ECLI:NL:OGEAA:2021:459

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202101935
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding

In deze zaak, die op 22 september 2021 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, ontruiming van een gehuurd pand door de gedaagde. De gedaagde had sinds september 2020 geen huur meer betaald, wat resulteerde in een huurachterstand van Afl. 16.500,--. De eiseres had de gedaagde meerdere keren gesommeerd om de achterstand te betalen, maar de gedaagde had geen betalingen verricht en ook geen gehoor gegeven aan de verzoeken om een betalingsregeling. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar stelde dat deze was ontstaan door de gevolgen van de Covid-19 pandemie.

Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de eiseres, gezien de aanzienlijke huurachterstand. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar gaf de gedaagde een termijn van vier weken om het pand te verlaten. Tevens werd bepaald dat de ontruiming niet uitgevoerd mocht worden zolang er noodvrijheidsbeperkende maatregelen van kracht waren in Aruba. De gedaagde werd verder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechter de gedaagde in het ongelijk stelde en de vorderingen van de eiseres grotendeels toewijsde.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 22 september 2021
Behorend bij AUA202101935 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiseres]
te Aruba,
EISERES, hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift;
- de pleitnota van [eiseres];
- de mondelinge behandeling van de zaak op 22 september 2021.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
gedaagde] huurt vanaf 31 december 2015 van [eiseres] het onroerend goed plaatselijk bekend als [adres onroerend goed], in Aruba, tegen een huurprijs van Afl. 1.500, -- per maand (hierna: het gehuurde), zulks op grond van een huurovereenkomst van 30 december 2015.
2.2
Bij brief van 15 maart 2021 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om binnen 14 dagen de huurachterstand ad Afl. 10.500, --, zijnde de huurpenningen vanaf de maand september 2020, te betalen.
2.3 [
gedaagde] heeft bij brief van 30 april 2021 erkend dat hij het bedrag van Afl. 10.500,-- aan [eiseres] verschuldigd is en heeft bij diezelfde brief aangeboden om vanaf de maand mei 2021 maandelijks het bedrag van Afl. 2.000,-- aan [eiseres] te betalen, zijnde het bedrag van Afl. 1.500,-- aan huur en Afl. 500,-- aan achterstallige huurpenningen, totdat de huurachterstand volledig is voldaan.
2.4 [
eiseres] heeft bij brief van 14 mei 2021 het door [gedaagde] gedane aanbod afgewezen en heeft bij diezelfde brief een tegenvoorstel gedaan, inhoudende dat [gedaagde] per maand het bedrag van Afl. 2.200,-- dient te voldoen, zijnde het bedrag van Afl. 1.500,-- aan huur en Afl. 700,-- aan achterstallige huurpenningen, totdat de huurachterstand volledig is betaald.
2.5 [
gedaagde] heeft [eiseres] bij brief van 23 mei 2021 verzocht hem een korting op de huurprijs te verlenen, zodat hij aan het door [eiseres] verzochte - zoals weergegeven in punt 2.4 - kan voldoen.
2.6 [
eiseres] heeft bij brief van 15 juni 2021 hetgeen [gedaagde] hierboven in punt 2.5 heeft verzocht, afgewezen. Verder heeft [eiseres] [gedaagde] medegedeeld geen vertrouwen meer in hem te hebben om tot een betalingsregeling te komen. [eiseres] heeft [gedaagde] erop gewezen dat [gedaagde] sinds de brief van 15 maart 2021 geen enkele betaling heeft gedaan, waardoor het opgebouwde schuld tot op dat moment is opgelopen tot het bedrag van Afl. 13.500,--. [eiseres] heeft [gedaagde] gesommeerd om binnen 14 dagen de huurachterstand van bedoeld bedrag te betalen.
2.7 [
gedaagde] heeft op voornoemd schrijven van [eiseres] niet meer gereageerd en heeft de huurpenningen sinds de maand september 2020 onbetaald gelaten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht, bij vonnis in kort geding en uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [gedaagde] beveelt om het gehuurde onmiddellijk, na betekening van deze uitspraak te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en alle aan hem toebehorende goederen, voor zover deze laatste eigendom is van [gedaagde], inclusief de op het erf staande containers en afvalstoffen en goederen, en het gehuurde met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalaat aan dit bevel te voldoen;
b) [eiseres] machtigt om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke blijft, desnoods met behulp van de sterke arm, althans een zodanige voorziening treft die het Gerecht in goede justitie redelijk en billijk acht;
c) [gedaagde] veroordeelt tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling aan [eiseres] van het verschuldigde bedrag aan huurpenningen tot en met 22 juli 2021 ad Afl. 16.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening;
d) [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de nog te verschijnen huurtermijnen vanaf augustus 2021 ad Afl. 1.500,--;
e) [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, onder meer bestaande uit de oproepkosten van [eiseres], juridische kosten ad Afl. 714,--, alsmede deurwaarderskosten en griffiekosten.
3.2 [
eiseres] grondt zijn vordering erop dat [gedaagde] een achterstand heeft in de betaling van de huur die hij uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst verschuldigd is, waardoor ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is.
3.3 [
gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand, nu hij - vanwege de uitbraak in Aruba van Covid-19 - sinds augustus 2020 geen huurpenningen meer heeft kunnen betalen. [gedaagde] heeft tot twee keer toe aan [eiseres] een betalingsregeling voorgesteld, maar [eiseres] heeft beide aanbiedingen afgewezen. Het is dan ook de schuld van [eiseres] dat [gedaagde] aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst niet kan voldoen.
3.4
Het gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
In deze op een spoedbeslissing gerichte procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde stellingen, zonder nader onderzoek en bewijslevering, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
Vast staat dat er sprake is van een huurachterstand. [eiseres] heeft ter zitting onbetwist gesteld dat [gedaagde] de huur over de maanden september 2020 tot en met augustus 2021 volledig onbetaald heeft gelaten.
4.4
De ernst en omvang van die wanprestatie, te weten een jaar aan huurachterstand, brengen mee dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de ontruimingsvordering van [eiseres] wordt toegewezen. De ontruimingsvordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat op grond van redelijkheid en billijkheid aan [gedaagde] een ontruimingstermijn van vier weken zal worden gegund.
4.5
Het Gerecht zal verder bepalen dat de titel tot ontruiming van het gehuurde niet ten uitvoer mag worden gelegd gedurende een periode dat er van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’). De omstandigheid dat de hiervoor bedoelde maatregelen (die aan ontruiming in de weg staan) gelden, brengt op zichzelf niet mee dat de door het Gerecht gestelde termijn van ontruiming niet doorloopt.
4.6
Voor wat betreft het deel van het verzoek om aan [eiseres] machtiging te verlenen om de ontruiming zelf te bewerkstelligen indien [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, dan wel met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen, overweegt het gerecht als volgt.
Uit het eerste lid van artikel 556 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Arubavolgt dat [eiseres] de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eiseres] heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. In het licht daarvan heeft [eiseres] derhalve geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder wordt betekend aan [gedaagde], en dat aan [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Arubabevel wordt gedaan om binnen veertien dagen (na ommekomst van de aan hem bij dit vonnis gegunde ontruimingstermijn dus) te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba, waarin artikel 444 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Arubavan overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen, dan kan hij op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiseres] gevorderde moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiseres] verzochte voorziening zal worden afgewezen. Ook de door [eiseres] gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen, nu het Gerecht gelet op het bovenstaande van oordeel is dat zij daarbij geen belang heeft.
4.7
Nu [eiseres] onbetwist heeft gesteld - hetgeen [gedaagde] overigens heeft erkend - dat de huurachterstand tot en met juli 2021 het bedrag van Afl. 16.500,-- bedraagt, zal het Gerecht [gedaagde] veroordelen om bedoeld bedrag aan achterstallige huurpenningen aan [eiseres] te betalen. De door [eiseres] verzochte wettelijke rente over achterstallig huurpenningen zal, als zijnde onbestreden, worden toegewezen als na te melden. Verder zal het huurbedrag van Afl. 1.500,-- voor iedere maand, of evenredig gedeelte daarvan, dat [gedaagde] vanaf augustus 2021 tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming in het gehuurde verblijft, worden toegewezen. De door [eiseres] gevorderde oproepkosten en juridische kosten ad Afl. 714,-- zal worden afgewezen, nu het Gerecht niet kan vaststellen dat zij onder de kosten van artikel 61 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Arubavallen en zij zich, zonder nadere toelichting door [eiseres], niet lenen voor een begroting.
4.8 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. Afl. 229,24 aan verschotten, Afl. 450,-- aan griffierechten en Afl. 1.000,-- aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht in kort geding:
5.1
beveelt [gedaagde] om binnen vier (4) weken na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen te [adres onroerend goed] in Aruba te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en alle aan hem toebehorende goederen, voor zover deze laatste eigendom is van [gedaagde], inclusief de op het erf staande containers en afvalstoffen en goederen, en het gehuurde met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen
5.2
bepaalt dat voormelde ontruimingstitel niet ten uitvoer mag worden gelegd en niet door [gedaagde] nageleefd hoeft te worden indien en voor zover er in Aruba van overheidswege in het kader van de volksgezondheid noodvrijheidsbeperkende maatregelen gelden in de zin van ‘shelter in place’ en/of een avondklok (‘toque de keda’);
5.3
veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de achterstallige huurpenningen tot en met juli 2021, zijnde een bedrag van Afl. 16.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens gerekend vanaf de onderscheidenlijke dagen der opeisbaarheid van het die huurbedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het bedrag van Afl. 1.500,-- voor iedere maand, of evenredig gedeelte daarvan, dat [gedaagde] vanaf augustus 2021 tot aan de dag van de daadwerkelijke ontruiming in het gehuurde verblijft;
5.5
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. Afl. 229,24 aan verschotten, Afl. 450,- aan griffierechten en Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 22 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.