ECLI:NL:OGEAA:2021:345

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
AUA202101266 en AUA202101267
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 juli 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door de appellante, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, was ingediend. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van 27 maart 2020, maar het gerecht oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en eindigde op 8 mei 2020. De appellante diende haar bezwaarschrift pas op 27 mei 2020 in, wat buiten de gestelde termijn viel.

De appellante voerde aan dat de termijnoverschrijding te wijten was aan de coronamaatregelen, die de toegang tot de indieningsmogelijkheden beperkten. Echter, het gerecht stelde vast dat de beschikking op dezelfde dag per e-mail aan de appellante was verzonden en dat er alternatieve indieningsmogelijkheden beschikbaar waren. De appellante kon niet overtuigend aantonen dat zij het bezwaarschrift zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was had ingediend.

Het gerecht verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om tijdig en adequaat gebruik te maken van de beschikbare communicatiemiddelen, zelfs in uitzonderlijke omstandigheden zoals een pandemie.

Uitspraak

Uitspraak van 7 juli 2021
AUA202101266 LAR en AUA202101267 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) en, met toepassing van artikel 57 van de Lar, op het beroep van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 mei 2021 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het bezwaar van appellante van 27 mei 2020 tegen de beschikking van 27 maart 2020 nietontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 11 mei 2021 beroep ingesteld bij het gerecht. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer AUA202101267. Op dezelfde dag heeft appellante bij dit gerecht een verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer AUA202101266.
Op 18 juni 2021 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 juni 2021. Appellante is bij haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. Het gerecht is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Het gerecht zal derhalve, met instemming van partijen, op grond van artikel 57 van de Lar uitspraak doen op zowel het verzoek om voorlopige voorziening (AUA202101266) als op het beroep (AUA202101267).
2. Appellante betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu zij het bezwaarschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Appellante voert hiertoe aan dat in verband met de maatregelen die de overheid heeft genomen met betrekking tot het coronavirus, de DIMAS vanaf 17 maart 2020 gesloten was voor het publiek, dat bezwaarschriften slechts via de website of per e-mail konden worden ingediend, en zij geen toegang had tot deze communicatiemiddelen.
3.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid van de Lar, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
3.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
4. De bij bezwaar bestreden beschikking is gedagtekend 27 maart 2020. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat de bezwaartermijn is geëindigd op 8 mei 2020. Appellante heeft het bezwaarschrift op 27 mei 2020, derhalve buiten de bezwaartermijn, ingediend.
5. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder de bij bezwaar bestreden beschikking van 27 maart 2020 op dezelfde dag per e-mail aan appellante heeft verzonden aan het door haar bij de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning opgegeven e-mailadres en dat appellante de beschikking langs deze weg heeft ontvangen. Verder heeft verweerder ter zitting onweersproken gesteld dat Bureau Interne Diensten (BID), gedurende de periode van 16 maart 2020 tot en met eind 20 mei 2020 voor het publiek geopend is gebleven, waaronder in de maand april 2020 op afroep, en dat DIMAS voor het indienen van bezwaarschriften gedurende deze periode steeds per e-mail, fax en telefoon bereikbaar is gebleven. Onder deze omstandigheden heeft appellante haar stelling dat het op 27 mei 2020 ingediende bezwaarschrift zo spoedig als dat redelijkerwijs verlangd kon worden is ingediend onvoldoende toegelicht. Gelet hierop, heeft verweerder het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. De slotsom is dat het beroep tegen de bestreden beschikking ongegrond zal worden verklaard.
7. Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in de zaak AUA202101266
- wijst het verzoek af.
in de zaak AUA202101267
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.