ECLI:NL:OGEAA:2021:427

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA201904072
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vorderingen van Framo Insurances N.V. tegen [gedaagde] betreffende achterstallige autohuur en geldleningsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Framo Insurances N.V. en [gedaagde]. Framo, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, vorderde betaling van achterstallige autohuur en een niet terugbetaalde geldlening van Afl. 25.000,--. De gedaagde, die ook eiser in reconventie was, voerde verweer en vroeg om vernietiging van de litigieuze overeenkomst en schadevergoeding. De procedure omvatte verschillende conclusies en pleidooien, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [gedaagde] Afl. 3.917,09 aan achterstallige autohuur verschuldigd is, evenals Afl. 25.000,-- uit hoofde van de geldlening. De vorderingen van Framo zijn toegewezen, terwijl de reconventionele vorderingen van [gedaagde] zijn afgewezen. Het Gerecht heeft ook de kosten en nakosten van de procedure aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

Vonnis van 1 september 2021
Behorend bij A.R. no. AUA201904072
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
FRAMO INSURANCES N.V.,
h.o.d.n.
ARUBA HAPPY INSURANCES,
gevestigd in Aruba,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: Framo,
gemachtigden: de advocaten mrs. D.C.A. Crouch en Z.J.E. Paesch,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met één productie,
-de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met één productie;
-de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
-de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
-de akte uitlating producties in reconventie, waarvan de daaraan gehechte producties direct ongelezen retour zijn gegaan richting de gemachtigde van [gedaagde].
1.2
Het door [gedaagde] verzochte pleidooi heeft plaatsgevonden op 10 mei 2021. Framo is ter zitting verschenen bij haar gemachtigden, samen met de heer [directeur] (directeur van Framo). [gedaagde] is samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, [gedaagde] mede aan de hand van een voorgedragen en overgelegde pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

in conventie en in reconventie

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Partijen hebben op 15 december 2017 een arbeidsovereenkomst ondertekend. In die overeenkomst, waarin met “
the Employee” wordt bedoeld [gedaagde] en met “
The Company” Framo staat onder meer het volgende geschreven: “
As per January 1e 2018 the Employee has entered into service at The Company for an indefinite period of time.
2.3
Framo enerzijds en [gedaagde] en zijn echtgenote anderzijds hebben op 22 november 2017 een geldleenovereenkomst ondertekend. Die overeenkomst (hierna: de geldleenovereenkomst), waarin met schuldeiser wordt bedoeld Framo en met schuldenaar [gedaagde] en zijn echtgenote vermeldt onder meer het volgende:
“(…).
1. De schuldeiser heeft op 22 November 2017 ter leen verstrekt aan de schuldenaar gelijk de schuldenaar ter leen heeft ontvangen van de schuldeider de som van Afl. 25.000 zegge vierentwintigduizend Arubaanse florin.
2. De schuldenaar is verplicht om al haar verdiensten verkregen uit loon of commissie welke door haarzelf zijn gerealiseerd middels werkzaamheden voor Framo (…) op maandelijkse basis aan te wenden ter afbetaling van deze lening binnen een periode van 6 maanden.
3. De schuldenaar is ten allen tijde bevoegd vervroegd af te lossen.
4. Als de schuldenaar stipt aan zijn verplichtingen tot betaling voldoet, zal de (restant)hoofdsom in haar geheel niet direct opeisbaar zijn.
(…).”.
2.4
Voordat [gedaagde] ging werken voor of samenwerken met Framo was hij in dienst van Massy, zijnde een verzekeringsmaatschappij met onder meer een vestiging in Aruba. Nadat [gedaagde] niet langer voor of bij Framo werkte, is hij wederom in dienst getreden van Massy.
2.5
De verklaring van M.F. Franke van 6 november 2019 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
December 2017 hebben wij [gedaagde] aangenomen als adviseur verzekeringen op volledige commissiebasis met eigen vervoer.
Begin Januari 2018 heeft [gedaagde] mij verzocht of hij de bedrijfsauto tijdelijk kon huren, want zijn eigen auto was onherstelbaar kapot.
[gedaagde] zou z.s.m. een andere auto aanschaffen, maar daar is het niet van gekomen.
Wij zijn een huurprijs overeengekomen van afl 325,- p/m, welke wij in de afgesproken voorschot hebben opgenomen. [gedaagde] heeft geen enkele maand de huurprijs zelf betaald. [gedaagde] heeft de huurauto een jaar gehuurd van ons bedrijf.”.
2.6
De verklaring van B. Franke-Trumpie van 6 november 2019 vermeldt onder meer het volgende:

(…).
In januari 2018 is [gedaagde] naar ons toegekomen dat hij en zijn vrouw maar een auto beschikbaar hadden, en deze door zijn vrouw het meest werd gebruikt. [gedaagde] werkte bij AHI in de buitendienst als verzekeringsadviseur en waarbij eigenvervoer een noodzaak is. Omdat Aruba Happy Realty een bedrijfsauto in het bezit had, en deze niet “full-time” werd gebruikt, is afgesproken met [gedaagde] dat hij deze auto kon huren.
(…).
Afgesproken was dat [gedaagde] vanaf 15 januari 2018 de auto van Aruba Happy Realty zou huren voor een bedrag per maand van Awg. 325,00.”.
2.7 [
gedaagde] heeft krachtens een daartoe gesloten huurovereenkomst vanaf 15 januari 2018 tot en met 31 december 2018 voormelde auto gehuurd van Aruba Happy Realty tegen een maandelijks huur van Afl. 325,-- (hierna: de autohuurovereenkomst). In dat verband heeft [gedaagde] Afl. 3.917,09 aan huur onbetaald gelaten. Die vordering van Aruba Happy Realty op [gedaagde] heeft zij op 28 augustus 2019 bij akte gecedeerd aan Framo, welke akte van cessie op 4 september 2019 bij deurwaarderexploot is betekend aan [gedaagde].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

3.1
Framo vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (zo het begrijpt):
a. [gedaagde] veroordeelt om aan Framo te betalen Afl. 3.917,09 aan achterstallige autohuur over de periode van 15 januari 2018 tot en met 31 december 2018, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf het verschijnen van iedere in voormelde periode gelegen respectieve maandelijkse huurtermijn;
b. [gedaagde] veroordeelt om aan Framo te betalen Afl. 25.000,-- uit hoofde van een niet terugbetaalde geldlening, te vermeerderen met wettelijk rente “
betrekking hebbende op zijn betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de geldleningsovereenkomst”;
c. [gedaagde] veroordeelt om aan Framo te betalen Afl. 25.796,07 uit hoofde van aan [gedaagde] te veel betaalde voorschotten;
d. [gedaagde] veroordeelt om aan Framo te betalen Afl. 2.250,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
e. dan wel in dit geschil enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
f. [gedaagde] veroordeelt in de kosten en nakosten van deze procedure.
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Framo verzochte, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
in reconventie
3.3
Na wijziging van eis verzoekt [gedaagde] om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. “
de litigieuze overeenkomst te vernietigen”;
ii. Framo te veroordelen tot het voldoen van de door [gedaagde] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
iii. “(
meer) subsidiair: de inhoud/gevolgen van de geldleenovereenkomst niet van toepassing te verklaren, omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn”;
iv. Framo veroordeelt in de proceskosten.
3.4
Framo voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [gedaagde] verzochte en tot veroordeling van hem in de kosten en nakosten van de reconventionele procedure.
in conventie en in reconventie
3.5
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

4.1
De aard van de vorderingen in conventie en in reconventie en die van de daaraan door partijen ten gronde gelegde stellingen brengen mee dat die vorderingen en stellingen gelijktijdig kunnen worden besproken.
4.2
Eerst bij gelegenheid van pleidooi heeft [gedaagde] gesteld dat de overeenkomst waar zijn hiervoor onder i. omschreven vordering op ziet de geldleenovereenkomst betreft. In het licht daarvan stelt [gedaagde] verder dat de arbeidsovereenkomst en de autohuurovereenkomst moeten worden aangemerkt als accessoir aan of als sequeel van de geldleningsovereenkomst. Zonder nadere doch ontbrekende heldere uitleg of onderbouwing valt niet in te zien op grond waarvan of waarom de autohuurovereenkomst en arbeidsovereenkomst, die beiden een volstrekt zelfstandig karakter of een zelfstandige betekenis hebben met ieder voor zich volstrekt andere obligatoire verplichtingen dan die volgende uit de geldleenovereenkomst, moeten worden aangemerkt als accessoir aan of als sequeel van die overeenkomst. Dat standpunt van [gedaagde] wordt als zijnde onbegrijpelijk gepasseerd, met als gevolg dat de hiervoor onder i. omschreven vordering slechts en alleen ziet op de geldleningsovereenkomst. Bij dit alles komt overigens dat bedoeld onbegrijpelijk standpunt de facto neerkomt op een wijzing van eis ten tijde van pleidooi, die als zijnde tardief en in strijd met de goede procesorde - de gemachtigden van Framo hebben die eiswijzing immers niet kunnen bespreken met hun cliënt - niet toelaatbaar is. Verder heeft overigens te gelden dat zonder nadere doch ontbrekende heldere uitleg of onderbouwing valt niet in te zien welk belang [gedaagde] heeft bij vernietiging van de arbeidsovereenkomst, nu zijn dienstverband bij of zijn samenwerking met Framo per eind december 2018 is geëindigd.
4.3
Uit de hiervoor onder 2.7 vaststaande omstandigheden volgt dat [gedaagde] Afl. 3.917,09 ten titel van onbetaald gelaten autohuur opeisbaar verschuldigd is aan Framo. Indien en voorzover [gedaagde] zich te dezen beroept op verrekening van enig beweerdelijk bedrag dat Framo aan hem verschuldigd zou zijn heeft te gelden dat de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen en daarom op de voet van artikel 6:136 BW niet in de weg kan staan aan toewijzing van de hiervoor onder a. omschreven vordering van Framo. De op dit onderdeel door Framo verzochte wettelijke rente zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als na te melden.
4.4.1
Vast staat dat Framo Afl. 25.000,-- aan [gedaagde] heeft verstrekt, in welk verband Framo stelt dat dit heeft plaatsgevonden krachtens de hiervoor onder 2.3 vermelde door Framo enerzijds en [gedaagde] en zijn echtgenote anderzijds ondertekende geldleningsovereenkomst van 22 november 2017. Die stelling heeft [gedaagde] naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende onderbouwd bestreden. Op pagina 5 van zijn conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie onder ad 7. stelt [gedaagde] immers zelf dat het voor hem niet moeilijk was de geldleningsovereenkomst te ondertekenen omdat het “
de bedoeling was om de Afl. 25.000,00 te verrekenen met de eerste provisies”, zoals volgens hem ook stond vermeld op de betalingsopdracht van Framo. Uit dit één en ander volgt onmiskenbaar dat [gedaagde] gehouden was het aan hem door Framo verstrekte bedrag ad Afl. 25.000,-- aan Framo (door verrekening met aan hem toekomende provisie) terug te betalen, hetgeen niet anders valt te kwalificeren als geldlening. In het licht van dit één en ander valt zonder nader doch ontbrekende heldere uitleg niet in te zien op grond waarvan de geldleenovereenkomst vernietigbaar zou zijn. De hiervoor onder i. omschreven reconventionele vordering van [gedaagde] zal daarom, als zijnde ongegrond dus, worden afgewezen.
4.4.2
Nu is gesteld noch is gebleken dat voormelde verrekening al dan niet voor het gehele door [gedaagde] van Framo geleende bedrag heeft plaatsgevonden, luidt de slotsom op dit onderdeel dat [gedaagde] ten titel van nakoming Afl. 25.000,-- opeisbaar verschuldigd is aan Framo. Zonder nadere doch ook op dit punt ontbrekende heldere uitleg of onderbouwing valt niet in te zien waarom het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Framo zich beroept op (de inhoud van) de tussen partijen overeengekomen overeenkomst van geldlening. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt verworpen en zijn hiervoor onder iii. omschreven (meer)subsidiaire vordering zal worden afgewezen. Indien en voorzover [gedaagde] zich te dezen beroept op verrekening van enig beweerdelijk bedrag dat Framo aan hem verschuldigd zou zijn heeft ook hier te gelden dat de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen en daarom op de voet van artikel 6:136 BW niet in de weg kan staan aan toewijzing van de hiervoor onder b. omschreven vordering van Framo. De op dit onderdeel door Framo verzochte wettelijke rente zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als na te melden. Hierbij wordt nog overwogen dat de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift in aanmerking wordt genomen als aanvangsdatum voor die rente, omdat onduidelijk is gebleven op welke andere datum de verschuldigdheid van die rente zou moeten aanvangen.
4.5
