ECLI:NL:OGEAA:2021:387

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
AUA202101729
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting van een Venezolaanse verzoeker in het kader van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan op een verzoek van een Venezolaanse verzoeker, die in Aruba verblijft zonder geldige verblijfstitel. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting dat op 19 juni 2021 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. Dit bevel was gebaseerd op het feit dat de verzoeker sinds 15 november 2016 illegaal in Aruba verbleef en dat zijn asielverzoek op 29 mei 2018 was afgewezen. De verzoeker vorderde schorsing van het bevel tot uitzetting, omdat hij vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Venezuela. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor schorsing van het bevel, aangezien de verzoeker geen geldige verblijfstitel had en de afwijzing van zijn asielverzoek in rechte vaststond. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de overweging dat de verzoeker in de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag zijn vrees voor vervolging kan aanvoeren. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 25 augustus 2021
AUA202101729 LAR

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: J.M. Harewood en S. Orman (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 19 juni 2021 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen, onder oplegging van een periode van niet toelating van zesenzestig (66) maanden.
Hiertegen heeft verzoeker op 27 juni 2021 bezwaar gemaakt.
Op 28 juni 2021 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 augustus 2021. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 15 november 2016 zonder een geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, dat zijn illegaal verblijf in Aruba niet behoeft te worden gedoogd, en dat er geen grond is om hem nog langer illegaal in Aruba te laten blijven daar het Land groot belang erbij heeft dat het vreemdelingenrecht ook daadwerkelijk wordt gehandhaafd. In dit verband heeft verweerder ter zitting naar voren gebracht dat op het door verzoeker ingediende asielverzoek bij beschikking van 29 mei 2018 afwijzend is beslist. Tegen het uitblijven van een beslissing op het daartegen gemaakte bezwaar heeft verzoeker voorts geen rechtsmiddel aangewend, zodat de desbetreffende fictieve ongegrondverklaring van dat bezwaar in rechte vaststaat. Er doen zich derhalve geen uitzettingsbelemmeringen voor, zodat verweerder bevoegd is verzoeker uit te zetten.
2.2
Verzoeker heeft verzocht de bestreden beschikking te schorsen totdat op het daartegen ingediende bezwaarschrift is beslist, onder bepaling dat verzoeker dit in Aruba mag afwachten. Verzoeker heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. In dit verband heeft hij aangevoerd dat verweerder in de bestreden beschikking ten onrechte heeft geconcludeerd dat verzoeker zijn bezwaarschrift tegen de afwijzende beschikking op zijn asielverzoek na het verstrijken van de bezwaartermijn heeft ingediend.
Het geschil
3. Voor het schorsen van de bestreden beschikking en/of het treffen van een voorlopige voorziening is aanleiding indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar geen stand zal houden. Bij de beoordeling neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking.
Feiten
4.1
Verzoeker, geboren op [datum] 1988 en van Venezolaanse nationaliteit, is op 12 november 2016 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van twee (2) dagen. Hierna is verzoeker niet meer vertrokken.
4.2
Bij beschikking van 29 mei 2018 is afwijzend beslist op het door verzoeker ingediende asielverzoek. Hiertegen heeft verzoeker op 3 juli 2018 bezwaar gemaakt. Op dit bezwaar is (nog) niet door verweerder beslist.
4.3
Verzoeker is op 19 juni 2021 zonder geldige verblijfstitel werkend aangetroffen, waarna zijn verwijdering bij bevelschrift is bevolen. Tevens is hem een terugkeerverbod van zesenzestig (66) maanden opgelegd.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten.
Beoordeling
6.1
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
6.2
Vast staat dat verzoeker sedert 15 november 2016 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat de in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu genoemde grond voor uitzetting zich voordoet. Dit betekent dat verweerder bevoegd is verzoeker uit te zetten.
6.3
Nu de asielaanvraag is afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 15 van de Ltu tot het geven van een bevel tot uitzetting.
6.4
Voor zover verzoeker wenst te betogen dat verweerder ten onrechte zijn verzoek voor asiel heeft afgewezen, en dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM, kan hij dat doen in de daartoe geëigende procedure, te weten in de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de asielaanvraag, eventueel nadat hij daartoe een herhaalde aanvraag heeft gedaan. Hangende die procedure kan verzoeker desgewenst tevens het gerecht verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen.
6.5
Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.