag een rechter geen beslissing kan nemen zonder bewijs van betekening of kennisgeving. In Aruba is deze bevoegdheid niet verleend, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden behandeld totdat aan de betekeningsvoorwaarden is voldaan. Het gerecht heeft de zaak naar de parkeerrol van 15 december 2021 verwezen, met de mogelijkheid voor de eisers om de zaak opnieuw op de rol te brengen zodra aan de betekeningsvoorschriften is voldaan of de gedaagde zich vrijwillig meldt. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat het gerecht nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan over de inhoud van het verzoek.