ECLI:NL:OGEAA:2021:432

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202101733
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over non-concurrentiebeding tussen ABC Adventures N.V. en [gedaagde]

In deze zaak, die op 8 september 2021 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde ABC Adventures N.V. (hierna: ABC) een verbod op [gedaagde] om binnen 24 maanden na beëindiging van zijn dienstverband als tourgids voor een concurrerend bedrijf te werken. ABC stelde dat [gedaagde] in strijd met een non-concurrentiebeding handelde door voor Fofoti Tours te werken, een concurrent van ABC. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 25 juni 2021 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 juli 2021. Tijdens de zitting werd een reconventionele eis van [gedaagde] niet toegelaten omdat deze niet tijdig was ingediend.

ABC voerde aan dat zij aanzienlijke investeringen had gedaan in de opleiding van [gedaagde] en dat het non-concurrentiebeding noodzakelijk was om haar bedrijfsbelangen te beschermen. [gedaagde] voerde echter aan dat hij niet over vertrouwelijke informatie beschikte die de concurrentiepositie van ABC zou kunnen schaden en dat het non-concurrentiebeding hem onbillijk benadeelde. Het Gerecht oordeelde dat het non-concurrentiebeding in beginsel geldig was, maar dat [gedaagde] in dit geval niet onbillijk benadeeld mocht worden. Het Gerecht concludeerde dat de belangen van [gedaagde] zwaarder wogen dan die van ABC, vooral gezien de omstandigheden van de coronapandemie en het feit dat andere voormalige werknemers van ABC ook voor concurrenten werkten zonder dat ABC actie ondernam.

Uiteindelijk wees het Gerecht de vorderingen van ABC af en veroordeelde ABC in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met non-concurrentiebedingen en de belangen van werknemers in overweging te nemen.

