ECLI:NL:OGEAA:2021:365

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
181 van 2021
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • M.V. Alvarez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens het aanwezig hebben van hennep en betrokkenheid bij de verkoop van verdovende middelen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 12 mei 2021 veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep. De zaak betreft een incident dat zich heeft voorgedaan tussen 25 augustus 2020 en 25 november 2020. De verdachte, een minderjarige, werd beschuldigd van het verbouwen van cannabisplanten en het opzettelijk in bezit hebben van hennep. Tijdens de openbare terechtzitting op 23 april 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Emerencia, en de officier van justitie, mr. E. Stevens, voerde het woord ter terechtzitting.

De verdediging voerde aan dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. Het Gerecht oordeelde echter dat de aanhouding rechtmatig was en verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het verbouwen van cannabisplanten, maar dat er wel bewijs was voor het aanwezig hebben van hennep. De verdachte verklaarde dat hij zijn oom hielp door verdovende middelen aan klanten te overhandigen en dat hij dagelijks marihuana rookte.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van negentig dagen, waarvan zes dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het Gerecht hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn toekomstplannen en het feit dat hij bereid was hulp te aanvaarden. De uitspraak werd gedaan door rechter N.K. Engelbrecht, bijgestaan door zittingsgriffier M.V. Alvarez, en vond plaats in het openbaar op 12 mei 2021.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/09719
Zaaknummer: 181 van 2021
Uitspraak: 12 mei 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
wonende in Aruba, te [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door de raadsvrouw, mr. D. Emerencia, die heeft geoccupeerd voor de raadsman, mr. G. de Hoogd, advocaat in Aruba. Tevens was aanwezig de moeder van de verdachte, mevrouw [moeder van de verdachte].
De officier van justitie, mr. E. Stevens, heeft ter terechtzitting gerekwireerd.
De verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting ten laste gelegd dat:
1. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 augustus 2020 tot en met 25 november 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer plant(en) van het geslacht Cannabis heeft verbouwd;
althans
indien ten aanzien van vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
Subsidiair:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2020 tot en met 25 november 2020 in Aruba tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer planten van het geslacht Cannabis heeft verbouwd,
tot en/of bij welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 25 augustus 2020 tot en met 25 november 2020 te Aruba medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, en/of bij dit misdrijf behulpzaam is geweest door toen en aldaar
- die Cannabis planten te verzorgen en/of water te geven;
2. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 augustus 2020 tot en met 25 november 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad.

Formele voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, en dat hij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte er geen redelijk vermoeden van schuld was, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was. Zij heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Standpunt van de officier
De officier heeft betoogd dat de verdediging bij de rechter-commissaris heeft kunnen klagen over de vermeende onrechtmatigheid van de aanhouding van verdachte, en dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen eraan in de weg staat dat het Gerecht zich thans over die vraag buigt.
Het oordeel van het Gerecht
Uit het dossier, met name de stukken betreffende de voorgeleiding van de verdachte en de toetsingen door de rechter-commissaris volgt dat deze de aanhouding van de verdacht rechtmatig heeft geacht. Dat de verdediging toen heeft geklaagd over de onrechtmatigheid van de aanhouding, blijkt niet uit de stukken, althans niet is gebleken dat de rechter-commissaris hierin aanleiding heeft gevonden de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis op te heffen. Het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zal gelet hierop worden verworpen. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vervolging.
Het Gerecht heeft verder vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Ten aanzien van de bewijsmiddelen

Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat het Gerecht de onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van honderd (100) dagen, waarvan zeventien (17) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het hier gaat om een minderjarige die bij zijn oom in huis woonde en die oom uit loyaliteit weleens een gunst heeft bewezen. Hij heeft nooit geholpen in de marihuanakwekerij.
Oordeel van het Gerecht
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft weliswaar ten overstaan van de politie verklaard dat hij weleens de marihuanaplanten verzorgde door ze water te geven, maar is ter zitting hierop teruggekomen. Het Gerecht acht hetgeen de verdachte ter zitting heeft gezegd niet ongeloofwaardig, nu het wordt gesteund door de verklaringen die de twee medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], - laatstgenoemde is tevens oom van de verdachte - zowel bij de politie als ter terechtzitting hebben afgelegd, namelijk dat de verdachte niets te maken had met de kwekerij, dat de deur van de kwekerij altijd op slot was en dat alleen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten waar de sleutel hing, en dat alleen zij de planten verzorgden omdat de planten alleen water van een bepaalde pH kregen en de verdachte daar geen verstand van had.
Het Gerecht is gelet hierop dan ook van oordeel dat voor het onder feit 1 ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat uit de verklaring van de verdachte, dat hij weleens zijn oom heeft geholpen door pakjes verdovende middelen aan klanten te overhandigen en het geld in ontvangst te nemen, volgt dat hij verdovende middelen in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad. Bovendien heeft verdachte ook verklaard, dat hij dagelijks marihuana rookt. Deze verklaring vinden steun in de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2].
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
2. dat hij
op een (of meer) tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 25 augustus 2020 tot en met 25 november 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/ofin bezit en/of aanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring
* De verklaring van de verdachte, op 23 april 2021 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Als mijn oom bezig was, dan overhandigde ik de drugs aan de klant, ontving het geld en gaf dit aan mijn oom.
Ik rook elke dag twee keer een joint.
*Bijlage 132
Proces- verbaal van nader verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 1 december 2020, voor zover inhoudende als
verklaring van [medeverdachte 2], - zakelijk weergegeven-:
[verdachte] rookt ook marihuana. Hij rookt met mij.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2
Medeplegen tot het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder B van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep. Van verdovende middelen is algemeen bekend dat deze verslavend werken en voor de gezondheid van personen schadelijk zijn. Frequent marihuanagebruik op jeugdige leeftijd kan tot ernstige negatieve gevolgen leiden, zoals een vergrote kans op gezondheidsproblemen, hersenbeschadiging en minder goede prestaties op school. Dit omdat marihuanagebruik een negatieve invloed heeft op iemands concentratie, reactievermogen en het korte termijngeheugen. Marihuanagebruik in hoge doses kan angst, paniek en psychotische stoornissen als gevolg hebben. Behalve negatieve gevolgen voor de gezondheid, kan er ook sprake zijn van maatschappelijke en sociale schade door alcohol- en drugsgebruik. Deze schade varieert van geluidsoverlast en vandalisme tot arbeidsverzuim, geweld of mishandeling en criminaliteit.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de strafoplegging zal het Gerecht rekening houden met de omstandigheid dat het hier gaat om een minderjarige verdachte die nooit eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zoals blijkt uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 april 2021.
Het Gerecht zal er bij de strafoplegging ook rekening mee houden dat uit hetgeen de verdachte ter zitting ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden heeft gezegd, volgt dat hij toekomstplannen heeft (hij wil architect worden) en daarom zijn best doet op school, dat hij ook serieus bezig is met voetballen, en dat hij zich ervan bewust is dat hij moet stoppen met het marihuanagebruik. Hij is bereid hierbij hulp en begeleiding te aanvaarden.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een jeugddetentie van na te melden duur met een deel voorwaardelijk passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:157, 1:165, 1:181, 1:182, 1:183, 1:189 en 1:224van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
negentig (90) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
zes (6) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 12 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: