In deze zaak, die diende als kort geding, vorderden de eisers, bestaande uit broers en zussen, dat het Gerecht hen machtigde om een notariële akte tot levering van een perceel onroerend goed aan een derde partij, Punto di Oro, te ondertekenen. Dit perceel was het onderwerp van een eerdere uitspraak van het Hof, waarin de verdeling van het erfgoed van hun overleden ouders werd geregeld. De eisers stelden dat de gedaagde, een van de erfgenamen, weigerde de akte te ondertekenen, ondanks de onherroepelijke uitspraak van het Hof. De gedaagde voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen van de eisers, maar het Gerecht oordeelde dat er geen feiten waren die de weigering van de gedaagde konden onderbouwen. Het Gerecht oordeelde dat de eisers een spoedeisend belang hadden bij hun vordering, gezien de eerdere uitspraak van het Hof en de weigering van de gedaagde om mee te werken aan de uitvoering daarvan. Het Gerecht verleende de gevraagde machtiging aan eiseres sub 5 om de akte te ondertekenen en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 16 juni 2021.