Uitspraak

Vonnis van 8 september 2021
Behorend bij K.G. nr. AUA202101733
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ABC ADVENTURES N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: ABC,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 25 juni 2021;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 30 juli 2021.
1.2
ABC is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, die van [gedaagde] voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Eerst bij aanvang van de mondelinge behandeling van de zaak heeft [gedaagde] een niet eerder aangekondigde reconventionele eis willen instellen. Het daartegen door ABC opgeworpen bezwaar heeft het Gerecht terstond gegrond verklaard, omdat [gedaagde] die reconventionele eis ingevolge artikel 58 in verbinding met artikel 57 van het Procesreglement uiterlijk één werkdag voor de zitting om 14:00 uur had moeten kenbaar maken aan het Gerecht en aan ABC. Door dat niet te doen heeft [gedaagde] de gemachtigde van ABC de gelegenheid ontnomen om die eis (en de gronden daarvan) te bespreken met haar client, hetgeen ontoelaatbaar strijdig is met de goede procesorde. De reconventionele eis van [gedaagde] is om die reden niet toegelaten en terzijde gesteld.
1.4
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
ABC exploiteert een bedrijf dat is gespecialiseerd in excursies en tours met deskundige gidsen voor toeristen in Aruba.
2.3
Krachtens een tussen partijen op 23 november 2017 gesloten arbeidsovereenkomst is [gedaagde] in loondienst getreden van ABC als chauffeur, met daarbij (als counterpart van een ervaren tourgids) een on the job trainingstraject voor de positie van zelfstandig tourgids. Toen bleek dat [gedaagde] binnen dat traject goed op weg was naar zijn promotie als zelfstandige tourgids hebben partijen op enig in 2018 gelegen moment een overeenkomst ondertekend met als kopje “
Confidentiality and Non-Compete Agreement” (hierna: het non-concurrentiebeding). In dat non-concurrentiebeding, waarin met “
Employee” wordt bedoeld [gedaagde] en met “
Company” ABC, staat onder meer het volgende geschreven:
“(…).
Non-Compete
Article 3.
3.1 “
Employee” is not allowed to work with a company, equal, similar or related to “Company” within the insular territory of Aruba, whether or not against payment or wages or compensation, within a period of 24 months after termination of the Employee agreement.
(…).
2.4
De arbeidsrelatie van partijen is geëindigd op 26 september 2020. Begin april 2021 is ABC erachter gekomen dat [gedaagde] als tourgids werkzaam is voor het voor ABC concurrerende bedrijf Fofoti Tours (hierna: de concurrent).
2.5
Bij schrijven van 13 april 2021 en van 12 mei 2021 heeft ABC [gedaagde] gewezen op het non-concurrentiebeding en daarbij heeft ABC aan [gedaagde] aangeboden om zijn positie bij ABC te hervatten. [gedaagde] heeft aan ABC te kennen gegeven dat hij dat aanbod niet aanvaardt en dat hij zijn werkzaamheden bij de concurrent zal voortzetten. Ook ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij zijn werkzaamheden bij ABC niet wenst te hervatten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
ABC vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (zo het begrijpt):
a. [gedaagde] verbiedt om binnen 24 maanden gerekend vanaf 26 september 2020 werkzaamheden als tourgids voor een ander of anderen dan ABC te verrichten;
b. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van ABC een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- per dag dat hij voormeld verbod overtreedt;
c. ten opzichte van het hiervoor onder a. en b. verzochte enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
d. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door ABC verzochte, kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van ABC bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan door ABC ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt verworpen.
4.2
ABC stelt dat het onaanvaardbaar is dat [gedaagde], met betrekking tot wie zij intensief heeft geïnvesteerd in een counterpart trainingstraject dat met zich brengt dat [gedaagde] zich als gids onderscheidt ten opzichte van gidsen van andere bedrijven, zomaar bij de concurrerend als tourgids aan de slag gaat. ABC stelt in dat verband verder dat het non-concurrentiebeding expliciet is opgemaakt in relatie tot die investering in en die positie van [gedaagde]. In het licht van die door [gedaagde] betwiste stellingen wordt het volgende overwogen.
4.3
Niet in geschil is tussen partijen dat [gedaagde] zich binnen de gelederen van ABC vanaf zijn aanvankelijke positie als chauffeur door training on the job in de zin van het meelopen met ervaren collega’s (counterparttraining dus) heeft opgewerkt tot de positie van zelfstandig werkende tourgids. Vóór zijn promotie tot die positie heeft [gedaagde] het non-concurrentiebeding ondertekend. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht is dat beding in beginsel geldig, en dient [gedaagde] dat in beginsel na te komen.
4.4.1
Het tweede lid van artikel 7A:1613v BW bepaalt dat het Gerecht hetzij op vordering van in dit geval [gedaagde] hetzij ingevolge diens daartoe strekkend verweer het non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk teniet kan doen op grond dat in verhouding tot het te beschermen belang van in dit geval ABC [gedaagde] door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Het derde lid van artikel 7A:1613v BW bepaalt dat ABC geen rechten kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding als zij wegens de wijze waarop het dienstverband van [gedaagde] bij ABC jegens [gedaagde] schadeplichtig is geworden.
4.4.2 [
gedaagde] stelt onder randnummer 51. van zijn pleitnota dat (1) de wijze waarop zijn dienstverband bij ABC is geëindigd met zich brengt dat ABC jegens hem schadeplichtig is geworden, en (2) dat ABC daarom op de voet van het hiervoor omschreven derde lid van artikel 7A:1613v BW geen rechten kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding. Die onder (1) omschreven stelling heeft ABC voldoende gemotiveerd bestreden en staat daarom niet vast, terwijl het Gerecht in het licht van dat verweer evenmin grond ziet om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Aldus staat het bepaalde in het derde lid van artikel 7A:1613v BW niet in de weg aan het beroep van ABC op het non-concurrentiebeding.
4.4.3 [
gedaagde] beroept zich onder randnummer 49. van zijn pleitnota op het bepaalde in het hiervoor omschreven tweede lid van artikel 7A:1613v BW. [gedaagde] stelt daartoe onder meer
dat hij uit hoofde van zijn functie bij ABC niet op de hoogte was/is van specifieke bedrijfsgegevens en/of vertrouwelijke en strategische informatie van ABC, en dat hij geen toegang had bij ABC tot essentiële en vertrouwelijke bedrijfsinformatie waarmee hij de concurrentiepositie van ABC zou kunnen schaden of beïnvloeden. [gedaagde] heeft verder gesteld dat hij niet beschikte over informatie omtrent de “
operations” van ABC en/of haar cliënten. Die stellingen heeft ABC niet of onvoldoende bestreden waardoor ze vast komen te staan. Verder heeft [gedaagde] met stukken onderbouwd gesteld dat hij reeds over vaardigheden met betrekking tot “Safety Procedures” en EHBO (inclusief AED) beschikte voordat hij in dienst trad van ABC, en dat hij wat onder meer dat betreft – anders dan ABC stelt – niets heeft kunnen en niets hoefde te leren bij ABC. Ook die stelling heeft ABC niet of onvoldoende bestreden, waardoor ook die vast komt te staan. Verder oordeelt het Gerecht het mede in het licht van de door partijen opgeworpen stellingen voorshands aannemelijk dat (1) niet valt te verwachten dat partijen nog op vruchtbare wijze kunnen samenwerken, en (2) dat in verband met de nog steeds en alsmaar aanhoudende coronapandemie vaste banen als die van [gedaagde] bij Fofoti Tours in Aruba niet bepaald voor het oprapen liggen. In het licht van dit alles volgt het Gerecht [gedaagde] voorshands in zijn standpunt dat hij door het non-concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van ABC onbillijk wordt benadeeld.
4.5
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat het beroep van [gedaagde] op het bepaalde in het hiervoor omschreven tweede lid van artikel 7A:1613v BW slaagt, en dat het non-concurrentiebeding teniet is gegaan op in elk geval het moment van indiensttreding van [gedaagde] bij Fofoti Tours. Dat betekent dat de thans door ABC verzochte voorziening moet worden geweigerd. Hierbij wordt nog overwogen dat het onder c. verzochte wordt afgewezen als zijnde vaag en onbepaald.
4.6
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van het ABC bij toewijzing van het door haar verzochte ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan. Dit temeer omdat [gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat gelijktijdig met hem nog 11 thans voormalige werknemers van ABC hetzelfde non-concurrentiebeding als dat van hem ondertekend die allen voor een concurrent van ABC of zelfs als concurrent van ABC zijn gaan werken terwijl ABC tegen hen geen actie heeft ondernomen. Dit verder temeer omdat het op de weg van ABC had gelegen om in het licht van haar beweerdelijke investering ad Afl. 15.000,-- in [gedaagde] om te komen tot de positie van zelfstandig tourgids voordien met [gedaagde] overeen te komen dat hij gehouden zou zijn om dat bedrag aan ABC te betalen als hij binnen een door partijen afgesproken periode zou vertrekken bij ABC.
4.7
ABC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door ABC verzochte;
-veroordeelt ABC in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 8 september 2021
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: KG nr. AUA202101733
Inhoudsindicatie: civiel, non-concurrentiebeding, onbillijk benadeeld, essentiële en vertrouwelijke bedrijfsinformatie.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: