Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 12 augustus 2021;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 2 september 2021.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser verzocht om opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door gedaagde was gelegd. Het beslag was gelegd ter zekerheid van een vermeende vordering van gedaagde op eiser, die dateert uit een leningsovereenkomst. Eiser stelde dat er sinds 2013 geen proceshandelingen meer waren verricht in de bodemprocedure, wat volgens hem leidde tot verjaring en rechtsverwerking van de vordering van gedaagde. Gedaagde betwistte dit en gaf aan de bodemprocedure alsnog te willen voortzetten.
De rechter overwoog dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat het door gedaagde ingeroepen recht ondeugdelijk of onnodig was. De rechter concludeerde dat de bodemprocedure nog niet was geëindigd en dat de stelling van eiser over verjaring niet voldoende onderbouwd was. Ook de stelling van rechtsverwerking werd verworpen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dat zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk oordeelde de rechter dat het belang van eiser bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van gedaagde bij handhaving ervan, vooral omdat gedaagde niet had aangetoond dat zij zich actief inzette voor haar vordering. De rechter gaf gedaagde een termijn van drie maanden om de bodemprocedure opnieuw op de rol te plaatsen, anders zou het beslag worden opgeheven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.