ECLI:NL:OGEAA:2021:455

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202001185
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening en de afwijzing van de vorderingen

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Fredco Electrical Technical Company N.V. (hierna: Fredco) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van Afl. 10.000,- dat Fredco stelt te vorderen op basis van een overeenkomst van geldlening die in december 2019 is gesloten. De gedaagde heeft in januari 2020 een akte ondertekend waarin zij zich verbond om een bedrag van Afl. 36.000,- op 20 januari 2020 af te lossen, en het restant in maandelijkse termijnen te betalen. Fredco heeft gesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen en heeft daarom de vordering ingesteld.

De procedure is gestart met een verzoekschrift op 11 mei 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Tijdens de zitting heeft Fredco haar vordering toegelicht, terwijl de gedaagde verweer heeft gevoerd en heeft betwist dat zij enige bedragen verschuldigd is. De gedaagde heeft aangevoerd dat zij al een bedrag van Afl. 54.750,- heeft betaald, en dat Fredco een deelbetaling van Afl. 10.000,- heeft geretourneerd.

Na beoordeling van de feiten en de overgelegde stukken, waaronder een bankafschrift, heeft het Gerecht geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedaagde tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen. De vordering van Fredco tot betaling van Afl. 10.000,- is afgewezen, evenals de vorderingen tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de gedaagde de proceskosten reeds heeft voldaan, waardoor ook deze vordering is afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 22 september 2021 door rechter J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 22 september 2021
Behorend bij A.R. nr. AUA202001185
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
FREDCO ELECTRICAL TECHNICAL COMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Fredco,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba, te [Adres],
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 11 mei 2020;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 27 augustus 2020;
- de conclusie van repliek, met producties, ingediend op 28 oktober 2020;
- de conclusie van dupliek, ingediend op 13 januari 2021.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben een overeenkomst van geldlening gesloten (hierna: de geldlening) op grond waarvan Fredco in december 2019 gelden aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld (verzoekschrift, prod. 2).
2.2., Op 13 januari 2020 hebben partijen een onderhandse akte ondertekend, waarin [gedaagde] zich verbindt om op 20 januari 2020 een bedrag van Afl. 36.000,- aan Fredco af te lossen en om het restant van Afl. 18.750,- in acht maandelijkse betalingen, beginnende op 28 februari 2020, van elk Afl. 2.343,75 aan Fredco af te lissen. Het totaal door [gedaagde] aan Fredco terug te betalen bedrag bedraagt Afl. 54.750,-.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Fredco vordert dat het Gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en na vermindering van eis, [gedaagde] veroordeelt om Afl. 10.000,- aan Fredco te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum indiening van het verzoekschrift, alsmede vermeerderd met 15% incassokosten en met veroordeling van Fredco tot betaling van de proceskoten.
3.2 [
Gedaagde] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] gehouden is de gevorderde hoofdsom, de gevorderde rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de overige kosten te voldoen.
4.2
Fredco grondt de vordering erop dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst d.d. 13 januari 2020.
4.3 [
Gedaagde] betwist dat zij enig bedrag verschuldigd is aan Fredco. [Gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat zij ter aflossing van de geldlening in totaal een bedrag van Afl. 54.750,- (hoofdsom) en een bedrag van Afl. 2.266,- (750,- aan griffierechten, Afl. 250,- aan oproepingskosten, Afl. 16,- aan zegelkosten en Afl. 1.250,- aan gemachtigdensalaris) bevrijdend heeft betaald aan Fredco. Fredco heeft dit verweer betwist. Zij stelt dat [gedaagde] in strijd met de afspraken op 28 april 2020 een deelbetaling heeft gedaan van Afl. 10.000,00, en dat zij dit bedrag heeft geretourneerd aan [gedaagde], omdat Fredco niet verplicht is een deelbetaling te ontvangen. Fredco verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar een bankafschrift zoals overgelegd in de conclusie van repliek als productie a (hierna: de bankafschrift). [Gedaagde] heeft deze stellingen van Fredco betwist.
4.4
Naar het oordeel van het Gerecht slaagt het verweer van [gedaagde]. Anders dan Fredco stelt, blijkt uit de bankafschrift dat onder “
Credit Amount (Deposit)”, zijnde binnenkomende bedragen, op 28 april een bedrag van Afl. 10.000,- staat opgenomen. Zoals [gedaagde] terecht stelt staat dit bedrag niet opgenomen onder “
Debit Amount (withdrawel)”, zijnde de uitgaande bedragen. Uit dit bankafschrift blijkt ook overigens niet dat een bedrag van Afl. 10.000,- is geretourneerd.
4.5
De conclusie luidt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst tot geldlening. De vordering van Fredco tot betaling van Afl. 10.000,- zal worden afgewezen. Om die reden zal ook de gevorderde wettelijke rente worden afgewezen.
4.6 [
Gedaagde] betwist dat zij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Fredco heeft zich bij conclusie van dupliek gerefereerd naar het oordeel van het Gerecht. Uit de door Fredco overgelegde stukken blijkt niet dat Fredco daadwerkelijke kosten heeft gemaakt om betaling buiten rechte te verkrijgen voordat [gedaagde] tot betaling was overgegaan. Het e-mailbericht van 23 juli 2020 van de gemachtigde van Fredco aan [gedaagde] maakt dat niet anders, nu dit e-mailbericht dateert van na indiening van het verzoekschrift. De vordering tot betaling van die kosten zal om die reden worden afgewezen.
4.7
Nu [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat zij de proceskosten reeds aan Fredco heeft voldaan, nadat zij daartoe bij e-mail van 23 juli 2020 van de gemachtigde van Fredco was gesommeerd, zullen ook de gevorderde proceskosten worden afgewezen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 22 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.