ECLI:NL:OGEAA:2021:286

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100558
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde kantoorfaciliteiten en opslagruimtes door IBC EXPRESS N.V. wegens huurachterstand

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, hebben de Aruba vrijgestelde vennootschappen A.V.V. (hierna: eiseres sub 1 en eiseres sub 2) een kort geding aangespannen tegen IBC EXPRESS N.V. (hierna: IBC) wegens huurachterstanden. De eisers vorderden ontruiming van de gehuurde kantoorfaciliteiten en opslagruimtes, omdat IBC in gebreke was gebleven met de huurbetalingen. De procedure begon met een verzoekschrift op 2 maart 2021, gevolgd door verschillende e-mailberichten en een mondelinge behandeling op 7 mei 2021, waarbij IBC niet verscheen. Na het verlenen van verstek, heeft IBC op 7 mei 2021 het verstek gezuiverd en is er een tweede mondelinge behandeling geweest op 18 mei 2021.

De feiten van de zaak tonen aan dat IBC op basis van huurovereenkomsten kantoorfaciliteiten en opslagruimtes huurde van eiseres sub 1 en eiseres sub 2. De huurachterstanden waren aanzienlijk, met bedragen van Afl. 31.911,95 voor de kantoorfaciliteiten en Afl. 11.528,- voor de opslagruimtes. De eisers hebben IBC herhaaldelijk gesommeerd om de achterstallige huur te betalen, maar zonder resultaat. IBC voerde verweer aan, maar dit werd door het Gerecht verworpen.

Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van de eisers bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van IBC om in de gehuurde ruimtes te blijven. Het vonnis beval IBC om binnen vier weken na betekening van het vonnis de gehuurde ruimtes te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan IBC opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door rechter M.E.B. de Haseth op 9 juni 2021.

Uitspraak

Vonnis van 9 juni 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202100558
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de Aruba vrijgestelde vennootschappen
[eiseres sub 1] A.V.V.en
[eiseres sub 2] A.V.V.,
beiden gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2],
eisers,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
de naamloze vennootschap
IBC EXPRESS N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: IBC,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam bestuurder].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met productie, ingediend op 2 maart 2021;
- het e-mailbericht van 25 maart 2021 van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] met producties;
- het e-mailbericht van 6 mei 2021 van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] met producties;
- de mondeling behandeling op 7 mei 2021, waarbij [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde, alsmede [naam vertegenwoordiger van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] ] (vertegenwoordiger). IBC is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen IBC is verstek verleend;
- de pleitaantekeningen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2];
- op 7 mei 2021, na sluiting van de zitting, heeft IBC het verstek gezuiverd;
- de mondelinge behandeling op 18 mei 2021, waarbij [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde, alsmede [naam vertegenwoordiger van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]] (vertegenwoordiger) en IBC vertegenwoordigd door [directeur] (directeur).
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
IBC huurt op grond van een huurovereenkomst van 19 mei 2010 van [eiseres sub 1] kantoorfaciliteiten gelegen te […] in Aruba. De huurprijs bedraagt Afl. 2.671.- per maand.
2.2
IBC huurt op grond van een huurovereenkomst van 16 december 2016 van [eiseres sub 2] opslagruimtes, zijnde unit nr. […] in Aruba. De huurprijs bedraagt Afl. 499,- per maand.
2.3
Bij brieven van 29 oktober 2020 hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] IBC gesommeerd om de huurachterstanden van respectievelijk Afl. 15.881,03 en Afl. 7.629,- te betalen.
2.4
Bij brieven van 17 november 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] IBC gesommeerd om respectievelijk Afl. 15.881,- en Afl. 7.629,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en 15% incassokosten. Bij brieven van 10 december 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] IBC wederom gesommeerd om respectievelijk Afl. 18.552,- en Afl. 8.743,- (inclusief 15% incassokosten) te betalen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:
- IBC beveelt om het gehuurde binnen vijf (5) dagen, na betekening van deze uitspraak, te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te geven, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag dat IBC nalaat aan dit bevel te voldoen, tot een maximum van Afl. 1.000.000,-, dan wel;
- [ eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] machtigt om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, indien IBC met de ontruiming in gebreke blijft, desnoods met behulp van de sterke arm;
- IBC veroordeelt om aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te betalen de verschuldigde huur, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente;
- Een zodanige voorziening treft die het Gerecht in goede justitie redelijk en billijk acht;
- IBC veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2 [
eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] gronden hun vordering erop dat IBC een achterstand heeft in de betaling van de huur die zij uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten verschuldigd is, waardoor ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
3.3
IBC voert verweer tegen de gevorderde ontruiming.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] bij de gevraagde voorziening is door IBC niet weersproken en blijkt ook uit de aard van de vordering.
4.2
De vraag die voorligt is of vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter voldoende aannemelijk is dat IBC het gehuurde dient te ontruimen en veroordeeld moet worden tot betaling van de achterstallige huurpenningen.
4.3 [
eiseres sub 1] heeft onweersproken gesteld dat de huurachterstand met betrekking tot de kantoorfaciliteiten Afl. 31.911,95 bedraagt. Dit bedrag houdt in een bedrag van Afl. 30.528,- aan huur over de periode juni 2020 tot en met mei 2021, vermeerderd met Afl. 1.278,20 aan beveiliging over de periode van mei 2020 tot en met maart 2021 en Afl. 105,75 aan waterkosten over de periode van juni 2020 tot september 2020. Daarnaast heeft [eiseres sub 2] onweersproken gesteld dat de huurachterstand met betrekking tot de opslagruimtes over de periode tot en met mei 2021 Afl. 11.528,- bedraagt.
4.4
Vaste rechtspraak is dat een huurovereenkomst ontbonden kan worden bij een huurachterstand van tenminste drie maanden. De huurachterstanden bedragen in dit geval meer dan drie maanden. IBC heeft geen beroep gedaan op een (mogelijk) opschortingsrecht in verband met de coronapandemie. IBC heeft als enig verweer aangevoerd dat zij bereid is huurachterstand te betalen en dat zij wegens bedrijfseconomische redenen voortaan slechts één kantoorfaciliteit wenst te huren in plaats van twee kantoorfaciliteiten. Dit verweer van IBC wordt verworpen. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben voldoende gemotiveerd betwist dat er vertrouwen is dat IBC de huurachterstand zal betalen, nu [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] onweersproken hebben gesteld dat IBC vanaf juni 2020 geen huur meer heeft betaald en gedurende die periode niets van zich heeft laten horen. Tot aan de datum van het vonnis heeft het Gerecht geen bericht ontvangen van partijen dat IBC (een gedeelte van) de huurachterstand heeft betaald. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij persisteren bij hun vordering in die zin dat IBC uit alle kantoorfaciliteiten en opslagruimtes wordt ontruimd. Gelet hierop weegt het belang van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op ontruiming door IBC van het gehuurde zwaarder dan het belang van IBC tot het blijven in (één van) de gehuurde ruimtes.
4.5
In een eventuele bodemprocedure zal de ontbinding van de huurovereenkomsten dan ook te verwachten zijn. De vorderingen van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] om IBC te bevelen om de kantoorfaciliteiten en de opslagruimtes te ontruimen, zal daarom worden toegewezen. Het Gerecht acht het in dit geval redelijk om aan IBC een ontruimingstermijn te gunnen van vier weken na betekening van dit vonnis.
4.6
Voor het opleggen van een dwangsom ziet het gerecht geen aanleiding, nu [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zelf de ontruiming met behulp van de deurwaarder kunnen doen bewerkstelligen. De gevorderde dwangsom wordt om die reden afgewezen.
4.7
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] de ontruiming niet zelf ter hand mogen nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien IBC niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan IBC, en dat aan IBC overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen drie dagen (na ommekomst van de aan haar bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] verzochte voorziening zal worden afgewezen.
4.8
De stelling van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] dat de gevorderde huurachterstanden tot en met mei 2021 met betrekking tot de kantoorfaciliteiten en de opslagruimten respectievelijk Afl. 31.911,95 en Afl. 11.528,- bedragen, zijn door IBC niet weersproken, zodat die komen vast te staan. De gevorderde huurachterstand zal om die reden op na te melden wijze worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift op 1 maart 2021, nu [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in het petitum van het verzoekschrift hebben nagelaten aan te geven vanaf wanneer zij dit vorderen.
4.9
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen conform het procesreglement 2018 worden toegewezen tot een bedrag van Afl. 1.875,-.
4.1
Als de in het ongelijk te stellen partij zal IBC in de proceskosten van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
5.1
beveelt IBC om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis de gehuurde kantoorfaciliteiten gelegen te […] in Aruba, te verlaten en te ontruimen met medeneming van alle aan haar toebehorende personen en goederen, met afgifte van de sleutels aan [eiseres sub 1] ter vrije beschikking van [eiseres sub 1];
5.2
beveelt IBC om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis de gehuurde opslagruimtes, zijnde […] in Aruba, te verlaten en te ontruimen met medeneming van alle aan haar toebehorende personen en goederen, met afgifte van de sleutels aan [eiseres sub 2] ter vrije beschikking van [eiseres sub 2];
5.3
veroordeelt IBC tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 1] te betalen de achterstallige huurpenningen en onbetaalde voorzieningen tot en met mei 2021, zijnde een bedrag van Afl. 31.911,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag der algehele voldoening,
5.4
veroordeelt IBC tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te betalen de achterstallige huurpenningen tot en met mei 2021, zijnde een bedrag van Afl. 11.528,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot de dag der algehele voldoening,
5.5
veroordeelt IBC tot betaling aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] van de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 1,875,-;
5.6
veroordeelt IBC in de kosten van deze procedure, terwijl de kosten van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tot op deze uitspraak worden begroot op Afl. 218,64 aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.