Framo stelt dat zij Afl. 25.796,07 teveel aan [gedaagde] heeft betaald aan voorschotten op door hem te realiseren provisies. Ook die stelling heeft [gedaagde] niet of onvoldoende bestreden, waardoor vast komt te staan dat Framo dat bedrag onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagde]. In het licht daarvan zal de hiervoor onder c. omschreven vordering van Framo op grond van onverschuldigde betaling worden toegewezen.
4.6
Ter zake van de hiervoor onder d. omschreven vordering van Framo wordt het volgende overwogen. Met Framo is het Gerecht van oordeel dat zij meer buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht dan die waarin artikel 63a Rv voorziet. Framo mocht die werkzaamheden redelijkerwijze verrichten, en het door haar verzochte bedrag aan vergoeding ad. Afl. 2.250,-- is in overeenstemming met het te dezen bepaalde in het Procesreglement, en daarom ook redelijk. De vordering onder d. zal worden toegewezen.
4.7 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten en nakosten van de conventionele procedure gevallen aan de zijde van Framo, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 218,64 =) Afl. 968,64 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 3.750,-- aan salaris voor de gemachtigden (2,5 punten, tarief 6 ad Afl. 1.500,-- per punt), in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [gedaagde] indien en voorzover hij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan het conventionele deel van dit vonnis te voldoen. Hierbij wordt nog overwogen dat wat betreft het gevoerde pleidooi een half punt wordt toegekend aan de procedure in conventie.
4.8
Aan zijn hiervoor onder ii. omschreven vordering legt [gedaagde] kort gezegd de stelling ten grondslag dat Framo ten opzichte van hem onrechtmatig heeft gehandeld door hem gouden bergen voor te spiegelen als hij in de plaats van met Massy zou gaan samenwerken met Framo, terwijl toen [gedaagde] de overstap van Massy naar Framo had gemaakt die gouden bergen er niet bleken te zijn als gevolg waarvan [gedaagde] aanzienlijke schade heeft geleden. Die door Framo gemotiveerd bestreden stelling mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende verificatoire onderbouwing. Met stukken onderbouwd gesteld noch is gebleken met name dat en hoeveel minder precies [gedaagde] in de samenwerking met Framo verdiende ten opzichte van zijn inkomen bij Massy. Dit klemt temeer omdat uit de eigen stellingen van [gedaagde] blijkt dat hij reeds voor aanvang van de samenwerking met Framo, dus reeds ten tijde van zijn samenwerking met Massy, in een zodanige financiële positie verkeerde dat hij niet in staat was om op zijn eigen studieschuld en die van zijn vrouw bij de DUO af te lossen. Daaruit volgt kennelijk dat [gedaagde] bij Massy evenmin gouden bergen toucheerde of realiseerde. Eén en ander brengt met zich dat niet aannemelijk wordt geoordeeld dat [gedaagde] als gevolg van de samenwerking met Framo ten opzichte van zijn inkomen bij Massy schade heeft geleden. Dat brengt met zich dat de hiervoor onder ii. omschreven vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
4.9 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de reconventionele kosten en nakosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Framo, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat ter zake van het gevoerde pleidooi een half punt wordt toegerekend aan de reconventionele procedure, en dat de nakosten in reconventie worden begroot op nihil nu die samenvallen met de toegewezen nakosten in conventie.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
-veroordeelt [gedaagde] om aan Framo te betalen Afl. 3.917,09 aan achterstallige autohuur over de periode van 15 januari 2018 tot en met 31 december 2018, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf het verschijnen van iedere in voormelde periode gelegen respectieve maandelijkse huurtermijn tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] op grond nakoming om aan Framo te betalen Afl. 25.000,--, te vermeerderen met wettelijk rente gerekend vanaf 19 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] om ten titel van onverschuldigde betaling aan Framo te betalen Afl. 25.796,07;
-veroordeelt [gedaagde] om aan Framo te betalen Afl. 2.250,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten en nakosten van deze conventionele procedure, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 4.718,64, in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan vergoeding voor nakosten en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [gedaagde] indien en voorzover hij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd heeft gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen;
in reconventie
-wijst af het door [gedaagde] verzochte;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten en nakosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van Framo, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.125,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 1 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR nr. AUA201904072
Inhoudsindicatie: civiel, verzekeringsmaatschappij, gesloten huurovereenkomst, achterstallige autohuur, geldleningsovereenkomst.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: