ECLI:NL:OGEAA:2021:320

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AUA202101337
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting en herhaling van eerder bevelschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster, die in bezwaar ging tegen een bevel tot uitzetting dat op 25 april 2021 was gegeven door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Verzoekster, geboren in Venezuela en op 2 juni 2017 Aruba binnengekomen als toerist, had eerder asiel aangevraagd op 18 februari 2019. Het bestreden bevelschrift werd door verzoekster betwist, omdat zij meende dat zij niet kon worden uitgezet zolang er geen beslissing was genomen op haar asielaanvraag. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bevel tot uitzetting een herhaling was van een eerder bevel van 20 januari 2019, dat nog steeds van kracht was. De rechter concludeerde dat het bestreden bevelschrift geen nieuwe rechtsgevolgen teweegbracht en dat het bezwaarschrift van verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechter wees het verzoek van verzoekster af en stelde dat er geen aanleiding was voor schorsing van het bevel, aangezien de belangen van verzoekster niet spoedeisend genoeg waren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 16 juni 2021
AUA202101337 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. MOHAMED,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 25 april 2021 (het bestreden bevelschrift) heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
Hiertegen heeft verzoekster op 7 mei 2021 bezwaar gemaakt.
Op 19 mei 2021 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 1 juni 2021 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2021. Verzoekster is hierbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt als een beschikking aangemerkt een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
1.3
Op grond van artikel 9, eerste lid, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Feiten
2.1
Verzoekster, geboren te Venezuela op [geboortedatum] 1997 en van Venezolaanse nationaliteit, is op 2 juni 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 3 dagen.
2.2
Bij onderscheiden bevelschriften van 20 januari 2019 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van betrokkene bevolen. De rechter-commissaris heeft de inbewaringstelling rechtmatig geacht.
2.3
Verzoekster heeft op 18 februari 2019 bij verweerder asiel aangevraagd.
2.4
Verweerder heeft op 23 januari 2019 de inbewaringstelling van verzoekster opgeheven en aan haar een meldingsplicht opgelegd. Verzoekster is deze meldingsplicht niet nagekomen.
2.5
Verzoekster is op 25 april 2021 door het Korps Politie District Shaba aangetroffen en overgedragen aan de Guarda Nos Costa.
2.6
Bij onderscheiden bevelschriften van 25 april 2021 heeft verweerder de uitzetting en de inbewaringstelling van betrokkene bevolen. De rechter-commissaris heeft de inbewaringstelling rechtmatig geacht.
Beoordeling
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
3.1
Verzoekster verzoekt het bestreden bevelschrift te schorsen. Daartoe voert zij aan dat zij op 18 februari 2019 een asielaanvraag bij verweerder heeft ingediend, waar verweerder nog niet op heeft beslist, zodat zij hangende de beslissing daarop niet kan worden uitgezet. Hiertoe verwijst zij naar een uitspraak van dit gerecht van 11 november 2019 (ECLI:NL:OGEAA:2019:823).
3.2
Bij bevelschrift van 20 januari 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen. Deze beschikking was ten tijde van het geven van het bestreden bevelschrift uitgevoerd noch ingetrokken. Het bestreden bevelschrift is dan ook een herhaling van het bevelschrift van 20 januari 2019. Een herhaling van een eerder gegeven beschikking is alleen een beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar, indien het gericht is op rechtsgevolgen die niet al door een eerdere beschikking teweeg zijn gebracht. Gelet hierop is het bestreden bevelschrift, dat geen rechtsgevolgen teweegbrengt die niet door het bevelschrift van 20 januari 2019 teweeg zijn gebracht, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op rechtsgevolg gericht en daarom geen beschikking in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. Dat brengt met zich dat het bezwaarschrift van verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.3
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding voor schorsing van het bestreden bevelschrift, zoals verzocht, nog daargelaten dat niet valt in te zien dat de door verzoekster gestelde belangen zodanig spoedeisend zijn, dat de door verweerder te geven beschikking op bezwaar niet kan worden afgewacht, in aanmerking genomen het bevelschrift van 20 januari 2019 dat nog steeds gelding heeft. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.