ECLI:NL:OGEAA:2021:426

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA201803075
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake maximale rente in civiele procedure tussen ISLAND FINANCE ARUBA N.V. en gedaagde

In deze civiele procedure, aangespannen door ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA), heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 september 2021 uitspraak gedaan. IFA vorderde betaling van Afl. 9.152,43 door de gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De zaak was eerder op de parkeerrol geplaatst, maar na een tussenvonnis van 21 augustus 2019 is de procedure hervat. IFA heeft haar eis verminderd en de gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat IFA recht heeft op de gevorderde bedragen, inclusief de wettelijke rente, die is berekend vanaf 15 juli 2018. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde hoofdelijk verbonden is met een medeschuldenaar, wat betekent dat IFA gerechtigd is om de gedaagde alleen in rechte te betrekken. De gedaagde's verweer dat IFA zich op de medeschuldenaar had moeten richten, werd verworpen.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat de buitengerechtelijke incassokosten die door IFA zijn gemaakt redelijk zijn en dat de gedaagde deze kosten moet vergoeden. De proceskosten zijn begroot op Afl. 1.350,--, die ook door de gedaagde moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat IFA direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

Vonnis van 1 september 2021
Behorend bij A.R.B.B. nr. AUA201803075
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 21 augustus 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum krachtens welke de zaak om voor de bij partijen genoegzaam bekende reden naar de parkeerrol is verwezen. De verdere procedure blijkt uit:
-de door IFA op 22 juni 2020 genomen akte na comparitie, tevens houdende een vermindering van eis, met één productie;
-de door [gedaagde] genomen antwoordakte.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN NA VERMINDERING VAN EIS

2.1
IFA vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt:
-om aan IFA te betalen Afl. 9.152,43, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 15 juli 2018, met dien verstande dat na iedere na 15 juli 2018 verrichte betaling de wettelijke rente verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-in de proceskosten.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door IFA verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna (verder) besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt bij zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Inmiddels heeft het Hof bij vonnis van 21 april 2020 de vraag wat in Aruba door een gelduitlener als IFA aan maximale rente mag worden bedongen ten opzichte van de geldlener beantwoord. Uit dat onherroepelijk geworden vonnis volgt dat IFA maximaal 27% aan APR mag overeenkomen met [gedaagde] (en haar medeschuldenaar [medeschuldenaar], hierna: [mede schuldenaar]), en dat het meerdere daarvan nietig is op grond van het eerste lid van artikel 3:40 BW.
3.3
In het licht en met inachtneming van het vorenstaande heeft IFA met een productie onderbouwd een herberekening uitgevoerd van wat [gedaagde] volgens IFA aan haar verschuldigd is uit hoofde van de bij partijen genoegzaam bekende overeenkomst van geldlening. Die berekening heeft [gedaagde] niet bestreden, zodat vast komt te staan dat [gedaagde] in hoofdsom Afl. 9.152,43 opeisbaar verschuldigd is aan IFA, te vermeerderen met de niet door [gedaagde] bestreden wettelijke rente zoals door IFA gevorderd.
3.4
Het Gerecht gaat voorbij aan de door IFA bestreden stelling van [gedaagde] dat IFA haar pijlen niet op haar maar op [medeschuldenaar] had moeten richten. Uit de door IFA met [gedaagde] gesloten overeenkomst van geldlening, die ook door [medeschuldenaar] is ondertekend als zijnde medeschuldenaar, volgt dat [gedaagde] en [medeschuldenaar] hoofdelijk zijn verbonden jegens IFA ter zake van terugbetaling van het van IFA geleende bedrag. Dat brengt mee dat IFA ook bevoegd is om alleen [gedaagde] in rechte te betrekken zoals zij heeft gedaan, terwijl [gedaagde] bevoegd is om voor de helft van hetgeen zij krachtens dit vonnis heeft betaald aan IFA regres te voeren op [medeschuldenaar]. Het te dezen opgeworpen verweer van [gedaagde] wordt verworpen.
3.5
IFA heeft onbestreden gesteld dat zij met betrekking tot [gedaagde] buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Naar het oordeel van het Gerecht mocht IFA redelijkerwijs die werkzaamheden verrichten, en de door IFA daarvoor verzochte in overeenstemming met het Procesreglement zijnde vergoeding is ook redelijk. Het verweer van [gedaagde] op dit onderdeel wordt ook verworpen.
3.6 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die nopen tot een ander oordeel. De proceskosten van IFA worden begroot op Afl. 100,-- aan verschotten (griffiegeld) en Afl. 1.250,-- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten, tarief 3 ad Afl. 500,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan IFA te betalen Afl. 9.152,43, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 15 juli 2018, met dien verstande dat na iedere na 15 juli 2018 verrichte betaling de wettelijke rente verschuldigd is over de dan nog resterende hoofdsom, en voorts te vermeerderen met Afl. 750,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van IFA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.350,--;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 1 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: ARBB nr. AUA201803075
Inhoudsindicatie: civiel, maximale rente.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: