ECLI:NL:OGEAA:2021:382

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
AUA202101294
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op bouwactiviteiten in beschermde natuurgebieden en handhaving van vergunningverlening

In deze zaak vorderden de stichtingen Fundacion Parke Nacional Aruba (FPNA) en Fundacion Proteccion y Conservacion di Commandeursbaai y Vecindario (Stichting Commandeursbaai) in kort geding dat het gerecht J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding zou verbieden om in het mangrovegebied en op twee andere percelen (zeeperceel en salinjaperceel) bouwwerkzaamheden uit te voeren. De eisers stelden dat de beoogde bouwwerkzaamheden schadelijk zouden zijn voor de natuur en in strijd met de Natuurbeschermingsverordening en het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan (ROP) 2019. De procedure begon met een verzoekschrift op 17 mei 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 mei 2021. Het gerecht oordeelde dat FPNA bevoegd was om op te treden als beheerder van het natuurreservaat, ondanks het ontbreken van een beheersovereenkomst met het Land Aruba. Het gerecht verwierp de formele verweren van het Land en Ocean Villa’s, die stelden dat FPNA en Stichting Commandeursbaai niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen. Het gerecht oordeelde dat de vorderingen tot het staken van de werkzaamheden op het zeeperceel en salinjaperceel toewijsbaar waren, omdat er geen aanlegvergunning was verleend. De vordering tot het staken van de werkzaamheden in het mangrovegebied werd ook toegewezen, omdat deze in strijd waren met de wetgeving. De rechter legde een dwangsom op voor het geval de gedaagden niet aan de veroordelingen voldeden. De proceskosten werden gecompenseerd, en de veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 2 juli 2021
Behorend bij AUA202101294
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. de stichting
FUNDACION PARKE NACIONAL ARUBA,
te Aruba,
eiseres sub 1,
hierna ook te noemen: FPNA,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
2. de stichting
FUNDACION PROTECCION Y CONSERVACION DI COMMANDEURSBAAI Y VECINDARIO,
eiseres sub 2,
hierna ook te noemen: Stichting Commandeursbaai,
gemachtigde: de advocaat mr. G. W. Rep,
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
gedaagde sub 1,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: mr. A.F.J. Caster en mr. Y.F.M. Kaarsbaan,
2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.O.B. LEISURE & EVENTS VBA,
te Aruba,
gedaagde sub 2,
hierna ook te noemen: J.O.B. Leisure,
gemachtigden: de advocaten mr. A.A. Ruiz en mr. M.R.M. Reinkemeyer,
3. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.O.B. HOLDING & MANAGEMENT,
te Aruba,
gedaagde sub 3,
hierna ook te noemen: J.O.B. Holding,
gemachtigden: de advocaten mr. A.A. Ruiz en mr. M.R.M. Reinkemeyer.
Gedaagden sub 2 en 3 zullen hierna gezamenlijk in enkelvoud worden aangeduid als Ocean Villa’s.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 17 mei 2021 met producties;
- de door het gerecht gegeven ordemaatregel d.d. 18 mei 2021;
- de door partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan het gerecht toegezonden producties;
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2021, waar partijen onder overlegging van een pleitnota hun standpunten nader hebben toegelicht en waar ze op elkaars standpunten hebben gereageerd.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Ocean Villa’s exploiteert te Savaneta, op een aan zee gelegen perceel, een verblijfsaccommodatie voor toeristen (hierna: de accommodatie), genaamd Ocean Villa’s. Directeur van Ocean Villa’s is mevrouw O.A. Henriquez.
2.2
Het Land is eigenaar van:
- het te Savaneta gelegen perceel domeingrond met kadastrale aanduiding 4-E-2520 (hierna aan te duiden als: gebied I of het mangrovegebied),
- het in het zeewater gelegen terrein met kadastrale aanduiding 4-E-2523 (hierna aan te duiden als: gebied II of het zeeperceel) en van
- het te Savaneta gelegen perceel domeingrond met kadastrale aanduiding 4-E-2528 (hierna aan te duiden als: gebied III of het salinjaperceel).
Deze drie percelen zijn gelegen naast dan wel in de nabijheid van de accommodatie.
2.3
Het mangrovegebied is op grond van artikel 2 Landsbesluit Nieuwe aanwijzing domeingronden als natuurreservaat van 5 mei 2020 (hierna: Lb Nadan; verzoekschrift, prod. 3) samen met een aantal andere domeingronden aangewezen als natuurreservaat in de zin van artikel 10 van de Natuurbeschermingsverordening (AB1995, no. 2).
2.4
In artikel I van het Lbham van 5 mei 2020 (verzoekschrift, prod. 4) is FPNA op grond van artikel 3 Lb Nadan aangewezen als beheerder van het natuurreservaat, waarvan het mangrovegebied deel uitmaakt.
2.5
In artikel III van het Lbham van 5 mei 2020 is bepaald dat een beheersovereenkomst moet worden opgesteld tussen FPNA enerzijds en het Land anderzijds, waarin:

nadere afspraken vastgelegd worden omtrent de wijze van uitvoering van de werkzaamheden door de Stichting Fundacion Parke Nacional Aruba (FPNA) ter realisatie van haar statutaire doelstellingen, beheerstaken en wettelijke verplichtingen en de wijze van financiering van die werkzaamheden, alsmede het vastleggen van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en verplichtingen van de Stichting Fundacion Parke Nacional Aruba (FPNA) (…)”
2.6
In een Ministeriele Beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu d.d. 24 juli 2019 is een recht van optie verleend aan J.O.B. Holding tot het verkrijgen van het recht van erfpacht op het zeeperceel en op het salinjaperceel (pleitaantekeningen Stichting Commandeursbaai, prod. 30).
2.7
Bij notariële akte d.d. 12 maart 2021 is ten behoeve van J.O.B. Holding een recht van opstal gevestigd op het zeeperceel en een recht van erfpacht op het salinjaperceel (pleitaantekeningen Stichting Commandeursbaai, prod. 30). Deze rechten geven blijkens de inhoud van de akte aan J.O.B. Holding onder meer het recht tot het optrekken en exploiteren van een hoogwaardig boetiekhotel bestaande uit onder meer maximaal 15 waterbungalows op het zeeperceel.
2.8
Op een niet gedateerd aanvraagformulier met nummer 1172/2019 heeft J.O.B. Holding een aanvraag ingediend voor de bouw van een lobby en een restaurant op een (niet nader gespecificeerd) perceel erfpachtsgrond van 1550m2 (pleitaantekeningen Ocean Villa’s, prod. 2).
Op een niet gedateerd aanvraagformulier met nummer 1173/2019 heeft J.O.B. Holding een aanvraag ingediend voor de bouw van 10 waterbungalows op een perceel erfpachtsgrond van 5440m2 met kadastraal nummer 4-E-1494 (pleitaantekeningen Ocean Villa’s, prod. 2).
2.9
Op 26 februari 2021 heeft J.O.B. Holding een aanlegvergunning aangevraagd via het daartoe bestemde formulier voor het zeeperceel en het salinjaperceel (pleitaantekeningen Ocean Villa’s, prod. 14). Tegen het niet verlenen van de aanlegvergunning per 21 april 2021 is op 26 mei 2021 bezwaar ingediend.
2.9
In de statuten van Stichting Commandeursbaai is in artikel 2 omtrent haar doel onder meer het volgende opgenomen (verzoekschrift, prod. 8):
“(…)
B. het beschermen van de hele baai vanaf Santo Largo tot aan Zeewijk, (…) tegen ongewenste en mogelijke voor de natuur schadelijke-, bedreigende-, verstorende-, inclusief het verstoren van de rust, vormen en soorten van bouw en/of bebouwing, projectontwikkelingen en activiteiten, inclusief toeristische en andere activiteiten;
C. het in stand houden en behouden, het verbeteren en in originele staat terugbrengen van de natuur in de hiervoor bedoelde gebieden, en te voorkomen dat allerlei vormen van onwenselijke ontwikkelingen, legaal of anderszins, zich kunnen voordoen en deze gebeiden en natuur te behouden en beschermen voor toekomstige generaties; (…)
E. het samenwerken met andere nationale en internationale non-gouvernementele natuurorganisaties (NGO’s), onder meer door -maar niet beperkt tot- hen in het gerecht bij te staan en te steunen in hun zaken voor de bescherming van hun aangegeven doelstellingen (…)”

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
FPNA en Stichting Commandeursbaai vorderen dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) het aan J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding verbiedt om in het Gebied I, kadastraal bekend als 4-E-2520 (mangrovegebied), Gebied II, kadastraal bekend als 4-E-2523 (zeeperceel) en Gebied III, kadastraal bekend als 4-E-2528 (salinjaperceel) iedere vorm van heien, graaf en/of bouwactiviteiten (bulldozer-, sloop- en andere bouwactiviteiten daaronder begrepen) te verrichten, net als iedere andere activiteit die betrekking heeft en/of verbonden is aan het bouwen van waterbungalows;
b) het gevorderde onder a) op straffe van een dwangsom van Afl. 250.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen;
c) het aan het Land verbiedt om enige aanleg-, bouw- en andere vergunning ten aanzien van de gebieden I, II en/of III uit te geven en om zodanig handhavend op te treden dat er geen enkele activiteit meer mogelijk is, totdat in objectieve zin wordt vastgesteld dat geen sprake is geweest van patronage, vriendjespolitiek of clientelisme, dat er geen strijd bestaat met het ROP 2019, het cROPV en de Natuurbeschermingsverordening;
d) het gevorderde onder c) op straffe van een dwangsom van Afl. 250.000,00 per dag of een gedeelte van een dag dat het Land in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
e) alles met zodanige of verdere beslissingen ten behoeve van eisers als dit gerecht in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
3.2
FPNA en Stichting Commandeursbaai leggen, zakelijk weergegeven, het volgende aan de vorderingen ten grondslag.
3.2.1
De beoogde bouwwerkzaamheden brengen schade toe aan de natuur, zowel flora als fauna, op de drie percelen alsmede in de nabijheid van de percelen. Deze natuurwaarden zijn beschermd in nationale en internationale regelgeving. Om die reden handelt Ocean Villa’s onrechtmatig bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden. Meer concreet hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai op dit punt het volgende gesteld.
( i) Het salinjaperceel maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur zoals is neergelegd in het ROP 2019. Volgens het ROP 2019 zijn er in deze gebieden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In strijd met dit uitgangspunt is in het cROPV het gebied aangemerkt als woongebied met waarden.
(ii) De beoogde bouwwerkzaamheden op het zeeperceel en het salinjaperceel verstoren de waterhuishouding, hetgeen een nadelig effect heeft op de natuur in het mangrovegebied. In het zeeperceel wordt door de werkzaamheden schade toegebracht aan zeegrasvelden, hetgeen een verstoring van het ecosysteem ten gevolge heeft.
(iii) Uit internationale wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat waterbungalows, zowel door de bouwwerkzaamheden als door de exploitatie, grote schade toebrengen aan de natuur.
(iv) Door de bouwwerkzaamheden op het zeeperceel raakt het zeewater ernstig vertroebeld, hetgeen een direct negatief effect heeft op het koraal in de omgeving. Door de kwetsbaarheid van het koraal is de schade permanent.
( v) Bij het beschermen van de ecologische hoofdstructuur geldt dat er geen verstoring via licht of geluid mag zijn vanuit de aangrenzende gebieden.
(vi) Ten aanzien van het zeeperceel vindt er een aantasting plaats van bij wet bedreigde soorten, zoals genoemd in het verzoekschrift onder 4.6.
(vii) Er vinden bouwwerkzaamheden plaats in het mangrovegebied, terwijl dit gebied beschermd natuurgebied is, waarin geen bouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden.
3.2.2
Op grond van het Voorbereidingsbesluit van 21 december 2018 is een aanlegvergunning vereist voor het aanleggen van wegen en terreinverhardingen etc, welke vergunning niet is verleend.
3.2.3
Het vestigen van een recht van opstal op het zeeperceel alsmede het vestigen van een recht van erfpacht op het salinjaperceel is onrechtmatig jegens FPNA en Stichting Commandeursbaai.
3.2.4
Aantasting van de natuurwaarden is in strijd met de notariële aktes tot vestiging van het recht van opstal respectievelijk het recht van erfpacht, waarin is bepaald dat Ocean Villa’s zich moeten houden aan de Natuurbeschermingsverordening.
3.2.5
Er is ten aanzien van Ocean Villa’s sprake van patronage, dan wel vriendjespolitiek dan wel clientelisme en om die reden is de uitgifte van het recht van erfpacht en het recht van opstal ten aanzien van de percelen nietig wegens strijd met de openbare orde. Daartoe voeren FPNA en Stichting Commandeursbaai het volgende aan.
(i) Vanaf 2016 heeft het Land c.q. DOW altijd het standpunt ingenomen jegens Ocean Villa’s dat er geen bouwvergunningen zullen worden verstrekt voor het door haar gewenste project tot het bouwen van watervilla’s, omdat dit in strijd is met het natuurbeleid van het Land. In 2021 is plotseling besloten tot en uitvoering gegeven aan vestigen van de rechten.
(ii) Er is geen onafhankelijke en deugdelijk MER-rapport uitgebracht en voorwaarde voor het verlenen van een erfpacht- en opstalrecht was tevens het laten opstellen van een Economic Impact Assessement door een ervaren en erkend adviesbureau, hetgeen evenmin is gebeurd.
(iii) Het in erfpacht uitgegeven gebied is in werkelijkheid 6300 m2, terwijl een optie was verleend voor 1510 m2.
3.2.6
De uitgifte van het recht van erfpacht en recht van opstal ten aanzien van de percelen is gezien het vermelde onder e) ook in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3
Het Land voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
3.3.1
Tegen de aan J.O.B. Holding verleende bouwvergunning biedt de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (hierna: Lar) een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang, ook ten aanzien van de mogelijkheid tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening, zodat FPNA en Stichting Commandeursbaai niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen in kort geding ten overstaan van de burgerlijk rechter.
3.3.2
Er is onvoldoende spoedeisend belang, althans leent het geschil zich niet voor een behandeling in kort geding, nu de door FPNA en Stichting Commandeursbaai gestelde schade aan de natuur onvoldoende is onderbouwd en in kort geding geen plaats is voor het vaststellen van eventuele schade middels onderzoek.
3.3.3
FPNA is als beheerder van het nationaal park (nog) niet bevoegd om haar beheerstaken uit te voeren, omdat nog geen beheersovereenkomst met het Land is vastgesteld. Om die reden heeft FPNA geen belang bij haar vordering.
3.3.4
Ook Stichting Commandeursbaai heeft geen belang bij haar vorderingen, omdat zij geen beheerstaken heeft ten aanzien van het natuurgebied en omdat de voorgenomen bouwwerkzaamheden buiten het gebied van de Commandeursbaai vallen.
3.3.5
In het mangrovegebied worden geen bouwwerkzaamheden verricht. Ten aanzien van het zeeperceel geldt dat in het ROP 2019 drie kleinschalige projecten met waterbungalows zijn toegestaan, zodat de voorgenomen bouwwerkzaamheden ten aanzien van dit gebied niet in strijd zijn met het ROP 2019. Voor het salinjaperceel is nog geen bouwvergunning verleend, zodat op dat perceel nog geen werkzaamheden zullen worden verricht.
3.3.6
Voor de aanlegvergunningen zijn aanvragen ingediend en bij de verlening van de vergunningen zullen voorwaarden worden gesteld om schade aan de natuur zoveel mogelijk te beperken.
3.4
Ocean Villa’s voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
3.4.1
De percelen in kwestie behoren niet toe aan J.O.B. Leisure maar aan J.O.B. Holding, zodat FPNA en Stichting Commandeursbaai ten aanzien van J.O.B. Leisure niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
3.4.2
FPNA en Stichting Commandeursbaai zijn niet-ontvankelijk in hun vorderingen in kort geding bij de burgerlijke rechter, omdat de Lar een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang biedt.
3.4.3
De werkzaamheden vinden uitsluitend plaats op het zeeperceel en het salinjaperceel en niet in het mangrovegebied. De werkzaamheden worden zodanig uitgevoerd door een ter zake kundige aannemer dat minimale schade aan de natuur wordt toegebracht.
3.4.4
Omdat FPNA geen beheerovereenkomst heeft gesloten met het Land, heeft zij geen belang bij haar vordering. Omdat Stichting Commandeursbaai blijkens haar statuten slechts bevoegd is om FPNA in rechte bij te staan, is ook Stichting Commandeursbaai in haar vorderingen niet-ontvankelijk.
3.4.5
Omdat het zeeperceel en salinjaperceel geen beschermde natuurgebieden zijn, is FPNA ook om die reden met betrekking tot haar vorderingen ten aanzien van deze percelen niet-ontvankelijk. In verband met het bepaalde in haar statuten is ook Stichting Commandeursbaai niet-ontvankelijk (zie 3.4.4).
3.4.6
Het zeeperceel en het salinjaperceel maken geen deel uit van de ecologische hoofdstructuur van het ROP 2019 en ook overigens geldt dat door de bouwwerkzaamheden en de exploitatie van de watervilla’s geen blijvende schade aan de natuur wordt toegebracht. De kust langs de Commandeursbaai is al bijna geheel volgebouwd.
3.4.7
De besluitvorming door het Land is zorgvuldig tot stand gekomen en van handelen in strijd met de openbare orde is geen sprake.

4.DE BEOORDELING

4.1
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kortgeding, worden beoordeeld of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.2
Het gerecht zal hieronder eerst de formele verweren van het Land en Ocean Villa’s bespreken. Zoals blijkt uit hetgeen hierna wordt overwogen, worden deze formele verweren verworpen.
Het gerecht zal vervolgens de vorderingen tot het staken van de werkzaamheden bespreken, voor zover deze betrekking hebben op het zeeperceel en het salinjaperceel. De vordering tot het staken van de werkzaamheden in het mangrovegebied zullen daarna afzonderlijk worden besproken. Reden voor die afzonderlijke beoordeling is (i) dat het mangrovegebied als natuurreservaat een andere bestemming heeft dan het zeeperceel en het salinjaperceel en dat (ii) de bouwwerken worden opgericht op het zeeperceel en het salinjaperceel en niet in het mangrovegebied, dat (iii) de (aanvraag) bouw- en aanlegvergunningen slechts zien op het zee- en salinjaperceel en dat (iv) de bestreden erfpacht- en opstalrechten ook slechts deze percelen betreffen. Door deze verschillen zijn zowel de grondslagen van het gevorderde als het gevoerde verweer (en daarmee dus het beoordelingskader) voor enerzijds het zeeperceel en salinjaperceel en anderzijds het mangrovegebied anders.
Tot slot zal het verbod tot het verlenen van vergunningen in de toekomst worden besproken.
De formele verweren
-
spoedeisend belang
4.3
Het spoedeisend belang van de vorderingen is niet gemotiveerd weersproken en blijkt overigens voldoende uit de aard van de vorderingen en de daaraan ten grondslag liggende stellingen.
-
ontvankelijkheid
4.4
Tussen partijen staat vast dat FPNA op grond van artikel 3 Lb Nadan bij Lbham van 5 mei 2020 door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu is aangewezen als beheerder (in de zin van artikel 2 van Lb Nadan) van het natuurpark. Voorts staat vast dat het mangrovegebied op grond van artikel 2 Lb Nadan is aangewezen als natuurreservaat en onderdeel vormt van het natuurpark van Aruba.
Daaruit volgt dat FPNA haar bevoegdheid tot het beheer van de gebieden die zijn aangewezen als natuurreservaat ontleent aan het Lb Nadan. Op grond van artikel 8 van de Landsverordening op stichtingen is een stichting bevoegd om in rechte op te treden, voor zover daaromtrent in de statuten niet anders is bepaald. Nu partijen niets hebben opgemerkt omtrent de inhoud van de statuten van FPNA - en dus ook niet dat de bevoegdheid om in rechte op te treden in de statuten wordt beperkt - is het voorshands aannemelijk dat FPNA in beginsel bevoegd is om in het kader van haar beheerstaken zo nodig in rechte op te treden.
4.5
Dat tussen FPNA en het Land geen beheersovereenkomst is opgesteld, doet aan voorgaand oordeel niet af. Indien artikel III van het Lbham van 5 mei 2020 (waarin is bepaald dat een beheersovereenkomst moet worden opgesteld) wordt gelezen in samenhang met artikel 3 Lb Nadan (waarin de omvang en de bevoegdheden ten aanzien van het beheer van het natuurreservaat zijn vastgelegd), volgt daaruit niet dat de bevoegdheid tot beheer door FPNA pas een aanvang neemt op het moment dat een beheerovereenkomst is gesloten.
4.6
Het verweer van het Land en Ocean Villa’s dat FPNA niet bevoegd is op te treden vanwege het ontbreken van een beheerovereenkomst en om die reden in haar vorderingen niet-ontvankelijk is, wordt om die reden verworpen.
4.7
Ook het verweer dat FPNA niet bevoegd is om vorderingen in te stellen ten aanzien van het zeeperceel en het salinjaperceel, omdat deze geen onderdeel uitmaken van het in het Lb Nadan aangewezen natuurreservaat, dient te worden verworpen. Aan haar vorderingen ten aanzien van het zeeperceel en het salinjaperceel heeft FPNA mede ten grondslag gelegd dat de voorgenomen bouwwerkzaamheden schade toebrengen aan natuurwaarden in het mangrovegebied.
4.8
Het verweer van Ocean Villa’s dat Stichting Commandeursbaai niet-ontvankelijk is, omdat zij op grond van haar statuten alleen bevoegd is om in rechte op te treden om FPNA bij te staan, dient reeds op grond van hetgeen hiervoor in de nummers 4.4 en 4.6 is overwogen, te worden verworpen, nu daarin immers wordt geoordeeld dat FPNA in haar vorderingen ontvankelijk is. Daar komt bij dat ook ten aanzien van Stichting Commandeursbaai geldt dat zij op grond van artikel 8 van de Landsverordening op stichtingen bevoegd is om in rechte op te treden, voor zover daaromtrent in de statuten niet anders is bepaald. Artikel 2 sub e van de statuten brengt, anders dan Ocean Villa’s hebben beoogd te betogen, gezien de tekst niet mee dat Stichting Commandeursbaai slechts in rechte zou mogen optreden ter ondersteuning van procedures bij het gerecht die door anderen (NGO’s blijkens de statuten) zijn aangespannen en dat zij daarmee niet de bevoegdheid zou hebben om zelfstandig in rechte op te treden.
4.9
Gezien de inhoud van haar statuten en de aard van de gestelde aantasting van de natuur in de drie percelen, heeft Stichting Commandeursbaai een zelfstandig belang zoals bedoeld in artikel 3:305a BW bij het instellen van haar vorderingen. Het verweer van het Land dat Stichting Commandeursbaai geen beheerstaken heeft ten aanzien van het natuurreservaat, wordt om die reden verworpen. Ook het verweer van het Land dat de percelen buiten de Commandeursbaai liggen en dat Stichting Commandeursbaai om die reden niet bevoegd is om in rechte op te treden, wordt gezien de ligging van de percelen en de doelstellingen van Stichting Commandeursbaai verworpen.
4.1
Ten aanzien van het verweer van zowel het Land als Ocean Villa’s dat het bestuursrecht een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang biedt, zodat om die reden FPNA en Stichting Commandeursbaai niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai ter zitting gesteld dat de in dit kort geding ingestelde vorderingen zich niet richten tegen de verleende vergunningen, maar dat zij ertoe strekken om de feitelijke werkzaamheden te verbieden die thans op de percelen worden uitgevoerd en waardoor op onrechtmatige wijze (onherstelbare) schade wordt toegebracht aan de natuur op de betreffende percelen. De omstandigheid dat voor de werkzaamheden op het zeeperceel en het salinjaperceel bouwvergunningen zijn verleend, brengt niet mee - aldus begrijpt het gerecht dit verweer - dat schade mag worden toegebracht aan de, deels door (internationale) wetgeving beschermde, natuur en natuurwaarden in deze gebieden.
4.11
Omtrent dit verweer van het Land en van Ocean Villa’s alsmede omtrent de betwisting daarvan door FPNA en Stichting Commandeursbaai, oordeelt het gerecht als volgt. De door FPNA en Stichting Commandeursbaai ingestelde vorderingen strekken er niet toe om de geldigheid van de aan Ocean Villa’s verstrekte vergunningen aan te tasten. FPNA en Stichting Commandeursbaai hebben ter zitting daaromtrent gesteld dat daarvoor ook voor hen als belanghebbenden een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat bij de bestuursrechter en dat ze die rechtsgang ook zullen gebruiken om bij de rechter een vernietiging van de bouwvergunningen te verzoeken. FPNA en Ocean Villa’s zijn daarentegen van oordeel dat, ook indien wordt uitgegaan van de formele rechtskracht van de besluiten, de uitvoering van de in de vergunningen toegestane bouwwerkzaamheden onrechtmatig is. Gezien hetgeen aldus aan de vordering ten grondslag is gelegd, zijn FPNA en Ocean Villa’s in hun vorderingen ontvankelijk.
4.12
Voor zover aan de vorderingen tevens het ontbreken van een aanlegvergunning ten grondslag is gelegd, overweegt het gerecht in het kader van de ontvankelijkheid nog het volgende. Door partijen is niet gesteld dat door FPNA dan wel Stichting Commandeursbaai handhavingsverzoeken zijn ingediend ten aanzien van het (beweerdelijk) verrichten van werkzaamheden zonder aanlegvergunning en dat in verband hiermee inmiddels een bestuursrechtelijke procedure loopt. Daarmee is voorshands niet aannemelijk geworden dat FPNA en Stichting Commandeursbaai op dit moment de mogelijkheid hebben om bij de bestuursrechter een voorlopige voorziening te vragen in verband met het staken van de werkzaamheden wegens het ontbreken van een aannlegvergunning. Dat brengt mee dat eisers ook ontvankelijk zijn in hun vorderingen voor zover daaraan het ontbreken van een aanlegvergunning ten grondslag is gelegd.
-
de vorderingen jegens J.O.B. Leisure
4.13
In het register van de Kamer van Koophandel staan op hetzelfde adres zowel J.O.B. Holding als J.O.B. Leisure ingeschreven. Hoewel de uitgifte van het recht van erfpacht en van opstal is gedaan aan J.O.B. Holding, is het voor buitenstaanders als eiseressen niet zonder meer duidelijk wie van deze vennootschappen de werkzaamheden uitvoert dan wel eventueel mag uitvoeren. Daarmee is ook niet duidelijk of in geval van toewijzing van (een deel van) de vorderingen een verbod jegens de ene vennootschap voldoende is om de werkzaamheden daadwerkelijk te staken. Om die reden hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai er terecht voor kunnen kiezen om beide vennootschappen in rechte te betrekken.
De vorderingen tot het staken van de bouwactiviteiten op het zeeperceel en salinjaperceel
-
strijd met de openbare orde
4.14
Nu FPNA en Stichting Commandeursbaai hebben gesteld dat zij in deze procedure de geldigheid van de verstrekte bouwvergunningen niet beogen aan te vechten, gaat het gerecht ervan uit dat zij met hetgeen zij hebben gesteld omtrent de nietigheid van de rechtshandelingen, slechts beoogd hebben om te stellen dat de vestiging van het recht van opstal respectievelijk het recht van erfpacht op grond van artikel 3:40 BW nietig is wegens strijd met de openbare orde en dat zij dus niet hebben beoogd te stellen dat ook de verleende bouwvergunningen om die reden nietig zijn. Hetgeen in dit verband is gesteld omtrent het handelen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal het gerecht om die reden verder onbesproken laten.
4.15
De beantwoording van de vraag of de vestiging van het recht van opstal respectievelijk het recht van erfpacht nietig is wegens strijd met de openbare orde (op grond van de in dit verband door FPNA en Stichting Commandeursbaai naar voren gebrachte feiten), acht het gerecht in het licht van de ingestelde vorderingen niet relevant voor de beoordeling van het geschil.
Ook indien er veronderstellenderwijs met FPNA en Stichting Commandeursbaai vanuit wordt gegaan dat de gevestigde rechten nietig zijn, dan brengt dat op zichzelf nog niet mee dat de bouwwerkzaamheden die op de percelen worden verricht, louter om die reden jegens FPNA dan wel Stichting Commandeursbaai onrechtmatig zijn en dienen te worden gestaakt. Bijkomende feiten en omstandigheden die zouden meebrengen dat het verrichten van de bouwwerkzaamheden zonder dat Ocean Villa’s rechthebbende is van een absoluut dan wel relatief gebruiksrecht van de aan het Land toebehorende percelen, zijn door FPNA en Stichting Commandeursbaai niet gesteld.
4.16
Al hetgeen van de zijde van FPNA en Stichting Commandeursbaai is gesteld omtrent strijd met de openbare orde van het verlenen en vestigen van het recht van erfpacht dan wel opstal behoeft om die reden geen bespreking.
-
de onrechtmatigheid van de bouwwerkzaamheden op het zee- en salinjaperceel in het licht van de verstrekte bouwvergunningen
4.17
Ocean Villa’s heeft ten aanzien van de stelling van FPNA en Stichting Commandeursbaai dat Ocean Villa’s door het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden onrechtmatig handelt, onder meer als verweer aangevoerd dat zij in het bezit is van de nodige bouwvergunningen en dat zij niet handelt in strijd met de Bouw-en woningbouwverordening. Zij betwist voorts dat zij onherstelbare schade toebrengt aan de natuur op percelen (pleitnota, 23). Het gerecht begrijpt het verweer aldus dat Ocean Villa’s van oordeel is dat zij, nu ze conform de verstrekte vergunningen handelt, niet onrechtmatig handelt. Daaromtrent geldt het volgende.
4.18
Het gerecht stelt voorop dat zij op grond van het partijdebat voorshands aanneemt dat op grond van de aanvragen van de bouwvergunningen (pleitnota Ocean Villa’s, prod. 2) daadwerkelijk bouwvergunningen zijn verstrekt en wel ten behoeve van de bouwwerkzaamheden op het zeeperceel en het salinjaperceel. Weliswaar heeft het Land in zijn pleitnota (nr. 6.15) ten aanzien van het salinjaperceel gesteld dat nog geen vergunning is verleend, maar toen daar later naar werd gevraagd heeft de gemachtigde van het Land verklaard dat deze stelling op een vergissing berust en dat op grond van beide aanvragen een vergunning is verleend. Van de zijde van FPNA en Stichting Commandeursbaai is dit niet gemotiveerd betwist. Anders dan ten aanzien van de aanlegvergunning (zie hieronder, nr. 4.31 e.v.) hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai niet uitdrukkelijk betwist dat de bouwvergunningen zijn verleend en in ieder geval FPNA gaat er impliciet vanuit dat ze wel zijn verleend (pleitnota FPNA, nr. 5.3).
4.19
Het antwoord op de vraag of en in hoeverre een door de overheid verstrekte vergunning invloed heeft op de beoordeling van de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van degene die overeenkomstig de hem verstrekte vergunning handelt, doch daarbij schade of hinder toebrengt aan derden, hangt af van de aard van de vergunning en het belang dat wordt nagestreefd met de regeling waarop de vergunning berust, zulks in verband met de omstandigheden van het geval (HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278). Daarbij heeft te gelden dat de vergunninghouder er in het algemeen op mag vertrouwen dat de vergunning overeenkomstig de wet is verleend en de overeenkomstig de wet in aanmerking te nemen belangen door de vergunningverlenende instantie volledig en op juiste wijze zijn afgewogen, en dat hij gerechtigd is van die vergunning gebruik te maken (HR 21 oktober 2005; ECLI:NL:HR:2005:AT8823. Vgl. ook HR 28 februari 1975, nrs. 10810 en 10811, NJ 1975, 423, en HR 17 januari 1997, nr. 16124, NJ 1998, 656).
4.2
In het licht van dit criterium is van belang dat in de Bouw- en woonverordening in artikel 22 aanhef en onder g is bepaald dat strijdigheid van het bouwplan met een ruimtelijk ontwikkelingsplan met voorschriften één van de limitatief opgesomde gronden is voor de weigering van een bouwvergunning.
4.21
Voor de beoordeling van het gevraagde verbod betreffende
het zeeperceelbrengt hetgeen in de nummers 4.19 en 4.20 is overwogen het volgende mee.
4.22
Ten aanzien van het zeeperceel heeft het Land onder verwijzing naar (en onder overlegging als productie 13 van de relevante passages uit) het ROP 2019 en het oROPV gesteld dat de bestemming van dit perceel ‘Overige Kustwateren’ is (hetgeen in het oROPV is gewijzigd in Marine Zones). Nu dit van de zijde van FPNA en Stichting Commandeursbaai niet is betwist, gaat het gerecht voorshands van de juistheid van deze bestemming van het zeeperceel uit.
4.23
In het ROP 2019 is in paragraaf 1.15.2 ten aanzien van de waarde en kwaliteiten bepaald, aldus oordeelt het gerecht, dat de kustwateren belangrijk zijn zowel vanuit de ecologie als de economie. Voorts is opgenomen, zoals terecht door het Land gesteld (pleitnota, 6.7), dat bij Savaneta ten westen van de Marinierskazerne drie kleinschalige projecten met waterbungalows zijn toegestaan. Ook in het oROPV is ten aanzien van dit gebied in paragraaf 3.15.18 bepaald dat deze wateren naast een ecologische waarde ook een ander medegebruik hebben, waaronder gebruik met een economisch en toeristisch belang (pleitnota Land, 6.9). Daar is in paragraaf 3.15.8 aan toegevoegd dat de waterbungalows alleen mogen worden gebouwd indien uit onderzoek blijkt dat de waterwoningen geen significant negatieve effecten hebben op de aanwezige waarden en kwaliteiten.
4.24
Uit artikel 22 aanhef en onder g) van de Bouw- en woonverordening, beschouwd in samenhang met het van toepassing zijnde ROP 2019, volgt dat het Land bij de afgifte van de bouwvergunning voor het zeegebied heeft behoren te toetsen of de bouwplannen al dan niet strijdig zijn met de randvoorwaarden die ten aanzien van dit perceel in het ROP 2019 worden gesteld en met de waardes en kwaliteiten waarvan zij de bescherming beogen. Deze regeling brengt mee dat een bouwvergunning voor de waterbungalows niet had mogen worden afgegeven, indien deze in strijd zijn met de ecologische waarden, zoals deze in het ROP 2019 zijn geformuleerd. Om die reden mag Ocean Villa’s erop vertrouwen dat deze belangen door het Land volledig en op juiste wijze zijn afgewogen bij zijn beslissing om voor het zeeperceel een vergunning te verlenen en dat zij gerechtigd is van die vergunning gebruik te maken, indien en zolang deze in een bestuursrechtelijke procedure niet wordt vernietigd (dan wel geschorst). Dit brengt mee dat er in dit kort geding geen plaats is om voorshands de bouwactiviteiten onrechtmatig te verklaren wegens de gestelde schending van de ecologische waarden, zoals deze in het ROP 2019 zijn geformuleerd.
4.25
Voor dit oordeel pleit ook dat FPNA en Stichting Commandeursbaai ter zitting hebben gesteld dat zij als belanghebbenden bevoegd zijn om op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak bezwaar in te dienen tegen de verleende bouwvergunning en dat zij ook daadwerkelijk tot het instellen van bezwaar zullen overgaan. In die bestuursrechtelijke procedure behoort de beoordeling plaats te vinden van de vraag of de waarden zoals deze zijn geformuleerd in het ROP 2019 door het Land al dan niet op de juiste wijze zijn afgewogen bij het verlenen van de bouwvergunning voor de waterbungalows op het zeeperceel.
4.26
Hetgeen FPNA en Stichting Commandeursbaai hebben gesteld omtrent strijdigheid van de bouwwerkzaamheden met het ROP 2019 en de daarin beschermde waarden en kwaliteiten, kan derhalve niet leiden tot het oordeel dat Ocean Villa’s onrechtmatig handelt en tot toewijzing van de vordering tot het verbieden van werkzaamheden op het zeeperceel. Dit betreft de stellingen zoals hiervoor zijn weergegeven in nummer 3.2.1 onder (ii), (iii) en (iv).
4.27
Ten aanzien van het zeeperceel hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai voorts gesteld dat er een aantasting plaatsvindt van bij nationale en internationale wetgeving beschermde soorten, zoals benoemd in het verzoekschrift onder 4.6. Niet is gesteld of gebleken dat bescherming van deze soorten behoort tot de belangen die worden nagestreefd met de Bouw en woonverordening, waarop de vergunning berust. De aantasting van deze soorten kan in beginsel dan ook leiden tot het oordeel dat de uitvoering van de bouwwerkzaamheden op het zeeperceel onrechtmatig is. Ocean Villa’s (pleitnota, 18) heeft betwist dat aantasting van beschermde plant- en diersoorten plaatsvindt door de werkzaamheden op het zeeperceel. Zonder bewijslevering, waarvoor in het kader van dit kort geding geen plaats is, kan voorshands niet worden aangenomen dat een aantasting plaatsvindt van dier- en/of plantensoorten die in nationale dan wel internationale wetgeving beschermd zijn. Ook hetgeen aldus is gesteld, kan niet leiden tot het toewijzen van de hier besproken vordering ten aanzien van het zeeperceel.
4.28
Voor de beoordeling van het gevraagde verbod betreffende
het salinjaperceelbrengt hetgeen in de nummers 4.19 en 4.20 is overwogen het volgende mee.
4.29
Ten aanzien van het salinjaperceel heeft het Land onder verwijzing naar (en onder overlegging als productie 14 van de relevante passages uit) het ROP 2019 en het oROPV gesteld dat de bestemming van dit perceel is ‘Woongebied met waarden’. Nu dit van de zijde van FPNA en Stichting Commandeursbaai niet is betwist, gaat het gerecht voorshands van de juistheid van deze bestemming van het salinjaperceel uit. Van de zijde van het Land is onbetwist en terecht gesteld dat het gebiedsbeleid bepaalt dat kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen en een enkel hotel zijn toegestaan, indien geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat en aan de aanwezige waarden.
4.3
Hetgeen het gerecht hiervoor in de nummers 4.24 en 4.25 heeft overwogen ten aanzien van het zeeperceel, geldt mutatis mutandis ook ten aanzien van het salinjaperceel. Ook ten aanzien van dit perceel geldt daarom dat hetgeen FPNA en Stichting Commandeursbaai hebben gesteld omtrent strijdigheid van de bouwwerkzaamheden met het ROP 2019 en de daarin beschermde waarden en kwaliteiten, niet kan leiden tot toewijzing van de vordering. Dit betreft de stellingen zoals hiervoor zijn weergegeven in nummer 3.2.1 onder (i), (ii) en (v).
-
de onrechtmatigheid van de bouwwerkzaamheden op het zeeperceel en het salinjaperceel in het licht van de aanlegvergunning
4.31
FPNA en Stichting Commandeursbaai hebben er op gewezen (verzoekschrift, 3.14) dat op grond van het Voorbereidingsbesluit vanaf 21 december 2018 een aanlegvergunning vereist is voor het uitoefenen van diverse werkzaamheden op een perceel, zoals het aanleggen van wegen en verhardingen, het slopen van opstallen, het vellen van bomen en het uitvoeren van werkzaamheden die de waterhuishouding kunnen beïnvloeden. Volgens Stichting Commandeursbaai is deze aanlegvergunning in februari 2021 wel door Ocean Villa’s aangevraagd, maar is zij nog niet verleend. Al vanaf oktober 2020 worden er werkzaamheden uitgevoerd waarvoor een aanlegvergunning vereist is (pleitaantekeningen Stichting Commandeursbaai, 3.12). Het gerecht begrijpt uit de stellingen van FPNA en Stichting Commandeursbaai dat volgens haar voor de werkzaamheden op zowel het zeeperceel als op het salinjaperceel een aanlegvergunning vereist is, terwijl deze niet is verleend.
4.32
Het Land heeft gesteld dat er voor de werkzaamheden door Ocean Villa’s een aanvraag is ingediend voor een aanlegvergunning. Bij een eventuele toekenning van de vergunning zullen er in samenspraak met de Dienst Natuur en Milieu voorwaarden aan de vergunning worden verbonden om eventuele schade aan de natuur zoveel mogelijk te beperken (pleitnota Land, 7.1). Ook van de zijde van Ocean Villa’s is erkend dat voor de voorgenomen werkzaamheden een aanlegvergunning vereist is en dat deze is aangevraagd op 26 februari 2021 (pleitnota Ocean Villa’s, 20).
4.33
Het gerecht begrijpt aldus uit de stellingen van partijen dat voor de uitvoering van de werkzaamheden op de beide percelen een aanlegvergunning vereist is en dat deze weliswaar is aangevraagd maar nog niet is verleend. Daarmee is dus ook niet duidelijk of de uitvoering van de werkzaamheden zal plaatsvinden (en in de afgelopen periode heeft plaatsgevonden) op een wijze dat geen schade wordt toegebracht aan de belangen -waaronder de natuur en natuurwaarden in de gebieden - die door het Land worden nagestreefd met de regeling waarop de afgifte van de aanlegvergunning berust. Dit zijn, gezien de stellingen van partijen, mede belangen die door FPNA en Stichting Commandeursbaai worden behartigd.
4.34
Dat betekent dat de uitvoering van de werkzaamheden op het zeeperceel en het salinjaperceel zonder dat een aanlegvergunning voor de percelen is afgegeven, onrechtmatig is jegens FPNA en Stichting Commandeursbaai. Het gevraagde verbod tot het verrichten van bouwwerkzaamheden is ten aanzien van deze percelen dan ook toewijsbaar en zal, zoals hierna geformuleerd, worden toegewezen voor de periode dat nog geen aanlegvergunning is verleend.
De vordering tot het staken van de bouwactiviteiten in het mangrovegebied
4.35
Partijen zijn het erover eens dat het mangovegebied behoort tot het in artikel 2 van het Lb Nadan aangewezen natuurreservaat dat onder het beheer van FPNA valt. De door het Land verleende bouwvergunningen betreft werkzaamheden die op het zeeperceel en het salinjaperceel worden gerealiseerd.
4.36
Volgens FPNA en Stichting Commandeursbaai worden er ook werkzaamheden in het mangrovegebied uitgevoerd en hebben zij om die reden belang bij het voor dit gebied gevorderde verbod tot het verrichten van werkzaamheden. Ocean Villa’s (pleitnota, 18) en het Land (pleitnota, 6.2) hebben betwist dat er werkzaamheden in het mangrovegebied (en dus in het natuurreservaat) worden uitgevoerd.
