ECLI:NL:OGEAA:2021:406

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AUA202100188
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom in bestuursrechtelijke procedure inzake uitzetting en niet-toelating

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (verzoekster) een verzoek ingediend ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de beslissing van verweerder, die op 2 oktober 2019 de uitzetting van verzoekster heeft bevolen en een periode van niet toelating van 48 maanden heeft opgelegd. Verzoekster heeft op 9 oktober 2019 bezwaar aangetekend tegen de opgelegde periode van niet toelating, maar het bezwaar is niet tijdig behandeld door verweerder. Op 14 september 2020 heeft het gerecht in een eerdere uitspraak bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing op het bezwaar moest nemen. Verzoekster heeft op 26 januari 2021 een verzoek ingediend om verweerder te verplichten alsnog gevolg te geven aan deze uitspraak, met het oog op het indienen van een vergunning tot tijdelijk verblijf.

Tijdens de zitting op 7 juni 2021 heeft verzoekster betoogd dat zij belang heeft bij een beslissing op haar bezwaar, omdat het terugkeerverbod haar belemmert in het aanvragen van een vergunning. Verweerder heeft echter aangevoerd dat verzoekster geen belang heeft bij het verzoek, aangezien zij al is uitgezet en het terugkeerverbod geen belemmering vormt voor het indienen van een vergunningsverzoek.

Het gerecht heeft overwogen dat het pro-forma bezwaar van verzoekster enkel gericht was tegen de periode van niet-toelating. Het heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak en heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Het gerecht heeft geen aanleiding gezien om een dwangsom op te leggen, maar heeft verweerder wel veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoekster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is uitgesproken op 30 augustus 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 30 augustus 2021
Lar nr. AUA202100188

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

Verblijvende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. J. Harewood.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 oktober 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen. Aan verzoekster is daarbij een periode van niet toelating van 48 maanden opgelegd.
Op 9 oktober 2019 heeft verzoekster tegen voornoemde beschikking voor wat betreft de periode van niet toelating, een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden ingediend.
Tegen het uitblijven van een beslissing op voornoemd bezwaar, heeft verzoekster op 27 februari 2020 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 september 2020 (Lar nr. AUA202000664) is het beroep gegrond verklaard, de bestreden fictieve afwijzende beslissing op het bezwaar vernietigd, en is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster.
Op 26 januari 2021 heeft verzoekster onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2021, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 51 van de Lar, neemt het bestuursorgaan, indien de uitspraak strekt tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing, binnen de daarvoor door de rechter gestelde termijn, een nieuwe beslissing met inachtneming van de uitspraak van de rechter.
1.2
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
De standpunten van partijen
2.1
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom te verplichten om binnen twee maanden alsnog gevolg te geven aan de uitspraak van 14 september 2020.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft (de gemachtigde van) verzoekster ter zitting aangevoerd dat verzoekster nog belang heeft bij een reële beslissing op haar bezwaar, nu zij een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf wil indienen, en het terugkeerverbod in deze een belemmering is. Zij heeft al een garantsteller, aldus de gemachtigde namens verzoekster.
2.2
Verweerder heeft ter zitting betoogd, dat verzoekster geen belang heeft bij dit verzoek, nu zij reeds op 17 oktober 2019 is uitgezet, en het terugkeerverbod geen belemmering is voor het indienen van een vergunningsverzoek. Ten behoeve van verzoekster zijn sinds haar uitzetting geen vergunningsverzoeken ingediend, aldus verweerder.
De feiten
3.1
Verzoekster, geboren op [datum] 1974 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is laatstelijk op 29 juni 2016 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van 3 dagen. Na het verlopen van haar verblijfsduur is zij niet vertrokken. Verzoekster is ook nooit in het bezit gesteld van een vergunning tot tijdelijk verblijf. Op 2 oktober 2019 is zij tijdens een controle werkende aangetroffen. Bij beschikking van diezelfde datum heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen, en een periode van niet toelating aan verzoekster opgelegd voor de duur van 48 maanden, omdat zij 39 maanden illegaal in Aruba is verbleven. Op 17 oktober 2019 is zij daadwerkelijk uit Aruba verwijderd.
3.2
Tegen de haar opgelegde periode van niet toelating heeft zij een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Nadere gronden zijn niet aangevoerd. Tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, heeft zij beroep ingesteld. Bij voornoemde uitspraak van 14 september 2020 heeft dit gerecht verweerder gelast om binnen drie maanden een reële beslissing op het bezwaar te nemen.
De beoordeling
4.1
Uit de hierboven vermelde feiten en omstandigheden blijkt dat het pro-forma bezwaar van verzoekster uitsluitend gericht is tegen de periode van niet-toelating, oftewel het terugkeerverbod, zodat voormelde uitspraak van 14 september 2020 alleen betrekking heeft op dit terugkeerverbod.
4.2
Dat verweerder verzoekster op de voet van artikel 14 van de Lar in de gelegenheid heeft gesteld om de gronden waarop haar (pro-forma) bezwaar rust, alsnog aan te vullen, is in deze procedure niet gebleken. Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek evenmin is gebleken dat verweerder op dat (pro-forma) bezwaar heeft beslist. Aangenomen dient dan ook te worden dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan voormelde uitspraak. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een beslissing op het bezwaar van verzoekster te nemen. Voor het opleggen van een dwangsom ziet het gerecht gelet op het voorgaande, geen aanleiding.
4.3
Nu verzoekster met recht onderhavig verzoek heeft gedaan en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 350,-.
4.4
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak alsnog een beslissing dient te nemen op het (pro-forma) bezwaar van verzoekster van 9 oktober 2019;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.