ECLI:NL:OGEAA:2021:406
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.K. Engelbrecht
- Rechtspraak.nl
Verzoek om dwangsom in bestuursrechtelijke procedure inzake uitzetting en niet-toelating
In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (verzoekster) een verzoek ingediend ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de beslissing van verweerder, die op 2 oktober 2019 de uitzetting van verzoekster heeft bevolen en een periode van niet toelating van 48 maanden heeft opgelegd. Verzoekster heeft op 9 oktober 2019 bezwaar aangetekend tegen de opgelegde periode van niet toelating, maar het bezwaar is niet tijdig behandeld door verweerder. Op 14 september 2020 heeft het gerecht in een eerdere uitspraak bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing op het bezwaar moest nemen. Verzoekster heeft op 26 januari 2021 een verzoek ingediend om verweerder te verplichten alsnog gevolg te geven aan deze uitspraak, met het oog op het indienen van een vergunning tot tijdelijk verblijf.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021 heeft verzoekster betoogd dat zij belang heeft bij een beslissing op haar bezwaar, omdat het terugkeerverbod haar belemmert in het aanvragen van een vergunning. Verweerder heeft echter aangevoerd dat verzoekster geen belang heeft bij het verzoek, aangezien zij al is uitgezet en het terugkeerverbod geen belemmering vormt voor het indienen van een vergunningsverzoek.
Het gerecht heeft overwogen dat het pro-forma bezwaar van verzoekster enkel gericht was tegen de periode van niet-toelating. Het heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de eerdere uitspraak en heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na deze uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Het gerecht heeft geen aanleiding gezien om een dwangsom op te leggen, maar heeft verweerder wel veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoekster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is uitgesproken op 30 augustus 2021.