4.37
Naar het oordeel van het gerecht is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat er tijdens de bouwwerkzaamheden die de afgelopen periode voorafgaand aan dit kort geding zijn verricht op het zeeperceel en het salinjaperceel, ook werkzaamheden zijn verricht in het mangrovegebied die bovendien tot aantasting leiden van de natuur in dat gebied. Uit de videobeelden die zijn getoond tijdens de mondelinge behandeling voorafgaand aan het treffen van de ordemaatregel, blijkt dat er in verband met de werkzaamheden op het zeeperceel een zandwal was opgeworpen op de zeebodem in het mangrovegebied. Dit is tijdens die mondelinge behandeling van de zijde van Ocean Villa’s ook erkend, waarbij gesteld werd dat na afloop van de werkzaamheden de zeebodem van het mangrovegebied weer in zijn oorspronkelijke toestand zal worden teruggebracht. Voorts heeft FPNA onder verwijzing naar de grote overzichtsfoto die tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding door haar werd getoond, gesteld dat een in het salinjaperceel gegraven (meanderend) afwateringskanaal op twee punten de grens met het mangrovegebied overschrijdt. Zij heeft de plaatsen waar dit volgens haar is gebeurd op de overzichtsfoto aangewezen. Van de zijde van het Land en Ocean Villa’s is onvoldoende betwist dat op de twee aangewezen punten het afwateringskanaal inderdaad de grens met het mangrovegebied overschrijdt.
4.38
Het verrichten van dergelijke werkzaamheden in het mangrovegebied, die rechtstreeks leiden tot fysieke wijziging - en daarmee aantasting - van het gebied is in strijd met onder meer artikel 10 aanhef en onder b van de Lb Nadan en is daarmee onrechtmatig. Daaruit volgt dat FPNA en Stichting Commandeursbaai ten aanzien van het mangrovegebied belang hebben bij het verzochte verbod tot het verrichten van werkzaamheden in dat gebied. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook, zoals hierna geformuleerd, worden toegewezen.
Het verbod tot het verlenen van vergunningen in de toekomst
4.39
Het Land erkent zonder enig voorbehoud dat het mangrovegebied behoort tot het wettelijke beschermd natuurreservaat en dat hierop geen bouwwerkzaamheden mogen worden verricht. Van de zijde van FPNA dan wel Stichting Commandeursbaai zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit op enigerlei wijze blijkt dat het Land het voornemen zou hebben om aan Ocean Villa’s dan wel aan een derde een aanleg- dan wel bouwvergunning te gaan verlenen voor het verrichten van werkzaamheden in het mangrovegebied. Om die reden hebben FPNA en Stichting Commandeursbaai ten aanzien van dit gebied geen belang bij dit onderdeel van de vordering, zodat dit reeds om die reden zal worden afgewezen.
4.4
Ten aanzien van het zeeperceel en het salinjaperceel geldt dat het ROP 2019 het in beginsel mogelijk maakt dat op die percelen een opstal wordt gebouwd dan wel andere werkzaamheden plaatsvinden die vergunningplichtig zijn. De vraag of een eventuele verlening van een vergunning (voor bouwwerkzaamheden die aanvullend zijn op de reeds thans verleende vergunningen) op een rechtsgeldige wijze plaatsvindt en of door uitvoering van de in de vergunning toegestane werkzaamheden nationale dan wel internationale wetgeving wordt geschonden, dient te worden beantwoord in een bestuursrechtelijke procedure die tegen de verlening van een zodanige vergunning kan worden ingesteld. Het gaat de taak van de burgerlijke rechter te buiten om op voorhand iedere vorm van vergunningverlening te verbieden. Ook ten aanzien van het zeeperceel en het salinjaperceel zal dit onderdeel van de vordering daarom worden afgewezen.
Slotsom
4.41
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen deels zullen worden toegewezen en deels zullen worden afgewezen. Het gerecht zal aan de veroordelingen een dwangsom verbinden zoals hierna in het dictum vermeld.
4.42
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal het gerecht de proceskosten compenseren, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
verbiedt het aan J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding om in het mangrovegebied (kadastraal bekend onder nummer 4-E-2520) iedere vorm van heien, graaf en/of bouwactiviteiten (bulldozer-, sloop- en andere bouwactiviteiten daaronder begrepen) te (laten) verrichten, net als iedere andere activiteit die al dan niet betrekking heeft en/of verbonden is aan het bouwen op het zee- dan wel salinjaperceel;
5.2
verbiedt het aan J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding om op het zeeperceel (kadastraal bekend onder nummer 4-E-2523) iedere vorm van heien, graaf en/of bouwactiviteiten (bulldozer-, sloop- en andere bouwactiviteiten daaronder begrepen) te (laten) verrichten, zolang geen aanlegvergunning is verleend die het verrichten van die werkzaamheden op het zeeperceel toestaat;
5.3
verbiedt het aan J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding om op het salinjaperceel (kadastraal bekend onder nummer 4-E-2528) iedere vorm van heien, graaf en/of bouwactiviteiten (bulldozer-, sloop- en andere bouwactiviteiten daaronder begrepen) te (laten) verrichten, zolang geen aanlegvergunning is verleend die het verrichten van die werkzaamheden op het salinjaperceel toestaat;
5.4
veroordeelt J.O.B. Leisure en J.O.B. Holding tot betaling van een dwangsom van
Afl. 10.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan één van de veroordelingen onder de nummers 5.1, 5.2 of 5.3 voldoet en maximeert de te verbeuren dwangsommen tot een bedrag van Afl. 1.000.000,00;
5.5
compenseert de kosten van de procedure, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.6
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 2 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: KG AUA202101294
Inhoudsindicatie: vordering om gedaagde 2 en 3 te verbieden om in het Gebied I iedere vorm van heien, graaf en/of bouwactiviteiten te verrichten; tevens om gedaagde 1 te verbieden om enige aanleg-, bouw- en andere vergunning ten aanzien van de gebieden I, II en/of III uit te geven en om zodanig handhavend op te treden dat er geen enkele activiteit meer mogelijk is, totdat in objectieve zin wordt vastgesteld dat geen sprake is geweest van patronage, vriendjespolitiek of clientelisme, dat er geen strijd bestaat met het ROP 2019, het cROPV en de Natuurbeschermingsverordening.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: